AchtergrondBinnenkortFeatured

Bernheim: “Ik hoor op het podium”

Tenor Benjamin Bernheim maakt deze week zijn Nederlandse debuut in Roméo et Juliette bij De Nationale Opera. Net dertig is hij, gezegend met veel talent en wat minder geduld. Voor en na een kostuumpas sprak François van den Anker met de zanger, die sinds afgelopen zomer vijf roldebuten deed. “Ik wil mijn grenzen opzoeken.”

Benjamin Bernheim. (© Aymeric Giraudel)
Benjamin Bernheim. (© Aymeric Giraudel)

Het eerste optreden van Benjamin Bernheim op Nederlandse bodem zal zijn op 15 april, de première van Roméo et Juliette van Berlioz. Het werk uit 1839 is strikt genomen geen opera, maar een dramatische symfonie voor orkest, zangers en dansers. Doorgaans concertante uitgevoerd, maar in Amsterdam te zien als een productie waarin De Nationale Opera en Het Nationale Ballet voor het eerst het toneel delen in gelijkwaardige rollen voor zang en dans. De Berlijnse Sasha Waltz is regisseur en choreografe van de voorstelling.

De kleding waarvoor de zanger het interview even moet onderbreken, bevalt hem. “Het is een sober, zwart kostuum. Daarbij loop ik op blote voeten. In de voorstelling word ik omringd door balletdansers. Ik heb een kleine choreografie, maar het is bijna beangstigend om te bewegen naast echte dansers, die hun lichaam en hun kunst tot in de perfectie beheersen. Dat is nieuw voor me, en een bijzondere ervaring.”

Bernheim was de laatste maanden onder meer te horen als Rodolfo in La bohème in zijn thuisstad Zürich. Daarop volgde Flamand in Capriccio in Parijs en vervolgens stond Salzburg op de planning. “Ik deed vijf roldebuten in korte tijd. Dat was heel hard werken, maar het is goed gegaan. Het was een krankzinnige periode. Ik wilde mijn grenzen opzoeken en heb gelukkig steeds kunnen bieden wat gevraagd werd.”

In Salzburg zong Bernheim tijdens de Osterfestspiele de rol van Cassio in Otello van Verdi, tot groot genoegen van pers en het publiek. De recensente van Place de l’Opera sprak van een echte ontdekking. “Vocaal was hij fenomenaal en theatraal vulde hij zijn rol met glans in.”

Berlioz in Amsterdam komt op een goed moment voor de tenor. Hij heeft weliswaar een Duits klinkende naam, maar Benjamin Bernheim werd geboren in Parijs, woonde een groot deel van zijn jeugd in Genève en heeft de ambitie om de komende jaren met name Frans en Italiaans repertoire voor het lyrische fach te zingen.

Salzburg

Bernheims optredens in Salzburg de laatste jaren hebben grote betekenis voor de loopbaan van de tenor. “Ik had het geluk dat Alexander Pereira, de intendant die me in 2010 contracteerde voor het Opernhaus Zürich, mij na zijn vertrek naar Salzburg ook daar rollen aanbood.”

“Salzburg is zoiets als de Olympische Spelen en het WK voor opera samen. Iedereen komt er. Ik heb er in Il re pastore onder William Christie gestaan en zong een kleine rol in Rienzi van Wagner. In Verdi’s Don Carlo was ik onder meer Il conte di Lerma, een rol die ik eerst in Zürich onder Zubin Mehta heb gezongen en later in Salzburg bij Antonio Pappano. Ik stond daar op het podium met namen als Harteros, Kaufmann en Hampson. Er viel enorm veel te leren.”

“Salzburg is zoiets als de Olympische Spelen en het WK voor opera samen”

“Het gaf ook veel druk, want als je kort op het podium staat, heb je weinig tijd om jezelf te bewijzen. Het gaf me de kans om me te laten horen aan het publiek en aan de pers. Pereira wilde me testen, zien of ik als jonge zanger meer ambitie had.”

