AchtergrondOperarecensie

Reportage: Giovanni in de Elbphilharmonie

Aan de oever van de Elbe, in het Hamburgse stadsdeel HafenCity, verrees het afgelopen decennium een even dure als fascinerende concertzaal: de Elbphilharmonie. Op maandag 4 december had Place de l’Opera de kans het bouwwerk te bewonderen. De aanleiding: een concertante Don Giovanni.

De Elbphilharmonie staat op een pierhoofd in het stadsdeel HafenCity. (© Maxim Schulz)

De Elbphilharmonie opende op 11 januari dit jaar zijn deuren, maar is al veel langer een begrip onder Duitsers vanwege het langdurige, almaar duurder wordende bouwproces. Al in 2007 werd de eerste steen van ‘Elphi’ gelegd, naar een exorbitant ontwerp van het Zwitserse architectenbureau Herzog & de Meuron. In 2010 zou het klaar moeten zijn. Die datum van oplevering schoof steeds verder op, terwijl de oorspronkelijke kostenraming met honderden miljoenen overschreden werd, voor een groot deel belastinggeld. Het verklaart de commotie.

De gemoederen zijn bedaard en het ding staat er. Met zijn 110 meter pronkt het fier op een pierhoofd aan de Elbe. De façade van zo’n 1.100 peperdure glazen elementen reflecteert op unieke wijze de hemel, de stad en het water. Dit is beslist de nieuwe eyecatcher in het Hamburgse stadsbeeld; de ambitie die de makers aan het begin van hun onderneming hadden.

De Elbphilharmonie bevat drie concertzalen (2.100, 550 en 150 stoelen), een hotel, 45 appartementen en een panoramaterras. De glazen constructie is op een bakstenen pakhuis uit de jaren zestig gezet. Via een gekromde, 80 meter lange roltrap (‘Die Tube’) beland je bovenop de bakstenen constructie, het Plaza, waar je de ingangen naar de concertzalen, het hotel en het panoramaterras vindt. Het terras loopt om het hele gebouw heen en biedt, 37 meter hoog, een prachtig uitzicht op de stad en de haven.

Het panoramaterras van het Plaza biedt uitzicht op de stad en de haven. (© Iwan Baan)

Vanaf het Plaza krult een immense trap naar de eerste foyers van de Grote Zaal, waar je voor 1,50 euro je jas mag ophangen (de miljoeneninvestering moet ergens mee terugverdiend worden). Er volgen nog veel meer trappen, die in een ring om de Grote Zaal gebouwd zijn. Er zijn in totaal vier zaalverdiepingen met tal van ingangen. Geen wonder dat de Elbphilharmonie je aanraadt om dertig minuten voor aanvang bij de hoofdingang te staan, zodat je op tijd op je stoel zit.

Een aanvullende tip van mijn kant: kleed je niet te warm, want de temperatuur in de zaal stijgt gedurende de avond net zo schrikbarend als de Elphi-begroting de afgelopen tien jaar. Aan het einde van het concert kom je met rooie oortjes naar buiten. Waarschijnlijk niet alleen bij Don Giovanni.

Witte huid

In het hart van het gebouw, op 50 meter hoogte, is het pronkstuk geplaatst: de Grote Zaal. Er zijn 2.100 stoelen, die in terrassenvorm het podium omcirkelen (een ‘wijngaardconcept’). Niemand zit meer dan 30 meter van de actie verwijderd. Je krijgt het gevoel een arena binnen te stappen, waarbij je medetoeschouwers eigenlijk net zo pregnant in je blikveld zitten als de muzikale gladiatoren in het midden.

De Japanse akoesticus Yasuhisa Toyota, bekend van onder meer de Walt Disney Concert Hall in Los Angeles, heeft een wand- en plafondstructuur ontwikkeld, genaamd de ‘witte huid’, bestaande uit 10.000 individueel gefreesde gipsvezelplaten. Het moet de muziek zo perfect mogelijk naar alle hoeken van de ruimte verspreiden.

De ‘witte huid’ in de Grote Zaal van de Elbphilharmonie is verantwoordelijk voor de akoestiek. (© Oliver Heissner)

Ik nam maandagavond de proef op de som bij een concertante uitvoering van Don Giovanni. Geen eigen programmering, maar een concert in de serie ProArte van de Konzertdirektion Dr. Rudolf Goette. Voor de uitvoering was de Bamberger Symphoniker samen met chef-dirigent Jakub Hrůša naar Hamburg afgereisd. De cast werd aangevoerd door Bambergs ‘Portraitkünstler’ van dit seizoen, bariton Christian Gerhaher.

