AchtergrondBinnenkortFeatured

Hoe klonk Don Giovanni anno 1815?

Op 7 december 1815 bezocht koning Willem I een uitvoering van Don Giovanni in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Tweehonderd jaar later brengt BarokOpera Amsterdam de voorstelling Don Giovanni, anno 1815, een politiek-historische revue rond die Haagse uitvoering van Mozarts opera. Artistiek leidster Frédérique Chauvet licht de productie toe.

Don Giovanni 1815 - BarokOpera Amsterdam
Campagnebeeld van Don Giovanni, 1815.

BarokOpera Amsterdam heeft zich de afgelopen jaren met twee Purcell Gala’s en een Händel Revue steeds verder toegelegd op een specifiek muziektheatergenre, wat het zelf de ‘politiek-historische revue’ noemt. De voorstellingen rond Purcell en Händel plaatsten het oeuvre van die componisten in de tijd waarin het ontstond. Door een afwisseling van gesproken dialogen en gezongen nummers kreeg het publiek een idee van de politiek en de cultuur van die periode.

Rond Don Giovanni wil het Amsterdamse gezelschap eenzelfde politiek-maatschappelijk kader creëren. “We willen het jaar 1815 illustreren”, vertelt Frédérique Chauvet, de drijvende kracht achter BarokOpera Amsterdam.

Het idee voor de voorstelling ontstond toen Chauvet ontdekte dat koning Willem I in 1815 hoogstwaarschijnlijk aanwezig was bij de uitvoering van een Franstalige versie van Don Giovanni (Don Juan dus) in de Koninklijke Schouwburg, gespeeld door het Théâtre Français, dat sinds de opening in 1804 de schouwburg als huistheater gebruikte.

Chauvet vond in verschillende archieven twee Franse versies van Don Giovanni terug die in die tijd vaak uitgevoerd werden: één van Kalkbrenner uit 1805 en één van Castil-Blaze uit 1815. Eén van beiden werd tijdens die decemberavond in 1815 uitgevoerd.

Met dit historische materiaal benaderde Chauvet verschillende regisseurs, met de vraag wat voor voorstelling zij ervan zouden maken. “Nynke van den Bergh kwam met het beste idee, namelijk om de voorstelling als een repetitie vorm te geven”, vertelt ze. “We laten een fictieve repetitie voor die historische uitvoering op 7 december 1815 zien. Dus de zangers zingen rollen uit Mozarts opera, maar stappen soms ook uit hun rol en zijn dan simpelweg zangers die aan het repeteren zijn.”

“Centraal staat een discussie tussen Giovanni en Leporello aan de ene kant en de theaterdirecteur en de sopraan aan de andere kant”, vervolgt Chauvet. “De directeur wil de conservatieve versie van Kalkbrenner gebruiken, maar Giovanni en Leporello willen de Castil-Blaze-versie gebruiken, die teruggaat naar de oorspronkelijke versie van Mozart en Da Ponte en Giovanni niet als puur slecht neerzet, maar veel meer als een libertijn.”

Censuur

Chauvet vond in Parijs en Den Haag de oorspronkelijke partituren van Kalkbrenner en Castil-Blaze en vertelt hoe grappig de verschillen zijn. “Kalkbrenner heeft de opera aangepast aan de heersende moraal. Leporello is bij hem bijvoorbeeld heel moralistisch. En in zijn catalogusaria is het aantal vrouwen behoorlijk verlaagd. In het oorspronkelijke manuscript zie je dat het ‘mille e tre’ (1.003) van Mozart is doorgestreept en dat er honderd van is gemaakt.”

Kalkbrenner had eindeloze briefwisselingen met de censuur, waar nog meer geestige wijzigingen uit voortvloeiden. Zo was er onder Napoleon een wet die het verbood om zelf wraak te nemen. In plaats daarvan moest je naar de politie gaan. In de scène van het gemaskerde bal moesten de op wraak zinnende Ottavio, Anna en Elvira daarom vervangen worden door drie politiemannen.

Ook werd het niet toegestaan dat Zerlina in ‘La ci darem la mano’ zou zwichten voor de charmes van Giovanni. Ze moest standvastig haar trouw betuigen aan haar kersverse echtgenoot Masetto. Chauvet: “In het manuscript zie je dat eerst precies vertaald is wat Da Ponte heeft geschreven, en dat het vervolgens is doorgestreept en aangepast.”

Chauvet heeft samen met Van den Bergh delen uit beide versies geselecteerd en er dialogen omheen verzonnen. De muziek is daarbij voor het overgrote deel gewoon van Mozart. “Kalkbrenner heeft wel begeleide recitatieven gecomponeerd. Daar gebruiken we er vier van. Maar de muziek is voor 90 procent van Mozart.”

