AchtergrondBinnenkort

Matteuzzi: ‘Belcanto is het fundament’

Hij zong meer dan 100 rollen op de grootste operatonelen ter wereld. Nu heeft hij zich toegelegd op het lesgeven. William Matteuzi (53) is een zwaargewicht in het operavak, en in het bijzonder in de belcanto-stijl. In Den Bosch legt hij uit wat dat nou eigenlijk betekent, belcanto. ,,Iedere zanger zou met belcanto moeten beginnen.”

Matteuzzi geeft les in Den Bosch (foto: Hélène van Domburg).

Een Belcanto Summer School associeer je niet zo snel met natte Bossche straten… Maar ach, waar de summer het laat afweten, is het belcanto dubbel en dwars aanwezig. Het Internationaal Vocalisten Concours heeft voor deze eerste zomercursus een kwartet grootheden in het belcanto-vak opgetrommeld. Sopraan Nelly Miricioiu, dirigent David Parry, goeroe Luca Gorla en tenor William Matteuzzi. De hele week verzorgen zij lessen en masterclasses in Den Bosch.

Matteuzzi heeft, ondanks de Hollandse drup, niets van zijn zonnig, Italiaans temperament verloren. Hij is welbespraakt en opgewekt en zit vol grappen en originele beeldspraak. Bijzonder down-to-earth, voor een ster die in 1981 in de Scala debuteerde, in 1988 voor de 3900 stoelen van de Metropolitan Opera stond en sindsdien tophuis na tophuis aandeed met een imposant groot repertoire.

Het is de tweede dag van de Summer School en Matteuzzi komt net uit een ochtendsessie met vier zangers in De Muzerije. Hij is goedgeluimd over de kwaliteiten van de jonge zangers. ,,Ze zijn dorstig naar informatie over belcanto”, stelt hij tevreden. ,,Ze hebben een goede attitude. Dat is niet altijd zo. Je komt ook zangers tegen die alleen maar aan een masterclass deelnemen om te laten zien hoe goed ze alles al weten.”

Simpel leven

Matteuzzi geniet ervan om jonge zangers iets van zijn ervaring over te brengen. ,,Het is alsof ik duizend kinderen heb die ik melk moet geven”, lacht hij. ,,Soms is het vermoeiend of lijken de kinderen een allergie te hebben en willen ze mijn melk niet accepteren, maar ik geniet ervan. Ik heb zelf geen kinderen, dít zijn mijn kinderen.”

In het begin combineerde de Italiaan het lesgeven nog met het zingen, maar daar zette hij vlot een punt achter. ,,Als je het goed wil doen, moet je het al je aandacht geven. Dat geldt voor zowel lesgeven als zingen. Mijn stem is niet van nature fantastisch, alles heb ik met heel veel studie en inspanning moeten doen. Dat is ook mijn boodschap aan zangers: het gaat niet vanzelf.”

Matteuzzi heeft een eigen zangstudio in een kleine plaats buiten Bologna. ,,Ik houd ervan rustig en vredig te werken, tussen het groen”, zegt hij. ,,Toen ik jong was, wilde ik de hele wereld ontdekken. Nu houd ik van een simpel leven. En van lekker eten. Maar niet te veel, want ik geef vier keer per jaar bloed en dan zeggen ze daar weer: ‘oh oh meneer Matteuzzi, te veel pasta gegeten?’”

Het zingen mist de tenor niet vaak. ,,Ik kan nu eindelijk léven”, lacht hij. ,,Ik hoef niet ieder moment bang te zijn dat ik een verkoudheid of griepje oploop. Ik kan gewoon naar buiten als het koud is. En als ik mijn stem kwijt ben… who cares! Bovendien heb ik zoveel gedaan in mijn carrière… daar komen de meesten nog in geen twee levens aan toe. Een tijdje terug vroeg iemand me een uitgebreid cv op te sturen. Ik heb toen alles wat ik gedaan heb op een rijtje gezet. Ik kwam uit op 107 rollen.”

Geen Everest

Matteuzzi mist het toneelleven alleen als hij ‘verschrikkelijke dingen’ hoort in het theater. ,,Het lijkt tegenwoordig wel alsof mensen denken dat je al opera kunt zingen als je wat kunt schreeuwen onder de douche – je weet wel, ‘vincerò!’”

