AchtergrondBuitenlandOperarecensieReisverhalen

Palermo (1): Een stad vol theater

Palermo is één en al theater. Binnen de muren van het beeldschone Teatro Massimo, maar ook daarbuiten. Basia Jaworski bezocht de Sicilianen en doet verslag. In deel één: theater op straat, de Godfather-trap én een uniek operaproject voor kinderen.

“En jij, Palermo, o gekrenkte schoonheid,
jij, nog altijd even lieflijk in mijn verrukte ogen!”

(uit I Vespri Siciliani van Giuseppe Verdi)

Merkwaardige stad, Palermo. Dankzij de lange en ingewikkelde geschiedenis van oorlogen, overheersingen en invloeden door en van verschillende naties en religies, heeft de stad zich ontwikkeld tot wat hij is: een unieke samensmelting van diverse culturen. Daar zijn de ettelijke kathedralen, kerken, gebouwen en pleinen een levendige getuigenis van. En ook in de taal en naamgeving zitten nog overblijfselen van de Arabieren, Moren, Grieken en Normandiërs (niet noodzakelijk in die volgorde). Mooie stad ook.

Het Teatro Massimo (foto: Franco Lannino).

Palermo is één en al opera, of op zijn minst een theater. Alles is hier theatraal – het verkeer (of moet ik zeggen de totale chaos, want niemand houdt zich hier aan de regels?), het getoeter van lukraak en driedubbel geparkeerde auto’s en ertussenin manoeuvrerende scooters.

Zeer theatraal zijn de vers-markten, die ook op zondag open zijn, die je aan de Arabische soeks doen denken en in niets op de Amsterdamse Albert Cuyp lijken. Verlicht met een kaal peertje, ook door de dag, scheppen ze een sfeer die regelrecht uit één van de Italiaanse opera’s of minstens films lijkt te komen. Het nauwe steegje tussen de kramen bedraagt niet meer dan een meter, maar ook daar wringen zich de scooters tussen de menigte door.

Zeer theatraal is ‘Nino u’ ballerino’, de uitbater van Gastronomia, panineria, focacceria, waar hij van ’s middags twaalf (de trattoria zelf is al om zes uur ’s ochtends open) tot diep in de nacht broodjes milt draait, verpakt en verkoopt, daarbij dansend bij de zeer luide klanken van de buiten opgestelde tv. Als dat geen opera is.

Palermo is een paradijs voor zoetekauwen. Men ontbijt er met een kaneelbroodje met ijs (brioche con gelato) en de gebakken, gebakjes, taarten, taartjes en als fruit vermomde marsepein (paste reale) doen je op zijn minst watertanden, zelfs als je, zoals ik, niet van zoet houdt. Daar kan er geen schilderij tegenop.

In de stad zijn veel Afrikanen (voornamelijk Ghanezen) en Aziaten (Bangladesh), maar je ziet er amper hoofddoeken en mocht je al een sluier tegenkomen dan kan je er de donder op zeggen dat er een non onder zit.

Allemaal spreken ze vloeiend Italiaans en allemaal werken ze: ze bestieren en bedienen winkels, winkeltjes en de duizenden kraampjes die Palermo rijk is. Ze geven de stad een extra kleur (de prachtige jurken van de oriëntaalse vrouwen!) zonder dat je je unheimisch gaat voelen, zelfs in het donker.

Godfather

Het Teatro Massimo opende zijn deuren in 1897 met Falstaff van Verdi. Er wordt gezegd dat Giovanni Battista Basite, de ontwerper van het werkelijk oogverblindend mooie operahuis, in zijn creatie beïnvloed werd door de plannen van Garnier voor de opera in Parijs. Best mogelijk, beide huizen lijken ook op elkaar, maar Massimo, met zijn zes etages goudkleurige loges en adembenemende plafondschilderingen, overtreft alles wat ik tot nu toe heb gezien.

Scène uit Bianco Rosso e Verdi (foto: Franco Lannino).

Het werd in 1974 ’tijdelijk’ gesloten voor de renovaties en het duurde maar liefst 23 jaar (maffia hè?) eer het theater werd heropend. Dat gebeurde in 1997 met Verdi’s Nabucco, net op tijd om het honderdjarig bestaan van het operahuis te vieren. Tegenwoordig telt Massimo 1250 plaatsen en behoort tot de grootste operahuizen van Europa.

