AchtergrondCD-recensies

Discografie: Die Frau ohne Schatten

Die Frau ohne Schatten geldt als één van de moeilijkste opera’s van Richard Strauss. In het verleden zetten diverse grote maestro’s hun tanden in het stuk, waaronder Solti, Böhm en Karajan. Basia Jaworski zet vijf geslaagde opnamen op een rij.

Er wordt gezegd dat ‘De vrouw zonder schaduw’ een soort remake van Die Zauberflöte is. Daar zit wat in, want ook in dit (moralistische) sprookje worden de hoofdpersonen aan de verschrikkelijkste beproevingen onderworpen, die, mits goed doorstaan, een (beter) mens van je maken.

Je kan er eveneens een ‘Pelléas-achtige’ symboliek in ontdekken en ook Das Rheingold en Siegfried zijn nergens ver weg. Maar voornamelijk is deze opera, simpel gezegd, een soort apotheose van een met (zeer) veel kinderen verrijkt huwelijksleven.

FROSCH, zoals de opera in de wandelgangen wordt genoemd, geldt als de moeilijkst te bezetten opera van Strauss – één van de redenen waarom hij bijna altijd wordt gecoupeerd. Jammer vind ik dat. Zeker als er er in het ‘melodrama’ (de uitbarsting van de Keizerin als ze zich realiseert dat de Keizer al bijna helemaal is versteend) wordt geknipt. Dat vind ik samen met het begin van de derde akte nou één van de spannendste en de meest dramatische momenten in de opera.

Solti, 1992 (Decca 0714259)
In 1992 dirigeerde Solti in Salzburg een helemaal complete uitvoering van het werk. De regie van Götz Friedrich werd toen bijzonder sterk gevonden, maar ik vind het niet helemaal bevredigend. De mis-en-scène is zonder meer voortreffelijk, maar in de personenregie schiet hij tekort, waardoor de zangers een beetje onbeholpen van hot naar her hollen.

Het mooi vormgegeven bühnebeeld is fraai, met zeer minimalistische maar realistische decors, maar de kostuums zijn soms een beetje bizar. Er wordt veel gebruikgemaakt van stroboscoopverlichting, wat in combinatie met heftige muziekpassages nogal gewelddadig kan overkomen.

Cheryl Studer is een droom van een Keizerin. Haar stem, met een zeer herkenbaar timbre en prachtige hoogte, is zwevend, bijna transparant, onschuldig en erotisch tegelijk. Thomas Moser is een aantrekkelijke Keizer, al is hij wellicht een tikkeltje te licht voor zijn rol, wat hem af en toe ademnood en geperste noten bezorgt. Maar hij zingt prima.

Robert Hale (Barak) was toen al uitgezongen, nog geen 50 jaar oud. Jammer, want zijn portrettering is zeer charismatisch. Eva Marton doet pijn aan je oren, maar is zo betrokken, dat je het haar vergeeft. Haar wanhoopsaria aan het begin van de derde akte is ontroerend en bezorgt je kippenvel.

De erepalm gaat echter naar Marjana Lipovšek, die een werkelijk fenomenale Amme neerzet. Wat die vrouw aan kleurnuancen tot haar beschikking heeft en hoe ze met haar (zeer warme) mezzo omgaat, grenst aan het onmogelijke. Daarbij is ze ook een begenadigd actrice, ik kon mijn ogen niet van haar afhouden.

Sawallisch, 1992 (TDK DVWW-OPFROS of Arthaus Musik 107245)
Een half jaar later werd FROSCH gepresenteerd in Japan. Het was de allereerste keer dat de opera daar werd uitgevoerd en de verwachtingen waren dan hooggespannen. De productie lag in handen van een geheel Japans team, aangevoerd door Ennosuke Ichikawa, een beroemd regisseur en toneelspeler ìn het kabuki-theater.

Wat hij en zijn collega’s doen, is betoverend. FROSCH laat zich wonderbaarlijk vertalen naar de regels van kabuki. Sterker nog, het stuk wint aan geloofwaardigheid en spanning. Lipovšek is hier nog gemener, nog kwaadaardiger dan bij Solti. Haar bewegingen zijn nu kleiner en meer ingetogen waardoor ze, merkwaardig genoeg, aan zeggingskracht winnen en ze nog meer met haar stem kan doen.

Peter Seiffert is een excellente Keizer. Zijn stem is rijk, elegant, warm, gevoelig en buigzaam. En al zijn hoge noten klinken als een klok. Jammer genoeg is de Keizerin niet van hetzelfde niveau. Luana DeVol intoneert ruim, haar sopraan klinkt schril en is totaal verstookt van lyriek (waarom hebben ze Studer niet meegenomen?). Ze is wel een zeer overtuigende actrice.

Alan Titus en Janis Martin zijn misschien een tikkeltje minder intensief dan Hale en Marton bij Solti, maar hun stemmen klinken veel aangenamer. En acteren kunnen ze ook! Bovendien oogt Martin zeer aantrekkelijk, hetgeen niet onbelangrijk is voor die rol.