,,Ik denk dat veel zangstudenten te lichtzinnig studeren en dat het algemene niveau daarom tegenwoordig lager is. Dat artistieke vuur, diep van binnen, dat je ieder detail wil onderzoeken, dat je graaft naar de bedoeling van de componist met een bepaalde passage: dat zie ik te weinig. Er is een grote groep zangers op een laag niveau en een forse groep op gemiddeld niveau, maar op het hoogste niveau is er niemand. Een Callas, een Tebaldi: we missen ze. We hebben mooie bergen hoor, maar geen Mount Everest.”

En zo is er wel meer waar Matteuzzi zich zorgen over maakt. Het feit dat jonge zangers allemaal op Youtube zitten, maar geen idee hebben waar ze naar moeten zoeken bijvoorbeeld. Of het verkeerde beeld dat iemand als Andrea Bocelli (,,ieder koor ter wereld heeft zo’n tenor”) van klassiek zang neerzet. Of de groeiende nadruk op het uiterlijk in het operacircuit. ,,Esthetica is prima hoor, zolang het gaat om wie er naast me in bed ligt…”

Mona Lisa

Wie van Matteuzzi les krijgt, loopt in elk geval geen kans het vak te lichtzinnig op te vatten. De Italiaan heeft sterke opvattingen over opera en stemontwikkeling. De spil in zijn verhaal: belcanto.

De vier masters in Den Bosch, vlnr Luca Gorla, David Parry, Nelly Miricioiu en William Matteuzzi (foto: Hélène van Domburg).

,,Opera is gestoeld op tradities”, begint hij. ,,Je bent dienaar van een kunstvorm die al uitgevonden is. Je gaat geen snorretje tekenen op de Mona Lisa in Parijs. Nee, de Mona Lisa is eenvoudigweg zoals die is. Opera is ook simpelweg zoals het is.”

In de ogen van Matteuzzi moet iedere jonge zanger daarom teruggrijpen op die tradities, en dan om te beginnen de traditie van het belcanto. ,,De laatste twintig, veertig jaar is de definitie van belcanto wat veranderd, maar ik zie belcanto als de periode van Mozart (die moet er echt bij) tot halverwege de negentiende eeuw. In die tijd gebruikten de componisten de stem op de meest uitgebreide manier. Alle moeilijkheden van de stem kun je in dat tijdvak vinden. Dus als je dat onder de knie hebt, kan je bijna alles zingen.”

,,Het hoofdkenmerk van het belcanto is het legato”, vervolgt Matteuzzi. ,,Dat leert je het functioneren van je adem kennen. En als je dat uiteindelijk perfect kent, heb je een basis waar je een huis op kunt gaan bouwen. Op die basis kun je aan de slag gaan met staccato, portamento, trillers, hoge noten, lage noten…”

Volgens Matteuzzi denken zangstudenten vaak dat ze de belcanto-techniek gebruiken, maar als hij het ze vervolgens tot in detail uitlegt, zijn ze altijd weer verrast. ,,Ze zijn als vleermuizen die constant tegen een muur op vliegen. Laat ze het raam dat ernaast zit zien en je ziet meteen de verandering. Vandaag had ik nog twee jongens die opeens een nieuw, heel comfortabel gevoel voelden tijdens het zingen.”

Belcanto zou dan ook veel wijdverspreider moeten zijn onder jonge zangers, vindt de master. ,,Het baant een veilige weg om verder te gaan. Als je eenmaal de moeilijkheden van Norma hebt overwonnen, kun je goed overstappen naar Tosca of Turandot. Maar nooit andersom. Natuurlijk zijn alle stemmen weer anders. De ene stem is heel sterk, de ander fragiel. Maar allemaal hebben ze educatie nodig.”

Zeani en Lemeni

Matteuzzi leerde zelf de belcanto-kneepjes onder Rodolfo Celletti, een vooraanstaand expert, auteur en docent op operagebied. ,,Mijn eerste leraar was geschoold in het verismo. Ik was nogal een vurige jongen en hij stookte dat vuur alleen maar verder op. I was a bomb”, lacht Matteuzzi. ,,Dat was niet juist voor me. Maar toen ontmoette ik Celletti. Hij zei: je hebt een veelbelovende stem, maar je gebruikt hem niet op de juiste manier. Ik zei alles vaarwel wat ik tot dan toe deed en volgde hem.”

Onder Celletti ontdekte Matteuzzi ook het repertoire waar zijn stem het meest geschikt voor was. ,,Mijn stem had altijd al een vreemde natuur. Toen ik twaalf was, ontdekte ik opera door een plaat met op de ene kant sopraan Virginia Zeani en op de andere kant haar echtgenoot, bas Nicola Rossi Lemeni. Ik begon de plaat iedere dag na te zingen. Beide kanten. Van de lage basaria’s van Zaccaria uit Nabucco tot de hoge f van de sopraan. En ik kon het!”

