AchtergrondBinnenkortFeatured

Plantinga zingt Almaviva bij Opera Zuid

Rubèn Plantinga zingt binnenkort graaf Almaviva in Le nozze di Figaro, zijn grootste operarol tot dit moment. De 26-jarige bariton is eraan toe. Al sinds zijn twaalfde staat hij op het podium. Wat er sinds die tijd gebeurde, komt ter sprake in gesprek met François van den Anker.

Rubèn Plantinga in repetitie voor Le nozze di Figaro bij Opera Zuid. (© Morten de Boer)
Rubèn Plantinga in repetitie voor Le nozze di Figaro bij Opera Zuid. (© Morten de Boer)

Hij is klaar voor zijn grote rol in Le nozze di Figaro bij Opera Zuid. Prima conditie, vol energie en ook zijn stem is in orde. Maar aan een stem blijf je werken en daarom is er net voor aanvang van de middagrepetitie nog een zangles gepland. Achter de piano zit Miranda van Kralingen: coach, docente, intendant van Opera Zuid en voor de komende weken ook collega van de bariton. Zij zingt Marcellina, hij is graaf Almaviva in de opera van Mozart die op 12 november in première gaat in Maastricht.

Rubèn zoekt wat passages waar hij nog even op wil oefenen. “Cosa sento, cosa sento, cosa sento – wat hoor ik daar?” De vraag wordt een keer of twintig gesteld in de koffiekamer van het huistheater van Opera Zuid. Met zijn grote stem vult hij de ruimte. Het volume is goed, maar er is zoveel meer waar je op moet letten. “Klank maken, economisch zingen, breed zingen, je kin naar voren. Hoor je het verschil?” Miranda van Kralingen coacht de zanger met allerlei aanwijzingen door de passages die aandacht vragen. Die vindt dat heel zinvol. “Op het podium ben je aan het zingen en acteren, maar er zijn zo veel dingen waar je op moet letten. Miranda is er om me daarop te wijzen.”

Op grond van haar eigen ervaringen in Duitse operahuizen is Miranda van Kralingen overtuigd van het nut van coaching, dicht op de rol. “In Duitsland was dat heel gebruikelijk bij een productie. Hier in Nederland zie je dat minder.” Ze heeft alle vertrouwen in de kwaliteit van haar leerling en collega. “We kennen elkaar al een paar jaar, maar voor deze rol heeft Rubèn auditie gedaan en hij was gewoon de beste die we gehoord hebben. Daniël van Klaveren, de regisseur, wilde in de jonge rollen graag jonge zangers en die hebben we gevonden.”

Nog even naar de eindscène, stelt Rubèn voor, bladerend door de partituur. “Contessa, perdono!” zingt de graaf, in een poging het goed te maken bij zijn echtgenote. Miranda onderbreekt hem streng. “Je zingt het te veel de vloer in. Speel het met je ogen en je blik.” Na een paar keer is de juiste toon en houding gevonden en is er een klank en vorm die de gravin wel móét overtuigen.

Tussen drieduizend jankende kinderen

Rubèn Platinga groeide op met de muziek van Marco Borsato en VOF De Kunst. Hij zong bijna altijd, maar vond voetballen minstens zo belangrijk. Zijn tante, die in de media werkte, wees hem op audities voor de musical The Sound of Music. De twaalfjarige Rubèn ging erop af, zat tussen de vele, vele andere kandidaatjes en bezag met grote nuchterheid het spektakel. “Drieduizend kinderen, waarvan de meesten jankend naar buiten kwamen als ze afgewezen werden”, herinnert hij zich de auditiedag. “Ik had niks te verliezen, was nog nooit naar een musical geweest en vond het auditeren vooral leuk.”

Rubèn Plantinga: “In een week knalde mijn stem een kwint omlaag. Ik ging van tenor naar bas naar bariton.”
Rubèn Plantinga: “In een week knalde mijn stem een kwint omlaag. Ik ging van tenor naar bas naar bariton.”

Hij haalde de vierde auditieronde, maar moest zijn wachtende ouders vertellen dat het daar stopte. “Toen kwam er iemand van de productie van Joop van den Ende aanlopen. Er was een foutje gemaakt: ik was toch geselecteerd. Ik heb vervolgens in verschillende steden de rol van Friedrich von Trapp gezongen.”