Het orkest onder leiding van Wolfgang Sawallisch vind ik nog mooier dan bij Solti. Sprookjesachtiger, doorzichtiger ook, en zwoeler… Een waarlijk fenomenale productie.

Böhm, 1955 (Orfeo D’Or 668053)
De allereerste registratie van de opera dateert uit 1955. Hij werd in Wenen live opgenomen, en is door het team van Orfeo verbazingwekkend goed opgepoetst.

Leonie Rysanek is de allerbeste Keizerin die ik ooit heb gehoord. Ze durft risico’s te nemen en voert haar prachtige, lyrische sopraan tegen de grenzen van het onmogelijke. Met die rol heeft ze toen een norm gezet waar niet makkelijk aan te tippen valt.

Hans Hopf (Keizer) heeft een soort heroïsche manier van zingen waar ik niet echt van houd, maar ik kan me voorstellen dat hij door veel liefhebbers als een ideaalbezetting wordt beschouwd. Kwestie van smaak, zou ik zeggen.

Elisabeth Höngen is een vileine Amme en Christel Glotz een indrukwekkende, hoewel niet altijd zuiver intonerende Färberin. Böhm dirigeert zeer liefdevol.

Karajan, 1964 (DG 4576782)
In 1964 dirigeerde Karajan ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van Strauss een zeer bevlogen FROSCH in de Wiener Staatsoper. De bezetting van de Färberin door Christa Ludwig is niet echt idiomatisch, maar ze haalt ze wel, de hoge noten, en haar lezing van de rol is op zijn minst zeer indrukwekkend.

Qua stemschoonheid is Walter Berry (toen ook in het echt haar man) wellicht de mooiste Barak. Helaas valt Jess Thomas (Keizer) me een beetje tegen. Rysanek herhaalt haar magnifieke lezing van de Keizerin. Nog intenser, nog meer met de rol vergroeid.

De luxueuze bezetting van de kleine rollen door Fritz Wunderlich (de Jüngeling) en Lucia Popp (o.a. Falke), maakt de opname nog aantrekkelijker. Karajan dirigeert zoals we van hem gewend zijn: narcistisch, maar o zo imponerend en met veel gevoel voor nuances.

Solti, 1987-1990 (Decca 4362432)
U kunt tot slot niet om Solti’s studioregistratie (hij heeft er drie jaar over gedaan, van 1987-1990) heen. Alleen al omdat hij elke noot die door Strauss is geschreven, heeft opgenomen.

De bezetting van de Keizer door Plácido Domingo werd toen door de vele ‘puristen’ als een aanslag op het werk beschouwd. Onterecht. Zijn stem is in alle opzichten ideaal voor die rol en met zijn muzikaliteit, de kleuren in zijn stem en zijn meer dan gewone stemacteertalent zet hij een zeer humane en kwetsbare Keizer neer.

Julia Varady is, wat mij betreft, samen met Studer de beste Keizerin na Rysanek. Wat een stem en wat een voordracht! Hildegard Behrens is een verscheurde Färberin. Haar volledige identificatie met de rol is grenzeloos.

Vorig artikel

Breedt en Strobos vervangen Kožená bij DNO

Volgend artikel

Verdi-kanonnen maken drama in bioscoop

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

4Reacties

  1. Gerard
    29 april 2011 at 23:10

    Mijn eerste ervaring met deze fantastische opera (toch wel een van zijn beste, ik lever de ‘babbel’opera’s Capriccio, Intermezzo er graag voor in) is een live opname uit 1977 op DGG door de Weense Staatsopera olv de geweldige Karl Bohm, met Birgit Nilsson, James King, en weer Rysanek, inderdaad ongeevenaard als Kaiserin (en naar ik meen Elisabeth Hongen). Ook al was Nilsson toen iets te rijp voor de rol, haar stem was nog steeds intact en ze gooide die hoge noten eruit op een manier waarbij ik al van het terugdenken alleen al kippevel krijg. Ik heb heel veel naar deze uitvoering geluisterd. Live heb de opera in een Varamatinee onder Edo de Waart gehoord, met James King zelfs, die op leeftijd was, maar de partij nog perfect aan kon. in 1992 bij DNO in de Kupfer enscenering olv Haenchen, evenals die onder Marc Albrecht in 2008 (tjee..toch best wel vaak live gehoord, als ik t even naga)

  2. Basia Jaworski
    29 april 2011 at 23:17

    De DNO productie uit 2008 was _weergaloos_.
    Alles klopte – de regie, het orkest, de dirigent en de zangers.
    Kupfer (1992) vond ik maar matig.

  3. Gerard
    29 april 2011 at 23:20

    @basia: Van Kupfer kan ik me alleen een ronddraaiende pyramide herinneren van plexiglas (maar hij had ‘iets’ met dat materiaal)

  4. Basia Jaworski
    30 april 2011 at 08:41

    Precies. Je werd er behoorlijk “draaierig” van. Bovendien maakte het “ding” behoorlijk veel lawaai.
    Nee, geef mij maar Homoki.
    Of de prachtige Kabuki-theater