Achtergrond

Youtube-portret: Magda Olivero

Op 25 maart bereikte ze de imposante leeftijd van 102 jaar: Magda Olivero, een diva uit duizenden. De Italiaanse sopraan maakte vanaf de jaren dertig tot de jaren tachtig een indrukwekkende, mondiale carrière. Een portret in beeld. Met dank aan Youtube.

Magda Olivero werd geboren op 25 maart 1910, een tijd waarin Giacomo Puccini nog opera’s schreef en Enrico Caruso nog gewoon live te horen was. Ze was dochter van een rechter in Saluzzo, een plaats in de buurt van Turijn.

Niet in het minst door de hoge positie van haar vader kreeg Olivero de kans om auditie te doen voor de Italiaanse radio. Die auditie liep echter onfortuinlijk af. Geen stem, geen muzikaliteit, geen persoonlijkheid, was het rapport van de juryleden.

Olivero sleepte er echter toch een tweede auditie uit, waarna stemdocent Luigi Gerussi besloot haar les te gaan geven. Verspilde tijd, vonden de anderen, maar Gerussi zette door, bracht haar met harde hand de zangkunst bij en legde zo de basis voor wat een zeer grote carrière zou worden.

Olivero debuteerde in 1932 als Lauretta in Gianni Schicchi van Puccini. Hieronder zingt ze de bekendste aria uit die opera, ‘O mio babbino caro’. De opname is van veertig jaar na haar debuut (1972) en komt uit Amsterdam.

Olivero’s carrière groeide, maar nog geen tien jaar na haar debuut gooide ze de handdoek in de ring toen ze in het huwelijk trad met de industrieel Aldo Busch. Tien jaar lang hoorde operawereld niets meer van haar, op een paar concerten na.

Op aandringen van componist Francesca Cilea opende ze tien jaar later toch weer haar mond. Volgens Cilea had ze met haar capaciteiten verplichtingen richting het publiek. Bovendien vond hij haar een ideale vertolkster voor de titelrol in zijn opera Adriana Lecouvreur. In die rol rol maakte Olivero dan ook haar comeback in 1951.

Hieronder zingt ze ‘Poveri Fiori’ uit Cilea’s opera. Het fragment komt uit 1965.

Verismo-rollen als Adriana waren hét terrein van Olivero. Zo zong ze vele heldinnen van Puccini, zoals Mimi in La bohème, Minnie in La fanciulla del West en de titelrollen in Madama Butterfly, Tosca en Manon Lescaut.

Met Tosca debuteerde ze zelfs in 1975, op 65-jarige leeftijd (!), bij de Metropolitan Opera. Hieronder een fragment uit Tosca, vijftien jaar eerder dan haar Met-debuut uitgezonden via de RAI. Giulio Fioravanti vertolkt Scarpia in de moordscène.

Behalve Puccini zong Olivero rollen van Catalani, Cherubini, Verdi, Massenet, Poulenc, Zandonai, Boito en vele anderen. Bekijk bijvoorbeeld hieronder haar interpretatie van ‘E strano… Sempre libera’ uit La Traviata van Verdi.

Olivero zette in 1983 een punt achter haar operacarrière, maar bleef tot op zeer hoge leeftijd nog optredens geven. En nog altijd oogstte ze bewondering bij haar toehoorders.

In de laatste twee fragmenten is ze al op leeftijd. Eerst ‘Sola, perduta, abbandonata’ uit Manon Lescaut (1993, 83 jaar oud) en tot slot het Ave Maria van Bach/Gounod (1991, 81 jaar oud).

Vorig artikel

Opera in de media: week 14

Volgend artikel

Britse arts strijdt tegen te dikke zangers

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

2Reacties

  1. Steven SURDÈL
    4 april 2012 at 11:03

    Dank aan Jordi Kooiman voor deze herinneringen. Net als bij de 100ste verjaardag maak ik hier reclame voor de IBIS-CD ‘La leggenda di Magda Olivero’ en haar biografie (incl. discografie) van Vincenzo Quattrocchi uit 1984, die al lang in het Frans, Duits en Engels vertaald had moeten worden. Maar goed, echte adel behoeft geen reclame, zullen we maar zeggen. Want voornaam, dat is Olivero, getuige het You-Tube gesprek met Giulietta Simionato.

  2. Steven SURDÈL
    9 april 2012 at 10:41

    Voor de die-hards die nog altijd platen verzamelen, zijn er op het privélabel van de Tima Club een paar verschenen die aan Olivero zijn gewijd. Een van de charmantste wil ik hier graag aanbevelen, namelijk nr. 10, met aan de voorzijde een geschilderd portret van deze dame. De plaat toont Olivero als vertolkster van een aantal intieme ‘romanze’ en wordt ingeleid door een interview, afgenomen door Rodolfo Celletti, een groot kenner van de lyrische kunsten die in 2004 overleed (z. Wikipedia). De taal alleen al is mooie muziek, met al die elkaar net even overlappende verzuchtigingen en bevestigingen, waar Fransen en Italianen een patent op lijken te hebben.
    Desgevraagd laat Olivero weten dat haar voorliefde voor de romanza al teruggaat tot haar jeugdjaren, waarop Celletti informeert hoe de toenmalige actualiteit van het genre nog valt uit te beelden voor de huidige generatie die met heel andere emoties is opgegroeid. Het antwoord ga ik hier niet verklappen, want het spreekwoord wil dat er bij een dame altijd iets te raden moet overblijven.