Achtergrond

Een frisse wind in de Hongaarse opera

Sopraan Mária Farkasréti begon in 2005 aan een tweede operacarrière in Hongarije, nadat ze er zes jaar uitgelegen had vanwege een keeloperatie. Ze viel meteen met haar neus in de boter: onder leiding van regisseur Balázs Kovalik is er de afgelopen jaren een verandering in de Hongaarse operaregie gaande.

Mária Farkasréti (links) als de gravin in Le Nozze di Figaro.
Mária Farkasréti (links) als de gravin in Le Nozze di Figaro.

Als je in Boedapest iets over operaregie vraagt, krijg je al snel de naam Balázs Kovalik te horen. Kovalik is artistiek directeur bij de staatsopera in Boedapest. Hij is daar flink actief; dit seizoen staan er tal van producties van zijn hand op het programma. Daaronder Serse, Turandot, Philemon und Baucis, Eugene Onegin, Elektra en Fidelio.

Kovaliks aanpak is verfrissend. Hoogstwaarschijnlijk omdat hij zijn opleiding deels genoot in Stuttgart, nou niet bepaald het toonbeeld van traditionele operaproducties. Die Duitse bagage nam hij mee naar Boedapest en probeert hij nu al enige jaren aan de man te brengen, in de hoop de conservatieve inslag van het publiek wat weker te maken.

Mária Farkasréti is enthousiast over zijn aanpak. De 43-jarige sopraan ontmoette hem voor het eerst toen ze aan het begin van haar solocarrière stond. Na acht jaar in het koor van het operahuis in Boedapest te hebben gezongen, kon ze in Szeged – helemaal in het zuiden van het land – als solist aan de slag.

Eén van haar eerste opera’s was Turandot (waar ze de titelrol zong). Het was de eerste productie die Kovalik na zijn studie maakte. „Toen Kovalik terugkwam uit Duitsland zag ik voor het eerste de Duitse stijl van regisseren. Daar houd ik veel meer van”, vertelt ze in café Callas, pal naast het operahuis in Boedapest. „De oude stijl – zo wordt hier altijd gezegd – is toch meer van: je komt binnen, zingt en vertrekt. Dat is niet zo interessant voor het publiek. Misschien voor ouder publiek, maar we moeten juist jonger publiek aan trekken.”

Turandot werd een groot succes en Farkasréti wist zich verzekerd van een hoop werk. Wat op haar achttiende begon als een droom om operazangeres te worden (nadat ze een zangeres op televisie had gezien) werd toen werkelijkheid. Via een Bulgaars gezelschap ging ze regelmatig tournees maken.

Ook naar Nederland. Daar was ze een tijdje in Zeewolde gevestigd, tijdens het rondtrekken met producties als Nabucco en Il Trovatore. „De mensen waren er erg aardig. Ze zwaaiden altijd vriendelijk als je langskwam. Wat ik ook zo leuk vond, was dat er geen gordijnen voor de ramen hingen. Je kon overal gewoon naar binnen kijken.”

„Drie maanden lang kon ik niet spreken”

Leren lopen
Farkasréti deed ook Oostenrijk, Frankrijk, Spanje en Duitsland aan. Maar aan al dat zangvertier kwam in 1999 een abrupt einde. De Hongaarse moest geopereerd worden aan haar keel en was direct al haar zangcapaciteiten kwijt. „Drie maanden lang kon ik niet spreken. Daarna moest ik stap voor stap, vanaf het allereerste begin, weer leren zingen. Het was een beetje zoals een auto-ongeluk, als je weer helemaal opnieuw moet leren lopen.”

De reden van haar keelproblemen was dat ze alles had aangenomen wat ze maar kon. „Ik kon geen nee zeggen. Ik was bang dat als ik dat deed, dat niemand me meer zou vragen. Ook wel begrijpelijk, als je ervan moet leven.”

Maar Farkasréti kwam er weer bovenop. En meer dan dat. „Mijn hele persoonlijkheid is veranderd. Het gaat me nu niet om mijn carrière. Ik wil gewoon ‘normaal leven’ en zingen. Iedereen wil natuurlijk een Callas zijn, maar het is belangrijker dat de mensen het leuk vinden. Als het publiek met een goed gevoel uit het theater komt, vind ik dat veel waardevoller dan wat bijvoorbeeld de pers allemaal zegt.”

Mozart-marathon
In 2005 maakte Farkasréti haar comeback, naar haar eigen idee als een betere zanger dan voor haar operatie. Direct kreeg ze ook weer met Kovalik te maken. Zo zong ze in 2006 in een bijzondere ‘Mozart-marathon’, die de regisseur op poten had gezet ter gelegenheid van het Mozart-jaar. In een kleiner theater in Boedapest maakte Kovalik een productie waarin alle drie de Da Ponte-opera’s op één dag gespeeld werden. Farkasréti zong Despina in Così fan Tutte.

Farkasréti als Tosca.
Farkasréti als Tosca.

„Om elf uur begon Le Nozze di Figaro, dan om drie uur Così fan Tutte en om zeven uur Don Giovanni”, vertelt ze. „Kovalik maakte de opera’s heel modern en liet ze zingen in het Hongaars. Er waren heel veel jonge mensen bij de opvoering; het was echt een groot succes. Bij de generale repetitie waren kinderen van de middelbare school aanwezig. Zij vonden het heel leuk, en dat gaf me een geweldig gevoel.”

Alle inzet van Kovalik is niet op zichzelf blijven staan. Er is langzaamaan een soort nieuwe lijn in de Hongaarse operaregie aan het ontstaan. „Toen hij terugkwam in Hongarije was hij heel erg anders dan de anderen”, zegt Farkasréti. „Maar nu zijn er een paar andere jonge regisseurs die hem volgen. Mensen als hen heeft opera hier nodig.”

Vorig artikel

DNOA-talent bij Opera per Tutti

Volgend artikel

Unieke maar niet zo vocale Hooft-‘opera’

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.