“In 2014 gaf hij me de rol van Eginhard in Fierrabras van Schubert. Dat ervoer ik echt als een bewijs van zijn vertrouwen in mij. Het is een rol waarin je veel op de bühne bent en veel te zingen hebt. Die ervaringen in Zürich en Salzburg hebben me geleerd geduld te hebben en tegelijkertijd gretig te blijven. Ik heb moeten leren die ‘honger’, die gretigheid, te managen.”

Lausanne en Zürich

Zijn opleiding kreeg Benjamin Bernheim op het conservatorium van Lausanne. Al veel eerder – hij was een jaar of tien – stond hij voor het eerst op het operapodium, in het koor van Cavalleria rusticana en Pagliacci.

Hij komt uit een familie waarin muziek, literatuur en wetenschap een grote rol speelden. Zijn overgrootvader was Fernand Baldensperger, hoogleraar vergelijkende literatuurwetenschap in Nancy en op Harvard. “Het had, toen ik vijftien jaar was, van alles kunnen worden: psychologie of de diplomatie bijvoorbeeld. Maar mijn eerste auditie in Lausanne was succesvol en zo werd ik zanger.”

Benjamin Bernheim: "Het podium was mijn beste leermeester." (© Aymeric Giraudel)
Benjamin Bernheim: “Het podium was mijn beste leermeester.” (© Aymeric Giraudel)

Na zijn conservatoriumtijd volgde de operastudio in Zürich. Daar leerde hij Alexander Pereira kennen, die ruim twintig jaar intendant was van het Opernhaus Zürich. Vanuit zijn Frans-Zwitserse achtergrond was Bernheim niet vertrouwd met het ensemblesysteem, waarbij zangers in vaste dienst verbonden zijn aan een operahuis en heel veel verschillende rollen te zingen krijgen. “Al in mijn studietijd kreeg ik de raad heel voorzichtig te zijn met het tekenen van een vast contract, omdat je de keuze van je rollen grotendeels uit handen geeft. Je zingt in vijf talen en doet soms drie opera’s in een week.”

Toen Pereira hem een vast engagement in het ensemble aanbood, twijfelde de jonge zanger aanvankelijk. “Maar na een paar maanden heb ik toch ja gezegd. Ik was 23, mijn stem had ik gevonden, maar ik moest mijn techniek verder verbeteren. Het podium was mijn beste leermeester om mijn projectie te vergroten en mijn stem verder kleur te geven.”

Zo kwam Bernheim in het ensemble van het vooraanstaande operahuis terecht. Hij was onbekend en moest opboksen tegen uitstekende collega-zangers in het ensemble en eminente solisten die als gast naar Zürich werden gehaald. “Ik hoopte op grote rollen, maar ik wist dat ik onder Pereira, met zo veel anderen die hij tot zijn beschikking had, moest wachten, wachten, wachten. Hij haalde namen als Kaufmann, Beczala, Hampson en Bartoli naar Zürich. Op het moment dat ik Tamino mocht zingen, waren er nog wel vier andere geschikte Tamino’s in huis. Op mijn repertoire stonden al tenorrollen als Nemorino in L’elisir d’amore en Alfredo in La traviata, maar ik was gewoon één van de beschikbare tenoren en er waren sterren te over.”

Toch heeft de zanger vooral uitstekende herinneringen aan zijn tijd in Zürich. “Ik vond Il re pastore, onder William Christie en met Rolando Villazón, één van de hoogtepunten. En tijdens het laatste seizoen van Pereira in Zürich kreeg ik daar, en later tijdens de Pfingstfestspiele in Salzburg, de kans om mee te werken aan een concertante Cléopâtre van Jules Massenet. Samen op het podium in Frans repertoire met Franse collega’s, waaronder Ludovic Tézier en Sandrine Piau. Het was fantastisch!”

