AchtergrondCD-recensies

Discografie: La bohème (2)

Over La bohème zijn schier oneindig veel discografieën te maken. De muziek van Puccini, deze maand weer te horen in Amsterdam, heeft een blijvende schoonheid. Basia Jaworski brengt een vervolg op haar discografie uit 2014.

Live uit New York

Allereerst aandacht voor twee liveopnamen uit de New Yorkse Metropolitan Opera: uit 1947 onder Giuseppe Antonicelli en uit 1958 gedirigeerd door Thomas Schippers. Beide zijn al een tijd terug op Sony uitgebracht en beide zijn het beluisteren meer dan waard.

Bidu Sayão (1947)
De Braziliaanse Bidu Sayão gold als één van de mooiste sopranen bij de Met, en dat bedoel ik niet alleen letterlijk. Haar stem is vederlicht en doet denken aan de vrouwenstemmen in de films uit het begin van de talking movies, wat zonder meer bij de rol van Mimì past.

Persoonlijk prefereer ik rondere stemmen met licht-dramatische ondertonen, maar hier word ik echt blij van. In combinatie met de jonge Richard Tucker klinkt ze zeer teer en hulpbehoevend. Giuseppe Antonicelli dirigeert met veel vaart (Sony 74646762).

Hieronder Richard Tucker, Bidú Sayão, Mimi Benzell en Frank Valentino in het kwartet ‘Dunque e proprio finita’ uit de derde akte:

Licia Albanese (1958)
Een kleine waarschuwing is op zijn plaats: het geluid is niet mooi. Het is scherp en dof en af en toe willen de radiogolven even opstandig brommen. Maar het heeft ook iets aandoenlijks. Alsof een tijdmachine je terugbrengt naar de middagen van weleer, toen de hele familie zich voor de radio nestelde om naar de nieuwste uitvinding, de live broadcast, te luisteren.

Ook de uitvoering is ouderwets heerlijk. Niet dat de stemmen zo uitzonderlijk zijn, want behalve Carlo Bergonzi (op zijn mooist) heb ik de andere rollen weleens beter bezet gehoord. Licia Albanese (toen al bijna 50, wat absoluut niet te horen is) was een echte publiekslieveling, zeker in New York. Iets wat ik nooit zo goed heb kunnen begrijpen, want zelf had niets met haar zang. Thomas Schippers dirigeert zeer levendig (Sony 8697804632).

Studio-opnamen

Victoria de los Angeles (1956)
Wilt u huilen, al vanaf het begin? Zo ja, dan bent u hier aan het beste adres. Thomas Beecham doet zijn best om het RCA-orkest een beetje afstandelijk te laten klinken, maar de musici zijn net mensen en niet gediend van reserves in de echte liefde. Geheel onbeschaamd laten ze alle gevoelens, inclusief een gezonde dosis sentimentaliteit, toe en het snotteren kan beginnen.

Het begint al bij de eerste ontmoeting tussen Rodolfo en Mimì. Zijn “così” bij het inschenken van “po’ di vino” en dan haar “grazie, buona sera”: wie op dat moment niet de hele wereld vergeet, heeft geen hart!

Jussi Björling is een Rodolfo uit meisjesdromen: gevoelig, lief en zo verdomd aantrekkelijk! Dat Victoria de los Angeles (Mimì) voor hem valt, kunnen we haar niet kwalijk nemen. En andersom gunnen we het hem van harte, want haar stem, die is zo verschrikkelijk mooi dat het bijna pijn doet. Alsof Madonna zelf haar gedoofde kaars door haar buurman laat aansteken. Waarbij we voor het gemak vergeten dat zij de kaars waarschijnlijk zelf heeft uitgeblazen. Dat is dan ook het enige minpuntje van de opname: Mimì was geen Madonna.

Voor de rest: een must. Ook vanwege de onweerstaanbare Marcello van Robert Merrill (Naxos 8.111249/50).

Maria Callas (1956)
Deze opname gaat niet mee naar een onbewoond eiland. Het ligt niet aan de dirigent, noch aan het schitterend spelende orkest van La Scala. Antonino Votto dirigeert vlot en spannend en zijn aandacht voor detail is werkelijk briljant.

.

Rolando Panerai (Marcello) en Giuseppe di Stefano (Rodolfo) zijn aan elkaar gewaagd. Hun stemmen passen uitstekend bij elkaar, al vind ik Di Stefano soms een beetje aan de schreeuwerige kant. Ook de zeer sensuele Musetta van de jonge Anna Moffo kan mij bekoren. Het probleem – althans voor mij – ligt bij La Divina.

Mimì is geen rol waarmee wij Maria Callas associëren en terecht. Zij heeft haar dan ook nooit op de bühne gezongen. Hoe zij ook haar best doet (en dat doet zij echt!) nergens weet ze me te overtuigen dat ze een arm naaistertje is, daarvoor is haar stem te koninklijk. Krampachtig probeert ze haar stem klein te houden, waardoor ze behoorlijk gekunsteld klinkt. Maar ik ben er zeker van dat haar fans het niet met mij eens zijn. De opname klinkt nog steeds verrassend goed (Warner Classics 0825646341078).

Renata Tebaldi (1958)
Eigenlijk vind ik de stem van Renata Tebaldi ook iets te zwaar voor Mimì. Een tikkeltje te dramatisch ook, al valt het niet te ontkennen dat haar interpretatie zeer spannend is. Je blijft luisteren.

