AchtergrondOperarecensie

De regisseur als redder van de opera?

Een wereldpremière, een Europese première, twee Hongaarse premières: de derde editie van de Armel Opera Competition and Festival in het Hongaarse Szeged was, wederom, een uniek, enerverend evenement. Alleen jammer dat men denkt dat een heilig geloof in de regisseur heel de wereld tot operaminnerij zal bekeren.

Het Nationale Theater in Szeged.

Een festival met zeldzame, vooruitstrevende opera’s is niet nieuw. Een competitie voor jonge zangers evenmin en opera’s in een moderne regie al helemaal niet. Maar één festijn dat al die facetten verenigt: dat is een ander verhaal.

Zeker als dat festival zich afspeelt in Szeged, een stad in een land waar alleen Boedapest echt meetelt, een stad van paprika, vissoep en salami, maar niet zozeer van cultuur, een stad met een klein theatertje en een pubiek dat je, niet neerbuigend bedoeld, provinciaals zou kunnen noemen. Alsof je auto’s gaat verkopen onder de Amish.

En toch. Hoe bizar de setting ook mag lijken: het werkt. Het festival zit in de lift. Weliswaar geen turbolift, maar in drie jaar tijd heeft het aardig van zich laten horen op internationaal vlak. Het aantal partners is gegroeid, er participeren operahuizen van over de hele wereld en alle producties zijn uitgezonden via prominente zenders als Mezzo en Arte.

Tijdens de editie van dit jaar, waarvan de finale de afgelopen twee weken plaatsvond in Szeged, bleek bovendien dat het niveau met het jaar stijgt. Geen van de dertien deelnemers viel me echt tegen, in de zin van: potentieloos. Althans, afgaand op het afsluitence galaconcert op woensdagavond, waar ze allemaal te horen waren.

Wereldpremière

Net als voorgaande jaren stonden er vijf opera’s op het programma, dit keer geproduceerd door operahuizen uit Bergen (Noorwegen), Plzeň (Tsjechië), New York (VS), Debrecen (Hongarije) en Szeged zelf. De operahuizen kozen zelf een opera uit en de rollen die voor de competitie bestemd werden. Na een wereldwijd georganiseerde voorronde was het ook aan hen om te besluiten wie die rollen mochten vervullen.

Scène uit De Vuurengel, de winnende productie van het festival (foto: József Kelemen).

Op deze manier rolde er een opzienbarend programma uit: de wereldpremière van Veslefrikke, een nieuwe opera van de Noor Knut Vaage, de Europese première van Thomas Pasatieri’s The Seagull, de Hongaarse premières van Marco Tutino’s The Servant en Sergej Prokofjevs De Vuurengel en Verdi’s La Traviata, waarschijnlijk voor velen het enige herkenbare affiche.

Die fascinerende werken, die zelfs in bruisende operacentra weinig te horen zijn, werden bovendien in nieuwe, moderne ensceneringen opgevoerd. Want de filosofie van het festival leert dat traditionele producties saai en toekomstloos zijn, dus dat de operawereld zijn toevlucht moet nemen tot modern theater. Met een dikke streep onder theater. Door opera als theater te benaderen, moet het genre populair worden bij veel mensen, is de gedachte. Anders gezegd: carte blanche voor meneer of mevrouw de regisseur!

Rokende demonen

Dat was te merken tijdens De Vuurengel dinsdagavond. Silviu Purcărete, een Roemeense toneelregisseur, drukte stevig zijn stempel op het werk van Prokofjev (onlangs nog in Amsterdam te horen). Het ongelofelijk intense, angstaanjagende verhaal over de door de duivel bezeten Renata was bij hem allerminst beangstigend. Eerder een farce.

De duivel als 'showman' in Szeged (foto: József Kelemen).

De duivel ging gekleed als een of andere goochelaar en bespeelde de personages als marionetten, hen met drank en seks weglokkend van hun geloof. Daarbij werd hij geholpen door zijn kale, de hele avond sigaretten rokende ‘demonen’, die in de slotscène lekker aan het vrijen sloegen met de nonnen.