Strategie

Bernheim vertelt over zijn overwegingen rond zijn loopbaan en hoe dit jaar voor hem het jaar van de strategische keuzes is. “Ik heb de laatste jaren vooral in het Duitssprekende deel van de wereld gewerkt. Met mijn Duits klinkende naam is het lastig te bewijzen dat ik ook in het Engels, Russisch, Frans en Italiaans kan zingen. Ik leek me te specialiseren in het Duitse repertoire en nu wil ik er alles aan doen om duidelijk te maken dat ik meer kan dan dat. Tegenwoordig verwachten dirigenten van je dat je met minder legato en meer power zingt en dat heeft gevolgen voor mijn stem. Die is ontwikkeld en volwassen nu, maar ik wil niet te snel gaan. Komend seizoen zing ik 20 procent Duits en voor de rest Italiaans en Frans.”

Later dit jaar zal Bernheim Lensky zingen in Jevgeni Onjegin bij de Deutsche Oper in Berlijn en in Dresden staat deze en volgende zomer opnieuw Rodolfo op de agenda. En dan is er over twee maanden ook nog zijn debuut in La Scala – weliswaar in een Duitstalige opera, Der Rosenkavalier, maar dan wel als de ‘italienischer Sänger’.

Hij is het Duits niet zat, maar heeft weloverwogen argumenten voor de aanpassing van zijn koers. “Na rollen als Tamino in Die Zauberflöte, Flamand in Capriccio en Matteo in Arabella valt er een gat. Dat is het grote probleem voor mij. Er is geen Duitse variant van Rodolfo, er is geen Alfredo in dat repertoire, geen Des Grieux.” En het zijn juist die jonge lyrische tenorrollen waar Bernheim nu voor warmloopt. “Nemorino, Alfredo, Duca di Mantova. Duitse karaktertenorrollen of die met een meer heroïsch accent zijn te vroeg voor me.”

De jonge tenor houdt niet van wachten, dat was al duidelijk. “Ik vind het heel lastig om geduld te hebben. Ik wil gehoord worden en geen kansen missen. Had ik een meer dramatische tenor, dan was er meer tijd. Ik heb de projectie, de kleuren en die wil ik goed onderhouden. Van Carlo Bergonzi heb ik geleerd: je stem moet glimlachen, moet licht blijven en sommige rollen helpen je daarbij.”

“Het toneel opgaan is verslavend, net als drugs”

Op de vraag of er voldoende mensen in zijn omgeving zijn die hem kunnen afremmen in zijn haast om te groeien, is het antwoord bijna verontwaardigd. “Dit is niet de tijd voor mij om te remmen. Het is zaak het repertoire dat bij me past aan te pakken, ik zou bijna zeggen: het op te vreten.”

“Maar ik heb gelukkig verstandige mensen om me heen”, voegt hij toe. In het begin was dat Gary Magby, zijn docent op het conservatorium van Lausanne. En jarenlang was zijn vorige agent, Germinal Hilbert, belangrijk. “Hij leerde me te kijken met een perspectief op de toekomst. Dat is lastig als je jong bent. Hij was bepalend voor waar ik nu sta.”

Eind vorig jaar koos Bernheim na vier jaar voor een ander impresariaat en tekende bij het prestigieuze Askonas Holt in Londen. “Ik kwam op het punt dat ik de traditie van Hilbert moest verruilen voor de eigentijdse benadering van mijn nieuwe agent. Ze zijn er voorzichtig en laten me meer dan eens over bepaalde beslissingen nadenken. Mijn collega Olga Peretyatko zei onlangs: ‘Het ergste wat me kan gebeuren, is dat alles gaat zoals ík het wil.’ Dat sprak me aan.”

Vrijheid

En dan is er ook nog, naast al die ambitie, de niet-strategische, spontane Benjamin Bernheim. Die komt vooral naar voren als hij op de bühne staat. “Daar voel ik een enorme vrijheid. Ik heb inmiddels al op zo veel podia gestaan: het is de plek geworden waar ik mezelf kan uiten en kan zijn wie ik ben.”