Carlo Bergonzi is een waanzinnig mooie Rodolfo, stiekem vind ik hem dan ook de ster van de opname. Ettore Bastianini is een zeer charmante Marcello, maar Gianna d’Angelo is geen mooie Musetta. Haar zingen heeft niets sensueels en is bij vlagen ordinair.

Tulio Serafin dirigeert meer dan voortreffelijk en de orkestklank is briljant. Merkwaardig eigenlijk hoe geweldig goed de opname nog klinkt (Decca 4487252)!

Montserrat Caballé (1974)
Met haar fluweelzachte pianissimi, haar onwaarschijnlijk mooie legato en haar warmte en sensualiteit was Caballé een gedroomde Mimì. Met haar stem alleen kon ze alles waarmaken, ook dat ze een aan tering stervend klein meisje was.

In die tijd trad ze veel op met haar landgenoot Plácido Domingo. Hun stemmen waren dan ook schitterend op elkaar ingespeeld. De stem van de jonge Domingo was niet minder dan hemels, zijn Rodolfo is om verliefd op te worden.

Ook Sherrill Milnes hoorde er helemaal bij: luister naar het duet van Rodolfo en Marcello aan het begin van de vierde akte! Ruggero Raimondi is een mooie Colline en de directie van Georg Solti is zeer levendig (Sony 88697-57902-2).

Cesira Ferrani (1903)
Wilt u weten hoe de eerste Mimì klonk? Het kan. Cesira Ferrani, die de rol in 1896 creëerde, heeft in 1903 twee minuten van haar vertolking van Mimì opgenomen (Creators’ Records SRO 818-2).

Het klinkt verrassend goed. Zodoende weten we dat Mimì’s sopraan heel erg licht was, maar verre van soubrette. Ferrani was ook de eerste Manon Lescaut, Micaela en Mélisande. U kunt dus het één en ander onder het vernis van een ‘onschuldig’ meisje vermoeden. Zoals het hoort.

Ook op Spotify zijn een paar van haar opnamen te vinden, afkomstig van The Harold Wayne Collection en uitgebracht op Symposium. Hier vindt u behalve ‘Si, mi chiamano Mimì’ ook ‘Donde lieta usci’. En – een echte rariteit! – een in het Italiaans gezongen aria uit Lohengrin.

Film

Martha Eggerth en Jan Kiepura (1936)
Het begrip ‘Traumpaar’ heeft sterk aan betekenis ingeboet. Hoeveel droomparen zag u komen en gaan zonder dat er iets van overbleef? Gheorghiu en Alagna gingen vechtend uit elkaar, Netrebko en Villazón bestonden eigenlijk alleen op papier. Maar ooit was er een echt droompaar. De Poolse tenor Jan Kiepura en de Hongaarse sopraan Martha Eggerth wisten hun sprookjesachtige status van ‘voor elkaar geschapen te zijn’ niet alleen te bereiken, maar ook te behouden. En dat op de bühne, op het filmdoek én in het echte leven.

In de film Zauber der Bohème van Géza Von Bolváry maken we kennis met twee verliefde jonge zangers, wier leven zich parallel afspeelt, zowel in het echt als op de bühne. Hun lotgevallen lijken sterk op het leven van de fictieve personages die zij ook op de bühne vertolken, maar de dood is hier echt en onoverkomelijk: na haar laatste noten sterft Denise/Mimì (Eggerth) in de armen van René/Rodolfo (Kiepura). Doek!

Hier redt u het niet met één zakdoek. Maar u moet wel tegen het zeer slechte beeld en de magere geluidskwaliteit kunnen. Maar eerlijk gezegd: who cares?

Hieronder de laatste scéne uit de film:

Moonstruck
En dan is er nog (vooruit maar, het is toch bijna kerst) één van allermooiste feelgoodfilms ooit: Moonstruck. Het verhaal zelf heeft weinig met de echte opera te maken, behalve dat de hoofdpersonen een voorstelling van La bohème bij de Metropolitan Opera bezoeken – het is de goede oude Zeffirelli – waarna we in versneld tempo op het happy end afstevenen. Maar in die scène bij de Met mogen ook wij, samen met de beide hoofdpersonen, een traantje wegpinken. Dat Puccini’s muziek niet alleen bij de creditsm maar ook door de hele film weerklinkt, is mooi meegenomen.

Trivia: Loretta’s grootvader wordt gespeeld door Feodor Chaliapin junior, de zoon van de grote Russische bas.

Hieronder de scène in de opera. De stemmen die u hoort zijn van Renata Tebaldi en Carlo Bergonzi:

Deze discografie is eerder verschenen op Basia con fuoco, de blog van Basia Jaworski.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Natalie, Nico en Olivier

Volgend artikel

Neven zingt Mozart tijdens middagconcert

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

2Reacties

  1. Stefan Caprasse
    13 december 2017 at 12:07

    Moonstruck is inderdaad een prachtige film.
    Ronny (Nicolas Cage) zegt op een gegeven moment tegen Loretta (Cher) dat hij maar van twee dingen houdt: van opera en van haar! Als hij dan beide op één avond kan krijgen…!

  2. Anna Minis
    13 december 2017 at 22:05

    Wat maakte je een charmante buiging naar de Callas-fans, Basia!
    Dat neemt niet weg dat ik het anders zie…intelligente kunstenares die haar stem naar haar rol weet te kleuren.
    De eerste Mimì, dat is interessant. Bedankt !