Celletti hielp Matteuzzi om zijn grote bereik op een juiste manier in te zetten en zijn extreem hoge noten – zijn handelsmerk – op een veilige manier te zingen. ,,Toen ik de eerste keer een hoge f zong, zei men tegen me: doe dat nooit meer, want je kilt je stembanden. Maar toen vond ik de juiste positie en ging het geweldig. Alsof je een ladder neerzet en heel snel omhoog klimt. Dat was fantastisch.”

,,Maar dat doe je niet vaak, zo’n noot”, vervolgt de tenor. ,,Ik zong zo’n noot nooit twee keer tijdens een voorstelling. En ik deed het alleen als ik helemaal opgewarmd was, want je rekt je stembanden werkelijk tot de limiet.”

De avonden dat zijn stem in optima forma was, herinnert Matteuzzi zich nog levendig. ,,Ik weet dat ik eens een reeks voorstellingen van Rossini’s Otello zong met Chris Merritt. Ik was Rodrigo, hij Otello. Het was geweldig met hem te zingen. Zijn enorme stem sleurde je helemaal mee. Op een gegeven moment gebruikten we de hoge noten echt als een soort zwaarden in een duel. Dat was show.”

,,Maar dat zijn zeldzame avonden”, haast Matteuzzi zich te zeggen. ,,Dat leer ik jonge zangers ook. Je hebt maar drie, vier, hooguit vijf avonden in een jaar dat je je echt goed voelt. Het vak is niet zo mooi als het er uitziet.”

De Belcanto Summer School wordt op zaterdag 10 september afgesloten met een feestelijk slotconcert in het Jheronimus Bosch Art Center. Het concert begint om 20.00 uur. Zie voor meer informatie de website van het Internationaal Vocalisten Concours.

Vorig artikel

Opera aan de Schie presenteert vierde editie

Volgend artikel

DNO neemt veel Iphigénie op zijn vork

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

11Reacties

  1. Ernest
    8 september 2011 at 16:34

    Jammer dat onze nieuwe generatie zangers door dit soort “vroeger-was-alles-beter”-dinosauriers wordt opgeleid.

  2. Annett
    8 september 2011 at 19:06

    De reactie van Ernest vind ik wat kort door de bocht. Het gaat er niet om dat vroeger alles beter zou zijn geweest, het gaat er m.i. om dat de juiste elementen uit een traditie behouden blijven. Elementen waarop we kunnen voortbouwen. Ieder mag daarbij zijn gedachten hebben uiteraard. Voor mij zou gelden: er zou geen diploma mogen worden uitgereikt aan een zanger die geen legato kan zingen. Maar ook daar mag iedereen anders over denken.

  3. Basia Jaworski
    8 september 2011 at 20:02

    Brava, Annett!
    Helemaal mee eens!

  4. Nicole Fiselier
    8 september 2011 at 23:49

    Beste Ernest,
    Kom anders morgenavond nog even luisteren tijdens de openbare masterclass in Den Bosch.
    Dan kan u zelf de waarde van de masterclasses en komen beoordelen (en wie weet uw mening bijstellen)…

  5. Steven SURDÈL
    10 september 2011 at 20:46

    Beste Ernest,

    Er zijn ook ‘vroeger was alles duf’-dinosauriërs. Onder de ‘meest besproken’ en ‘meest gelezen’ onderwerpen van deze site kunt U ze zomaar in het wild waarnemen. En dat nog gratis ook.

  6. Spen1992
    10 september 2011 at 21:31

    Vroeger waren er geweldige artiesten, nu zijn er geweldige artiesten. Het is maar waar je van houd!

  7. Steven SURDÈL
    11 september 2011 at 11:27

    Precies, laten we het daarbij houden, dan doen we geen enkele artiest onnodig te kort. Bovendien is het juist des te boeiender wanneer je de moeite neemt om opnamen van vroeger en nu in een brede internationale context met elkaar te vergelijken. Je hebt dan meteen een tegenwicht tegen die gelikte public relations waarmee jonge talenten uit winstbejag als ‘de nieuwe Pavarotti’ worden aangekondigd.

