Achtergrond

Hoofdredactioneel: Het levendige lied

Het is nog maar een kwestie van tijd. Wat ik lang als tuttig en een tikje saai beschouwde, begint me steeds beter te bevallen. De liedkunst in de klassieke muziek heeft kanten die een avondje luisteren interessant maken. Al kan het moderner.

Op weg naar een liederenavond in de Kleine Zaal van het Concertgebouw of in het Muziekgebouw aan ’t IJ bekruipt me soms het gevoel bij een merkwaardige minderheid te behoren. Hoeveel mensen hebben er tijd, laat staan geld voor over om een avond lang in een muisstille zaal te luisteren naar een mevrouw of meneer die, met een hand op de vleugel, liederen zingt die enigszins ouderwets aandoen? Afgelopen zaterdag zag ik bij Anne Schwanewilms weer wat de kwaliteit van die traditie is.

De liederen gaan weliswaar over universele thema’s als liefde, leven en dood, maar woordkeus en toonzetting zijn doorgaans niet die van het hedendaags tijdsgewricht. Het gebeurt ongetwijfeld ook in deze tijd: een jongen treft een meisje en dat meisje denkt aan de liefde, terwijl haar moeder, die zich afvraagt wanneer haar dochter eens op eigen benen gaat staan en het ouderlijk huis verlaat, denkt aan trouwen.

Das Mädchen sprach von Liebe,
Die Mutter gar von Eh’

Zo staat het in de tekst van Schuberts Winterreise en met de muziek erbij doet dat muzikaal wel een beetje gedateerd aan.

De liederenavond doet me soms denken aan de tour-de-chant. Die aan het Franse chanson ontleende vorm, waarin een cabaret-achtige meneer of mevrouw een avond lang liedjes zingt met Betekenis en soms zelfs met een Boodschap, bestaat nog volop. Allang zingt iemand een avond niet meer vol met door Ernst van Altena vertaalde Brel-chansons. Er wordt op maat geschreven na lange gesprekken tussen vocalist en schrijver.

In een tour-de-chant zat een rode draad en er werd goed nagedacht over de opbouw daarvan. Het moest om te lachen zijn en soms ontroeren. Ik herinner me een tussenzin in een verhaal van de zangeres Adèle Bloemendaal, waarmee ze een lied over haar prille jeugd inleidde. Ze vertelde over hoe ze als piepjong meisje gefascineerd en in volle onwetendheid naar de binnentrekkende Duitse soldaten keek aan het begin van de oorlog. ‘Ik was de jongste moffenhoer van Nederland.’

Het klassieke lied lijkt geen verbindende teksten te verdragen, al wordt er merkbaar wel nagedacht over een opbouw, op basis van de sfeer en de muziek. Sommige componisten schreven cycli van liederen, zoals Schubert in de Winterreise, waarmee de volgorde meteen vastligt. Bij Mahler is het weer anders, het is aan de zanger(es) zelf om te bepalen hoe de vijf liederen van de Rückert-cyclus aan elkaar worden geregen. Al leiden tekst en sfeer van ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’ wel tot de voor de hand liggende keuze met die spirituele tekst het blokje af te sluiten.

Ich bin gestorben dem Weltgetümmel,
Und ruh’ in einem stillen Gebiet!
Ich leb’ allein in meinem Himmel,
In meinem Lieben, in meinem Lied!

Het is ernstig verboden om bij een liederenavond tussendoor te applaudisseren. Gebruikelijk is om dat per geprogrammeerd blokje te doen, dus je mag klappen na de drie Schubert-liederen en dan weer als er vier van Hugo Wolf zijn geweest. Na elk blokje verlaten solist en begeleider het podium, om vrij snel weer terug te komen, lichte verwondering veinzend over het gulle welkomstapplaus.

Bij de recital van Anne Schwanewilms, afgelopen zaterdag, viel me op hoe geforceerd dat klap-taboe soms is. De zangeres werkt toe naar een climax, die pianist doet zijn best voor een dramatisch einde, en dan is er de applausreflex. Die wordt in de zaal gesmoord, vooral door de dames, met kreetjes, hijgjes en kreuntjes.