De clean uitgevoerde ouverture bestempelde het knappe werk van Yasuhisa Toyota. Ik zat rechts van het podium (als je bij zo’n opstelling van ‘rechts’ kunt spreken) en de orkestklank kwam prachtig gebalanceerd over.

Anders was dat helaas toen de zangers hun entree maakten. Ondanks alle akoestische inspanningen maakte het nog steeds veel verschil of een zanger in jouw richting zong of niet. De cast maakte veel gebruik van de ring om het orkest, waardoor ze regelmatig verder weg stonden of naar een ander deel van het publiek zongen. Hun klank kwam dan nog wel boven het orkest uit, maar hun articulatie en dictie vervaagden. Je kreeg minder nauwkeurig mee wat ze zongen, en hoe.

De Grote Zaal biedt plek aan 2.100 mensen, die rondom het gehele podium zitten. (© Michael Zapf)

Het was zonder meer spannend om zo dicht op de zangers te zitten en de zaal bood de cast veel mogelijkheden om los te komen van de statische sfeer van concertante opera. Akoestisch is de zaal mijns inziens echter meer geëigend voor instrumentale concerten. Zeker als afgezien wordt van boventiteling…

Voor de pauze zaten vrijwel alle 2.100 toeschouwers duf voor zich uit te staren en kwam er nul reactie op de vele grappen in Da Pontes libretto. In de pauze werden haastig wat tekstboekjes uitgedeeld, waardoor een deel van het publiek met de tweede akte kon meelezen. Het leverde meer reacties op, maar het was nog altijd mondjesmaat. Als je te lui bent om boventiteling te regelen, kun je beter helemaal geen opera brengen.

Dramma giocoso?

De man om wie de uitvoering draaide, was Christian Gerhaher. Hij werd in het programmaboekje zelfs voor de dirigent en alle andere medewerkenden vermeld – hoogst ongebruikelijk.

De Duitse bariton zong technisch één van de meest perfecte Don Giovanni’s die ik ooit gehoord heb. Hij was dynamisch flexibel, had tal van klankkleuren op zijn palet en zong met een uitnemende dictie. Toch klopte er iets niet. Geen moment zag ik in hem de verleidelijke, zowel grappige als gevaarlijke vrouwenverslinder die Giovanni is.

Waar hij moest vleien en versieren, leek hij te discussiëren, waar hij arrogant moest spotten, leek hij zich enkel op te winden. Zijn champagnearia in de eerste akte beet hij driftig stuk, zijn toenadering tot Zerlina was nergens sexy. Ondanks zijn buitengewone vocale kwaliteiten had zijn Giovanni, met alle respect, de uitstraling van een opgewonden Oost-Duitse beambte. Droog en humorloos, en ook nog vastgekluisterd aan zijn partituur.

Christian Gerhaher. (© Hiromichi Yamamoto)

Don Giovanni is een dramma giocoso, maar het ‘giocoso’ werd ernstig gemist. Alleen de Duits-Egyptische bas Tareq Nazmi wist er wat van te maken als Leporello. Hij liet zijn partituur de hele avond demonstratief dicht en speelde voortdurend met en rond zijn stijvere collega’s. Vocaal was hij uitmuntend.

Simona Šaturová (Donna Anna) en Layla Claire (Donna Elvira) hadden volle, warme stemmen, maar hun timbres zaten naar mijn idee te dicht bij elkaar om de beide dames genoeg van elkaar te onderscheiden. Bovendien zongen ze nogal wollig, waardoor hun uitspraak vaak verwaterde.

Tenor Martin Mitterrutzner (Don Ottavio), moest het met één glansmoment doen, ‘Il mio tesoro’ (‘Dalla sua pace’ ontbrak). Hij greep zijn kans en vulde de zaal met zijn doordringende, compacte geluid. Alleen de hoge noten zaten er net tegenaan.

Sophie Karthäuser (een bossy Zerlina) vormde een goed duo met Božidar Smiljanić (een typische Masetto). Het was wel duidelijk wie de lakens ging uitdelen in dat huwelijk. De Belgische bas Tijl Faveyts was ingevlogen om Lars Woldt te vervangen als Commendatore en deed dat voortreffelijk. Met zijn grote, diepe stem is hij geknipt voor deze rol.

Jakub Hrůša had met zijn orkest veel aandacht voor klankschoonheid en transparantie, maar de theatrale kracht van Mozarts werk bleef vaak onderbelicht. In de aangrijpende finale miste ik stuwing in de bas, waardoor de heftigheid van Giovanni’s ondergang niet echt gevangen werd.