Natuurlijk wil iedereen zich laten fotograferen op de beroemde trap (ik neem aan dat u Godfather 3 hebt gezien, met al die maffiosi die elkaar tijdens de voorstelling van Cavalleria Rusticana afknallen?), waardoor het er bijzonder druk is en het niet meevalt om de trap op (laat staan af!) te lopen.

Kinderen

Maar wat Massimo het meest van al zijn collega-operahuizen onderscheidt, is het schoolproject, La Schuola va al Massimo. Ik kan mij natuurlijk vergissen, maar het Siciliaanse project om kinderen naar de opera te brengen, lijkt mij uniek in de wereld.

Scène uit Bianco Rosso e Verdi (foto: Franco Lannino).

Het project is zes jaar geleden van start gegaan en er wordt op verschillende manieren vorm aan gegeven. Bestaande opera’s (Carmen, La Cenerentola) worden speciaal voor kinderen bewerkt, componisten krijgen een opdracht om een opera voor de doelgroep te componeren, kinderopera’s (De Globolinks van Menotti) worden op het toneel gezet of er worden voorstellingen rond een bepaald idee gecreëerd. Er worden vijftig voorstellingen per jaar gegeven en men bereikt er 50 à 60 DUIZEND kinderen mee. Doe het ze maar na!

De kinderen zijn in de leeftijd van zes tot zestien jaar, maar de oudere zijn er inmiddels zo met de opera vergroeid dat ze vanzelf al naar de bestaande voorstellingen gaan, alsof het om Idols gaat. Speciaal voor hen worden er tegenwoordig opera’s ook in de vroege namiddag vertoond.

Het laatste project, waarvoor het Massimo de prestigieuze prijs van The Italian National Association of Music Critics ontving, heet Bianco Rosso e Verdi. Het is een ‘monumento per Giuseppe Verdi, padre de la Patria’, wat met het oog op het Verdi-jaar en de 150e verjaardag van de éénwording van Italië niet meer dan logisch is. U weet toch wel dat de Italianen Verdi, samen met Garibaldi en Vittorio Emmanuele, als het symbool van de Unitá beschouwen?

Bianco Rosso e Verdi is een potpourri met fragmenten uit verschillende opera’s van Verdi, met heel veel humor bijeengepraat door drie acteurs en, geholpen door het koor en het ballet van het huis, voortreffelijk gezongen door een vijftal jonge zangers.

De kinderen luisteren aandachtig, reageren alert en waar het kan, zingen ze mee. Alleen bij een, wat mij betreft, iets te lang fragment uit Otello gaat hun aandacht verslappen en gaan ze ongemakkelijk op de stoelen schuiven. Maar verder hebben ze dolle pret. Hulde!

Hieronder een klein fragment waarop je het enthousiasme (en actieve betrokkenheid!) van de kinderen kunt zien:

Zie voor meer informatie de website van het Teatro Massimo.

Vorig artikel

Opera Studio presenteert zich met Giovanni

Volgend artikel

Met zendt nieuwe Siegfried uit in bios

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

6Reacties

  1. Anna Kadary
    1 november 2011 at 18:55

    What an interesting article! You can get the atmosphere of the place, a little history (and cuisine) with a serious critics. Brava!

  2. Mauricio Fernández
    2 november 2011 at 12:45

    Beste Basia,
    Prachtig verhaal, je hebt de sfeer optimaal weergegeven van een van de meest opwindende steden die ik ken. Een pluim voor de organisatie van het Teatro Massimo voor het kinderenprojekt, zo trek je de nieuwe generaties naar het theater (wellicht kan Dhr. Zijlstra zijn nakomelingen daar naar toe sturen!)en dat in een land waar een psycopathische oligarch alles wat kultuur betreft bijna kapot heeft gemaakt. Laten wij hopen voor deze kinderen dat er een nieuw ochtengloor zal schijnen op hun wreed geteisterd land.
    Viva Verdi, evviva l’Italia!!

  3. Lieneke Effern
    2 november 2011 at 14:53

    Basia,
    zeer bedankt voor dit artikel! je schrijft zo heerlijk beeldend.
    Gr
    Lieneke

  4. 3 november 2011 at 17:07

    Dag Basia,

    Prachtig ge en beschreven!

    Heb ervan genoten: chapeau voor de zoveelste keer.

    Groet, Christina

  5. Gideon Relyveld
    3 november 2011 at 22:39

    Een heel prachtig artikel over een opera-stad waar je elders te weinig over hoort of leest. Basia je kunt goed schrijven!

  6. Leen Roetman
    7 mei 2012 at 16:15

    Mooi project.