  8. Freek van der Heide
    11 september 2011 at 14:41

    Nou Steven, doorgaans kan ik je opmerkingen in deze kolommen zeer waarderen, maar dit vind ik wel wat gemakkelijk. Waarom moeten we het houden bij: het is maar waar je van houdt? Dat slaat meteen elke gedachtewisseling dood over de ontwikkeling in de zangkunst sinds de uitvinding van de geluidsdragers. Hoe komt het bijvoorbeeld dat er op dit moment (naast misschien Thomas Hampson, die inmiddels ook al aardig op leeftijd raakt) geen echte overtuigende, jonge Verdi-bariton rondloopt? Welke jonge bariton is in staat Rigoletto, Macbeth en Iago te zingen met een autoriteit als van Cappuccilli, Bruson of Merrill? Ik wil elke (jonge) zanger alle eer geven die hij of zij verdient, echt, en iemand als Andrej Dobber heeft bij DNO mooie dingen gedaan, maar zulke rijke stemmen mis ik nu toch echt. Vroeger was niet alles beter, beslist niet, maar sommige zaken waren vroeger toch wel erg, erg goed.

  9. Steven SURDÈL
    11 september 2011 at 17:28

    Nou, lees mijn bijdragen nog maar eens onder de twee meest gelezen en besproken thema’s, dan zult U zien dat we het zonder meer eens zijn. Ook ik mis tegenwoordig node het roodkoperen geluid van sopranen als Gina Cigna, Iva Pacetti, Caterina Mancini en Anita Cerquetti – een enkele (voorzichtige) uitzondering als Dimitra Theodossiou daargelaten. Maar wil dat ook zeggen dat zulke stemmen niet meer geboren worden? Als ze al rondlopen, ken ik ze gewoonweg niet.

    En vermits ik simpelweg niet alle (of bijna alle) nieuwe talenten bijhoud zoals Basia Jaworski en Jordi Kooiman dat doen, kan en wil ik niet oordelen over zo’n ruim en vaag begrip als ‘de moderne generatie’.

    Het enige dat ik kwijt wil is mijn indruk dat stemmen als die van Angela Gheorghiu en Anna Netrebko op mij heel onpersoonlijk en steriel overkomen, als een onopvallend instrument binnen het grote orkest dat zich strikt moet voegen naar de wensen van de dirigent. Al het hoera-geroep eromheen kan over een aantal jaren best eens een commercieel geregisseerde hype zijn gebleken. Een tendens waartegen ook Alfredo Kraus en Ileana Cotrubas zich hebben uitgesproken.
    Het zou al heel wat wezen als jonge talenten niet meer meteen in het diepe worden gegooid, zodat hun stemmen gedurende een paar jaar in alle rust kunnen ‘uitbotten’ tot wat ze ZIJN, in plaats van tot iets steriels waarvan anderen vinden dat ze het beter zo snel mogelijk moeten WORDEN.

    Heb ik zo genoeg partij gekozen?

  10. Femke van Loo
    14 januari 2012 at 14:00

    Dhr. Matteuzzi maakt een goed punt. Beginnende operazangers en zangeressen kunnen het best beginnen met het opbouwen van een goede basis. Het lijkt een trend te worden zo hoog, hard en moeilijk mogelijk te zingen. We denken mensen minder snel en goed te emotioneren/bereiken zonder hard en hoog te zingen.Ikzelf vind het allemaal afdoen aan het ooit geschreven werk. Belcanto zingen is een vorm waarbij je de stem tot haar recht laat komen. Niet zo uitmelkt zodat er binnen een jaar niks meer van over is.
    Ook vinden we het extra boeiend als zeer jonge zangers verschrikkelijk complexe opera’s kunnen zingen.Om goed ‘zo’n opera te kunnen zingen moet je geestelijk en lichamelijk in goede conditie zijn. De meest ingewikkelde theaterposes worden bedacht om het ‘moderner’te maken. Het wordt onnodig ingewikkeld gemaakt. Het is geweldig als jonge mensen in aanraking komen met de operawereld (net als ik), maar een goede onderwijzing en begeleiding is noodzakelijk. Een solide basis is ongekend belangrijk om verder te komen. Matteuzzi heeft hier naar mijns insziens gelijk.

  11. joseph
    15 januari 2012 at 11:18

    U hebt volkomen gelijk Femke, ik ben er van overtuigd dat vele jonge operazangers te vlug willen gaan en vergen het uiterste van hun stem.
    Inderdaad, de operatoeschouwer dwingt hen een beetje want we zijn een kritisch publiek geworden. Ze moeten inderdaad de kans krijgen want in de entourage van de zanger moeten ook de juiste mensen zijn en daar wringt soms het schoentje.