Tip

De Elbphilharmonie heeft veel aandacht voor vocale muziek. Dit seizoen staan onder meer nog optredens van Barbara Hannigan, Olga Peretyatko-Mariotti, René Kollo, Diana Damrau, Jonas Kaufmann, Matthias Goerne, Ian Bostridge, Juan Diego Flórez en Anna Prohaska op de agenda. Een ongelofelijke hoeveelheid van de concerten is al uitverkocht, maar neem niettemin eens een kijkje op de website van de Elbphilharmonie. Een bezoek aan dit fascinerende huis is beslist de moeite waard!

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Sint, Stan en Thijl

Volgend artikel

Analyse: Giuseppe Verdi’s 'Grote Drie'

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

8Reacties

  1. Rudolph Duppen
    8 december 2017 at 15:56

    Het is toch wel ironisch dat alle akoestische inspanningen ten spijt die prachtige, nieuwe en zeer kostbare concertzalen niet kunnen tippen aan b.v. Het Concertgebouw, Der Musikverein en de Boston Symphony Hall.

  2. Kersten van den Berg
    8 december 2017 at 19:30

    Jawel,@Rudolph Duppen, maar ga maar eens met een duffe schoendoos de blits maken.

  3. Stefan Caprasse
    8 december 2017 at 19:45

    Ondanks dat zou ik het gebouw wel eens willen bezoeken, al was het om puur architectonische redenen… En voor een zuiver orkestraal concert zal het waarschijnlijk inderdaad een (heel) geode akoustiek hebben…

  4. Rudolph Duppen
    8 december 2017 at 20:35

    Begrijp me niet verkeerd. Het gebouw is sensationeel. Ik heb alle documentaires over het gebouw gezien op Arte en het zeer lange openingsconcert bekeken.Net als Stefan Caprasse wil ik het gebouw graag bezoeken.Dat geldt trouwens ook voor de nieuwe concertzaal van Jean Nouvel in Parijs.

  5. Kersten van den Berg
    8 december 2017 at 21:34

    Begrijp ook mij niet verkeerd. Als freak wat vormgeving (opera, architectuur enz.) betreft, ben ik zeer geïnteresseerd in de sensationele Elbphilharmonie maar het met belastinggeld mee willen hollen in de iconische gebouwenjacht stuit mij tegen de borst. (Overigens ben ik meer van Quist dan Calatrava, heb ik hier al eens opgemerkt.) Ik realiseer me dat Enschede geen Hamburg is en dat de respectieve opdrachten zeer verschilden maar een feit is dat ook de concertzaal met zijn luisterrijke akoestiek van het Enschedese Muziekcentrum (voor een bodemprijs gebouwd) er niet toevallig een is met de schoendoosvorm, evenals de door Rudolph Duppen genoemde drie beroemdste voorbeelden.

  6. Maarten-Jan Dongelmans
    8 december 2017 at 22:29

    Nu is het ook wel moeilijk om het iedereen naar de zin te maken, ook als het gaat ook de nieuwste schoenendoos in Arnhem. Na een bezoek aan de met veel hout uitgeruste Parkzaal van Musis Sacrum (nog maar enkele maanden in gebruik) hoorde ik eind vorige maand een bezoekster verontwaardigd van ‘die crematoriumzaal’ spreken. Weinig toeters en geen bellen, wel een prachtige glazen achterwand met uitzicht op de negentiende-eeuwse trots van Arnhem, en dan wordt er zo’n opmerking geplaatst. Dommage, vraiment dommage.

  7. Gerard
    9 december 2017 at 23:32

    Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat de akoestiek weergaloos goed is geslaagd. Ik zat tijdens een concert van de Elb Philharmonie olv Esa-Pekka Salonen die o.a. een prachtige Vuurvogel dirigeerde, aan de zijkant van het orkest, niet 1e rang dus maar het klonk buitengewoon, helder, maar niet kil met een mooie ruimte om de orkestklank en zowel in zachte als harde passages (die er ook uit knallen) blijft de klank warm en homogeen; een buitengewoon geslaagde concertzaal in een buitengewoon spectaculair gebouw, passend bij het havengebied (de wat minder aanwezige horeca ten spijt). Het kostte een paar centen, maar daar heb je ook wat voor 🙂

  8. Maarten-Jan Dongelmans
    10 december 2017 at 10:21

    Het lijkt me nogal lastig om in zo’n gecentraliseerde zaal boventiteling te regelen. Dan kom je al gauw uit bij kijkkastjes voor iedere bezoeker persoonlijk, zoals in de loges van de Wiener Staatsoper. Ik vind het nogal een boude (laat ik me netjes uitdrukken) opmerking om de Hamburgse organisatie van luiheid te betichten en vervolgens te stellen dat je dan beter geen opera kunt brengen. Och erm. Boventiteling is fijn en irritant tegelijk maar zeker geen voorwaarde om van opera te kunnen genieten.