Mijns inziens sloeg de regisseur de plank volledig mis. Het fascinerende van De Vuurengel is dat de onzichtbare, bovennatuurlijke wereld hoorbaar wordt in de muziek. Hoorbaar, niet zichtbaar; dat maakt het eng. Het orkest is als één van de hoofdpersonen, de vertolker van wat we niet kunnen zien, maar wat er wel is. Als je alles dan gaat lopen invullen, komt die hoofdpersoon buitenspel te staan en gaat de kracht van de opera verloren.

Misvatting

De andere producties heb ik niet gezien, maar afgaand op de vorige twee edities is dit de toon die ieder jaar gezet wordt. En dat vind ik betreurenswaardig. Dat heilige geloof in de regisseur als de heiland waar operaland op heeft zitten wachten, gaat er bij mij niet in.

Een grote nadruk op het theatrale aspect van opera’s juich ik van harte toe. Als er niet goed geacteerd wordt en de personenregie rammelt, komt het verhaal niet tot leven. Maar het is volgens mij een misvatting te denken dat daar alleen ruimte voor is binnen het ‘regietheater’.

Cristina Baggio, winnares van de competitie (foto: József Kelemen).

Kijk alleen maar naar de wereldwijd succesvolle producties van de Metropolitan Opera. Vaak zijn die traditioneel, maar muziek en theater smelten er prachtig in samen, wat een allesbehalve gedateerde voorstelling oplevert. Dat terwijl moderne ensceneringen vaak met de muziek en het libretto botsen. Wat is nou overtuigender?

Verder maakt het voor de ‘massa’ die men probeert te bereiken in zekere zin niet uit of een productie nu ouderwets of nieuwerwets is: voor wie nooit een opera heeft gezien, is álles nieuw. Sommigen binnen de operawereld komt de oude kostuums en realistische decors misschien de neus uit, maar dat wil niet zeggen dat er geen nieuw publiek mee te winnen is.

Tot slot is de filosofie van het festival allerminst nieuw. Al decennialang zet de regisseur opera’s naar zijn hand, zeker in landen als Duitsland, maar ook elders. Het lijkt daarom alsof het festival haar formule erg op de Hongaarse situatie heeft geënt, waar de regietheater-adepten pas recent het roer overgenomen hebben. Daar is het festival misschien een noviteit, internationaal gezien durf ik dat te betwijfelen.

Wat in repertoirekeuze en locatie dus een uniek festijn is, is in haar ambities en werkwijze weinig origineel. De uitspraak van de directie dat dit festival ‘bergen kan verzetten’ en ‘enorm kan bijdragen aan de popularisering van een genre’ vind ik dan ook te optimistisch.

Origineel

Niettemin groeit het festival door. Volgend jaar zal het waarschijnlijk in twee steden plaatsvinden: in Szeged en in Avignon (Frankrijk). De vijf competitieproducties worden dan in elke stad één keer opgevoerd, afgesloten door het galaconcert met de prijsuitreiking, die waarschijnlijk nog steeds in Szeged plaatsvindt.

Deze grote stap zal de bekendheid en internationale allure van het festival naar verwachting flink verhogen. Verdiend, vind ik. Qua producties is het festival dan misschien niet zo innovatief, door de unieke repertoirekeuze, de bijzondere samenwerking tussen vijf operahuizen en het competitieformat dat jonge zangers de kans geeft zich verder te ontwikkelen (en met een paar flappen van duizend naar huis te gaan) begint de Armel Opera Competition een opvallende, originele plaats in te nemen tussen de operafestivals die Europa rijk is.

Lees meer over het galaconcert en de winnaars van de derde editie in Intense Italiaanse zegeviert in Szeged.

Zie voor meer informatie de website van Armel Opera Competition and Festival.

Vorig artikel

Intense Italiaanse zegeviert in Szeged

Volgend artikel

Debuutalbum Hurkens behaalt gouden status

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.