Praten, iets uitleggen, inleiden of toelichten, het komt een enkele keer voor, maar een liederenavond van een grote ster voltrekt zich doorgaans in stilte op dat punt. Hooguit wordt de toegift even genoemd. Geen zangeres of zanger bezondigt zich aan het dweperig melden dat het ‘nice is to be in Amsterdam’ of andere ontboezemingen.

Natuurlijk, juist dat klassieke, zelfs wat tuttige karakter van de liederenavond heeft zijn charme. Maar met wat innovaties zou het nog mooier, effectiever en levendiger kunnen. Een meer theatrale benadering, met een natuurijker interactie tussen zanger, begeleider en publiek. En beter licht, ook dat zou schelen. Anne Schwanewilms had afgelopen zaterdag haar mooiste jurk uit de kast getrokken, dat was duidelijk, maar haar ogen kregen echt te weinig licht.

Ik pleit voor een auto-cue voor zangers die een partituur nodig hebben. Dan brengen ze hun teksten met meer kans op oogcontact met de zaal. En als ik toch bezig ben: welke zaal gaat eens serieus op zoek naar papier voor tekstboekjes dat niet kraakt en knispert?

Het Hoofdredactioneel Commentaar is deze week geschreven door François van den Anker.

Vorig artikel

Opera Zuid yin-yangt zich door Zauberflöte

Volgend artikel

Ariodante ook zonder DiDonato formidabel

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

8Reacties

  1. Gerard
    6 maart 2012 at 17:04

    Echt, een artikel naar mijn hart, ik denk er precies zo over, dat klaptaboe alleen al, en dat ontbreken van verbindende teksten/praatjes. Daarmee kan je je band met je publiek echt versterker en voel je je echt betrokken, dan kan er iets moois gebeuren. Liederenrecitals zijn door die belachelijke conventies dikwijls en helaas een wat afstandelijke gebeurtenissen, hoe mooi de zanger of zangeres ook zingt en hoe mooi de pianist ook begeleidt, het zou zoveel levendiger kunnen zijn. In de tijd dat de meeste liederen geschreven zijn werd er meer tussen de liederen door gepraat, gedronken, gereageerd; ok dat zou in die mate niet meer kunnen tegenwoordig, maar het is tegenwoordig wel erg stijfjes en beschaafd allemaal. Zoals kort geleden nog bij een Schubert recital van Ian Bostridge in de Nieuwe Kerk in Den Haag, wat een kille bedoeling was dat, afstandelijker kon het niet (ook door de locatie en akoestiek, maar ook doordat je de hele tijd in je boekje zat te turen om de teksten mee te kunnen lezen). Ik heb nog de hele zondag daarna last gehad van een kilte in de botten..

  2. 6 maart 2012 at 22:39

    Volgens mij is het inderdaad niet de bedoeling dat het kil en koud wordt.

    Ik heb – geheel tegen de conventies in – al vaak tijdens mijn recitals in DLD de groepjes liederen zelf ingeleid, en dat viel altijd in goede aarde. Maar ja…ik ben dan ook een ‘verdorven’ operazangeres…. (die wél liederen recitals doet,en oprecht van de liederen houdt..)

    Het kan dus wel!

    Groet,
    Wiebke

  3. Gerard
    7 maart 2012 at 05:40

    Ik denk bijna dat het, om een nieuwe generatie publiek geinteresseerd te maken voor het lied, essentieel is om tegen de conventie in te gaan. Er wordt steeds minder gelezen dus de belangstelling voor de inhoud van liederen neemt af. Je zult als zanger dus veel beter je best moeten gaan doen om je publiek mee te nemen, en niet alleen door je zangkunst, maar ook door de manier waarop je iets kan vertellen over de test, de tijd, en de componist. Programmaboekjes zijn vaak zo saai, staan vol hoogdravend blabla, dat wordt steeds minder gelezen. Het patroon van ‘kenners onder elkaar’ moet eens worden doorbroken, dus: gewoon lekker klappen als je die behoefte voelt.