“In zekere zin leg je als kunstenaar een eenzame weg af. Je bent alleen, met je stem, je personage op het podium. Het toneel opgaan is een risico, maar een risico waar ik van houd. Het is springen zonder veiligheidsnet. Het is verslavend, net als drugs.”

Benjamin Bernheim: "Ik hoor op het podium. Om te zingen, te geven en te delen." (© Julien Benhamou)
Benjamin Bernheim: “Ik hoor op het podium. Om te zingen, te geven en te delen.” (© Julien Benhamou)

Onvermijdelijk heeft zijn werk, met het reizen door Europa, gevolgen voor zijn privéleven. Thuis in Zürich zijn er zijn echtgenote en zijn dochter Juliette van twintig maanden oud. “Ik realiseer me dat het niet makkelijk is om zowel een perfecte zanger te willen zijn als een perfecte vader en echtgenoot.”

Andere tijden

Zoals zo veel zangers heeft Bernheim wisselende ervaringen met regisseurs en producties. Zijn ergste ervaring? “Lelijke grime, afschuwelijk haar en kleding die – voor het effect – bewust te klein was.”

Zijn belangrijkste verwachting van een regisseur is dat die in staat en bereid is zijn verhaal, het concept, uit te leggen aan de zangers. Hij legt grote nadruk op communicatie, op duidelijkheid van de regisseur over zijn ideeën en keuzes. “Wij zangers moeten in staat zijn om te begrijpen wat we verdedigen op het podium. Ik snap dat het lastig is, maar ik ben graag deel van het creatieve proces, zoals onlangs in Parijs met Robert Carsen. Hij wilde dat ik Benjamin én Flamand was, hij wilde ze beiden zien.”

De tijden veranderen, dat realiseert de zanger zich maar al te goed. “We zijn als artiesten in zekere zin marketingproducten geworden. We moeten een goede website hebben, Facebook en Twitter gebruiken, veel aandacht geven aan interviews. Het contact met het publiek is belangrijk. Ik begin er inmiddels een beetje aan te wennen om voor groepen te spreken en geïnterviewd te worden door de media.”

Maar, benadrukt Bernheim: “Het gaat me niet om de roem. Veel meer dan een geweldige carrière streef ik ernaar gerespecteerd te worden als kunstenaar, als iemand die echt iets te zeggen heeft op het podium.”

Hij gaat graag naar anderen kijken. Vorige week was hij nog in het Palais Garnier voor de double bill van Iolanta en Casse-Noisette van regisseur Dmitri Tcherniakov. Maar het kost hem steeds meer moeite om vanuit de zaal een opera te zien. “De laatste jaren voel ik steeds dat mijn plaats niet in het publiek is. Ik hoor op het podium. Om te zingen, te geven en te delen.”

Roméo et Juliette gaat op vrijdag 15 april in première bij De Nationale Opera. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera. De komende optredens van Benjamin Bernheim zijn te vinden op zijn persoonlijke website.

Hieronder een fragment uit een Franse tv-uitzending, waarin Benjamin Bernheim ‘Lunge da lei’ uit La traviata zong:

https://www.youtube.com/watch?v=cLDVWGYCr44

Vorig artikel

Koopman laat iedereen zingen in de Matinee

Volgend artikel

Bioscopen vertonen Roberto Devereux

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

2Reacties

  1. fred
    11 april 2016 at 20:47

    hij is muzikaal, heeft goede ademtechniek, Italiaans is goed maar niet echt uitstekend, interpreert goed maar vraag is hoe klinkt de stem live, is ze groot genoeg? Het is een beetje melig van klank, de hoogte ‘doesn’t expand’ is nogal voorzichtig………….Allemaal proper maar ik krijg er geen rugrillingen van, om maar te zwijgen van zijn kostuum…

  2. Gerard
    13 april 2016 at 10:04

    goed interview, alleen een klein zetduiveltje: ”Ik wil gehoord woorden”