Tijdens de tournee met The Sound of Music vroeg Rubèn advies voor een goede zangdocente. Hij kwam terecht bij mezzosopraan Ineke Vlogtman, die vooral heel voorzichtig omging met de jongenssopraan op weg naar zijn stembreuk. “Aan Ineke en aan Felix Schooneboom, van wie ik ook les had, heb ik te danken dat ik die verandering goed ben doorgekomen.”

Hij zong als jongenssopraan het ‘Pie Jesu’ uit Fauré’s requiem en de rol van Isaac in Canticle II van Benjamin Britten. Maar die sopraanstem was op een bepaald moment verdwenen. “Het ging ineens heel snel. In een week knalde mijn stem een kwint omlaag. Ik ging van tenor naar bas naar bariton.”

Jazz bij de buren

Ook toen er een volwassen baritongeluid uit de stembanden van Rubèn kwam, zong hij concerten, maar toch koos hij na de middelbare school voor een studie farmacie. Een jazzorkest bij de overburen deed hem besluiten te switchen. “Tegenover mijn studentenkamer repeteerde wekelijks een bigband. Dat klonk geweldig en daardoor realiseerde ik me dat muziek belangrijk was en ik écht wilde zingen.”

Hij deed auditie op het Amsterdamse conservatorium en werd aangenomen. De selectiecommissie hoorde kwaliteit en een goede stem. “Maar men vond dat er ook nog heel veel was waaraan gewerkt moest worden. Mijn late stembreuk werkte door; ik had nog lang last van overslaan.”

“Als alles klopt, is het lied magisch”

Een keuze voor lichte muziek of jazz is nooit echt een optie geweest. “Ik wil – eigenlijk altijd – uitgedaagd worden en ik wist dat die uitdaging met klassieke zang veel groter zou zijn. Het sprak me ook meer aan. Maar of ik echt wist waar ik aan begon? Nee. Ik ben op het conservatorium gaan werken aan mijn repertoirekennis en ik ken nu alle grote werken wel. Zo ontdekte ik dat er zoiets als lied bestond.”

“Ik werd heel erg verliefd op het lied toen ik dat eenmaal leerde kennen. Het is zoiets bijzonders. Je speelt samen met een pianist – die veel meer doet dan begeleiden – en het spel van de piano komt samen met jouw zang. Als alles klopt, is het magisch.”

Vorig jaar gaf Rubèn al eens een kort recital met Wolf, Schumann en Schubert in het Muziekgebouw aan ’t IJ, als voorprogramma van Lenneke Ruiten. “Na die korte versie heb ik een compleet recital gegeven. Dat was gaaf om te doen.” Of er een lied was dat eruit sprong, waar hij echt tevreden over was? “Dat heb ik nooit, daarvoor ben ik veel te kritisch op mezelf. Maar als ik een titel moet noemen: ‘Verborgenheit’ van Hugo Wolf.”

Snoepwinkel

“Ik werd geïntroduceerd in de klassieke wereld met theorievakken en zangles, maar ik ben er wel achter dat ik geen type ben voor een schoolsysteem”, zo kijkt hij terug op zijn conservatoriumtijd. “Ik deed er altijd veel naast om geld te verdienen. Met een paar maanden in een koor zingen kwam je een heel eind. Ik zong in het Bach Choir van Pieter Jan Leusink. De tournees waren zwaar, maar de sfeer was prettig en ik heb er met veel plezier gezongen.”

Het kostuum voor graaf Almaviva, ontworpen door Marrit van der Burgt. (© Opera Zuid)
Het kostuum voor graaf Almaviva, ontworpen door Marrit van der Burgt. (© Opera Zuid)

In 2012, in een periode waarin de jonge bariton zich ernstig afvroeg hoe het verder moest, deed hij mee aan een masterclass in Blokzijl. Hij had ‘Du meines Herzens Krönelein’ van Richard Strauss ingestudeerd. “Heel veel zin had ik er niet in. Weer iemand die me gaat vertellen hoe ik moet zingen, dacht ik. Ik was even klaar met iedereen die een mening over mijn zang had.” Maar het klikte uitstekend met de master, sopraan Miranda van Kralingen, en het contact bleef na die eerste les bestaan. “Het gaf me het plezier in het zingen terug.”