  4. Gerard
    7 maart 2012 at 05:46

    test=tekst

  5. Basia Jaworski
    7 maart 2012 at 10:04

    @Gerard – ooit een recital, bedacht en begeleid door Reinild Mees meegemaakt? Doen, hoor! Zij maakt er “mini opera’s” van, soms zelfs met een dramaturg en een regisseur. Haar “Goethe vrouwen”, met Maries Petersen en in de regie van Klaus Bertisch, was een adembenemend spektakel – en dat waren “alleen maar” liederen, allemaal met de teksten van Goethe.
    Haar recital met liederen van Szymanowski (met Pascal Pitie en Claudia Barainsky, in de regie van Serge van Veghel) was niet alleen scenisch tot een “opera” verworden, maar werd ook voorzien van boventitels.
    Haar Bernstein “medley” (met Roberta Alexander, Claron McFadden en Marcel Reijans) was een avondje ouderwets swingen.
    Ik kan nog doorgaan, helaas (subsidie, hè?) kan zij steeds minder doen. Maar je hebt nog kans! Donderdag a.s. begeleidt zij door haar bedachte marathon met uitsluitend vrouwelijke componisten. Solisten: Tania Kross, Karin Strobos, Roberta Alexander en Irene Maessen.
    Meer over op de site:
    http://www.operamagazine.nl/binnenkort/15818/vrouwenmuziekmarathon-in-concertgebouw/

  6. Olivier Keegel
    7 maart 2012 at 15:01

    “Ik mag vanavond een paar liederen -tegenwoordig zouden we zeggen liedjes- voor u zingen…..”

    Ongelofelijk irritant, als een solist niet doet waar hij/zij voor aangesteld is, namelijk muziek maken, maar ook nog eens een kameraadschappelijk praatje met het publiek begint. Ik woon in een stad, Bangkok, waar ELK klassiek concert opgeleukt wordt met eindeloos gezever. Tot aan dirigenten die vlak voor Mahler VI hun hun moeder in de zaal nog even bedanken. Ook bij recitals zijn er volstrekt overbodige toelichtingen, vaak op de toon “ik-weet-er-eigenlijk-meer-van-maar-ik-houd-het-eenvoudig”, die voor de ene helft van het publiek volstrekt overbodig -en irritant- zijn en informatie bevatten die de andere helft thuis had kunnen opzoeken. Als men er überhaupt al behoefte aan heeft! Voor het Lied heeft men goede zangers, goede begeleiding en een goede akoestiek nodig. Is genoeg. Het opleuken moeten we maar aan de opera overlaten, met alle bekende desastreuze resultaten vandien.

    Kortom, het Lied: afblijven!

  7. Gerard
    7 maart 2012 at 16:13

    @Olivier. Zoals u het beschrijft klinkt de manier waarop het in Bangkok gebeurt nogal kinderlijk belerend, dat zal met het cultuurverschil te maken hebben. Zo bedoel ik het natuurlijk niet. Het kan best smaakvol worden gedaan, hoeft ook niet bij elk lied, maar gewoon, mooi gedoseerd, en dat is volstrekt iets anders dan het ‘opleuken’. Ik blijf achter mijn standpunt dat om een toekomstig publiek warm te maken voor het Lied, je toch nieuwe wegen zal moeten zoeken. De grote gevoelens die in een Lied bezongen worden zijn van alle tijden, de manier van uitdrukking (de tekst) is dat minder en dan kan het fijn zijn als een zanger er wat kort over vertelt op een betrokken manier.

  8. Kersten
    8 maart 2012 at 21:26

    Wat ik hoogstirritant vind: mensen in het publiek die hun programmaboekje als waaier gebruiken! Begrijpen die nou echt niet wat dat gewapper voor de concentratie van de uitvoerende betekent?