Oude instrumenten

In Don Giovanni, anno 1815 wordt niet alleen inhoudelijk tweehonderd jaar teruggegaan in de tijd, ook muzikaal wil BarokOpera Amsterdam de sfeer van toen laten herleven. Er wordt daarom gespeeld op instrumenten uit die tijd.

Artistiek leidster Frédérique Chauvet.
Artistiek leidster Frédérique Chauvet.

Voor Chauvet is dit een belangrijk element. “Mozart schreef zijn muziek voor díe specifieke instrumenten, zodat die het beste tot hun recht konden komen. Ik betreur het dan ook dat in Nederland de moderne orkesten zo’n grote plek innemen en bijvoorbeeld bij De Nationale Opera altijd de Mozart-opera’s begeleiden.”

Volgens Chauvet is er veel te zeggen voor een periodegetrouwe muzikale aanpak. “De klassieke blazers klinken bijvoorbeeld heel helder en mengen beter dan moderne instrumenten. Als een klassieke hobo en klassieke klarinet samenspelen, ontstaat als het ware een nieuwe, derde kleur. Elke combinatie zorgt zo weer voor nieuwe kleuren. Moderne instrumenten hebben veel meer grondtoon, kern, en mengen daardoor niet zo goed.”

De articulatie is op oude instrumenten ook verfijnder, zegt Chauvet. “Op oude blaasinstrumenten heb je minder druk en ben je dus vrijer met je tong. Dat geldt ook voor de strijkers. Door de darmsnaren is er een veel grotere subtiliteit bij de articulatie mogelijk.”

Body

Chauvets ervaringen met Mozart-opera’s begonnen in 2005, toen ze samen met het Amsterdams Marionetten Theater een voorstelling van Die Zauberflöte maakte in Avignon. Ze bewerkte daarvoor de partituur voor zes instrumenten. Een paar jaar later bewerkte ze Le nozze di Figaro voor negen instrumenten. “Zo ben ik langzaam in de wereld van Mozart gedoken.”

Voor Don Giovanni kiest Chauvet voor een duidelijk grotere bezetting dan bij haar vorige Mozart-avonturen: twintig instrumenten maar liefst. “Voor Giovanni moet je body hebben”, meent ze. “Je hebt veel klank nodig.”

Chauvet zal zelf het ensemble dirigeren, evenals de vier solisten die de ‘Giovanni-repetitie’ tot leven zullen wekken: sopraan Anne Rodier, tenor Jean-Léon Klostermann, bariton Pieter Hendriks en bariton Wiebe Pier Cnossen.

Don Giovanni, anno 1815 gaat op vrijdag 6 november in première in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag en gaat daarna tot en met 25 januari 2016 op tour langs vele Nederlandse theaters, waaronder De Kleine Komedie in Amsterdam en de Stadsschouwburg Utrecht.

Zie voor meer informatie de website van BarokOpera Amsterdam.

Vorig artikel

Van Sandwijk en Morsch zingen Schumann

Volgend artikel

Coote zingt Kindertotenlieder bij NedPhO

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

2Reacties

  1. Maarten-Jan Dongelmans
    4 november 2015 at 17:52

    Prikkelend initiatief! Hulde.
    Hoe authentieke instrumenten opera’s van Mozart extra charme en relief kunnen geven, hoorde ik onlangs nog bij het Orkest van de Achttiende Eeuw. Dat bracht een tintelende uitvoering van Le Nozze di Figaro. In de Randstad maar gelukkig ook daarbuiten.
    Opvallend dat Kalkbrenner voor die Haagse Don Giovanni van 1815 nieuwe recitatieven componeerde.
    Het doet me denken aan de onlangs verschenen cd van Le Concert Spirituel op Glossa. Hier staat Les Mystères d’Isis centraal, de voor Parijs driftig bewerkte Franstalige versie van Die Zauberfloete. Voor de première in 1801 schreef Ludwig Wenzel Lachnith (1746-1820) aanvullende recitatieven, hetgeen Berlioz later deed schamperen dat Lachnith Mozart om zeep had geholpen. Dat laatste valt gelukkig reuze mee.
    Na Das Labyrinth van Peter von Winter kunnen we nu kennismaken met een tweede ‘afgeleide’ van Die Zauberfloete. Door Lachnith heel gewiekst gepresenteerd met aanvullingen uit Le Nozze di Figaro, Don Giovanni en La Clemenza di Tito. Een echte hutspot, smakelijk geserveerd door Le Concert Spirituel, invallend dirigent Diego Fasolis, solisten en het koor van de Vlaamse Omroep.

  2. Maarten-Jan Dongelmans
    5 november 2015 at 09:18

    Wanneer je als BarokOpera Amsterdam ‘de sfeer van toen [wil] laten herleven’, spreek je natuurlijk niet over de Koninklijke Schouwburg. Dat is een anachronisme. In 1815 heette dit theater immers Nieuwe Haagse Stadsschouwburg.