Dankzij Miranda van Kralingen, die ook intendant was van Opera Zuid, kwam er een koorrolletje in Pagliacci en daarna Morales in Carmen. Zo bouwde de zanger op naar grotere rollen. “Miranda had vertrouwen in me en ik kon me zo verder ontwikkelen.”

De kansen lagen niet alleen in Maastricht, ook in Amsterdam kreeg Plantinga de mogelijkheid om ervaring op te doen. Hij auditeerde voor een jongtalentproductie van De Nationale Opera en zong de rol van monsieur Presto in Les Mamelles de Tirésias van Poulenc. Het was een voorstelling met een hoog ambitieniveau en dito tempo. “We hadden chille regisseurs en het was fijn om bij zo’n grote organisatie te werken. Ik voelde me als een kind in de snoepwinkel. Hier bij Opera Zuid is het intiemer, je kent elkaar beter, maar de ervaring in Amsterdam, bij zo’n vooraanstaand huis, was bijzonder.”

De graaf ben ik zelf

Na onder meer Carmen, Rigoletto en een met Willem de Vries alternerende Schaunard in La bohème is Il Conte d’ Almaviva Rubèns eerste grote rol in een productie. Hij heeft zich een duidelijk beeld gevormd van de graaf. “Hij is zo oud als ik ben. Zijn positie brengt verantwoordelijkheden met zich mee. Hij heeft ‘bagage’, is zich al bewust van wat het leven te bieden heeft.”

De afgelopen tijd zong Rubèn de muziek uit Le nozze op uitmarkten en seizoenpresentaties. Maar toen de repetities in het huistheater van Opera Zuid begonnen, werd het helemaal echt. “Voor mezelf heb ik bedacht dat de graaf het neefje van Don Giovanni is, een beetje omhooggevallen, makkelijk met geld en heel geïnteresseerd in het versieren van vrouwen. Dat Susanna geen interesse in hem heeft, maakt het extra spannend voor hem.”

Het decor van Le nozze di Figaro, met linksboven de kamer van de graaf. (© Place de l'Opera)
Het decor van Le nozze di Figaro, met linksboven de kamer van de graaf. (© Place de l’Opera)

“Ik heb de graaf niet naar iemand gemodelleerd, ik ben het zelf. Als ik op het podium sta, moet ík de graaf zijn. De kleding helpt daarbij. Ik krijg schoenen met hakken aan, dan ga je meer rechtop staan. En met mijn grote jas is dat heel tof.”

Bij het vormgeven van de rol zijn de muziek en de tekst leidend; daar waren de zanger en zijn regisseur Daniël van Klaveren het snel over eens. “Daarbij is het is heel leuk om andere aspecten te ontdekken. Daniël zag een graaf voor zich met bijna cartooneske trekken, impulsief en met grote schakelingen. Als hij blij is, is hij superblij, verliefd wordt extreem verliefd en kwaad is meteen behoorlijk explosief. Die woede moet ik goed doseren. Als ik ga blaffen, haal ik de tweede akte niet.”

Later Don Giovanni

Plannen en wensen heeft de bariton, die deze zomer 26 werd, genoeg. “Rollen als Figaro in Il barbiere di Siviglia of Conte di Luna in Il Trovatore, dat kan later goed zijn voor mijn stem. En natuurlijk Don Giovanni, daar zit zo veel spel in.”

Rubèn Platinga ziet er buiten het podium casual-urban uit en zijn fysiek doet meer denken aan een sporter dan een klassieke zanger. Net als sport is opera heel hard werken, waarvan het grootste deel voor het publiek onzichtbaar is. “Als ik mensen vertel dat ik opera zing, vinden ze het eigenlijk altijd bijzonder of apart. Maar als ze dan zien wat het vak daadwerkelijk inhoudt, komt er meer begrip en respect.”

Meer informatie over Rubèn Plantinga vindt u op zijn persoonlijke website. Le nozze di Figaro gaat vanaf 12 november het land in. Informatie over plaatsen en kaartverkoop vindt u op de website van Opera Zuid.

Vorig artikel

Anne Sofie von Otter zingt 3.1415926535

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Elhpi, Roderick en Hallie

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.