BuitenlandOperarecensie

München haalt schouders op voor Bieito

Calixto Bieito’s nieuwe enscenering van Moessorgski’s opera Boris Godoenov verhitte al voor de première op 13 februari de gemoederen in München. Hoe zou de Catalaanse regisseur, wiens favoriete ‘stijlmiddelen’ brute gewelds- en seksscènes zijn, het verhaal van tsaar Boris op het toneel brengen? Het resultaat was echter allesbehalve spraakmakend. Eerder nietszeggend.

Alexander Tsymbalyuk was de ontdekking van de voorstelling, in de titelrol van Boris (foto: Wilfried Hösl).

Met Bieito’s beroemde/beruchte ‘stijlmiddelen’ bleek het, net als in zijn eerder in München gebrachte Fidelio, reuze mee te vallen op de premièreavond van deze ‘oer-Boris’ (de eerste versie van de opera, uit 1869). Wat overbleef, was een weinig originele en in de details voorspelbare productie. Zo één die we al te vaak hebben gezien.

Naast de zoveelste actualisering van het verhaal was het koor van het lijdende volk weer eens uitgedost in winterjassen (kostuums Ingo Krügler) en bestond het decor uit een grauw, draaibaar betonblok (decor Rebecca Ringst). In de tweede helft van de pauzeloze voorstelling klapte het blok open, om zo een inkijkje te geven in de luxueuze behuizing van de tsarenfamilie, met kroonluchters, elegante zithoeken, een bed en een conference room, die later als Kremlin fungeerde.

Geregeld ging het er bepaald niet zachtzinnig aan toe. Bijvoorbeeld toen het volk borden met foto’s van hedendaagse politici omhoog hield en daarvoor door de veiligheidsdienst van de tsaar in elkaar gemept werd.

De seksuele intimidatie van de waardin door de monnik Missail en de daaropvolgende brute mishandeling van haar kind waren naar mijn mening volledig onnodig. Net als het einde van die scène trouwens, waarin de waardin toevallig een pistool in handen krijgt en Missail neerschiet.

Voorspelbaar en misselijkmakend vond ik ook het overgieten van de bedelmonniken met uitwerpselen en etensresten en hun executie door een kind – een moment dat eerder onbewust komisch werkte dan echt beroerde.

Gelukkig was de muzikale kant van de voorstelling een feest. Wat de afscheid nemende Generalmusikdirektor Kent Nagano uit het Bayerische Staatsorchester wist te halen, was eenvoudigweg ongelofelijk. De spanning, precisie en concentratie waarmee het orkest deze prachtig gekleurde partituur vertolkte, was buitengewoon. En ook het koor en kinderkoor waren hun hoofdrollen in dit volksdrama volledig meester.

In de titelrol imponeerde de jonge Russische bas Alexander Tsymbalyuk. Hij gaf een fascinerend portret van de lijdende en verscheurde tsaar, waarbij hij onbeperkt kon putten uit zijn prachtig getimbreerde, donkere basreservoir. Een vocale prestatie die ik me nog lang zal blijven herinneren.

Scène uit Boris Godoenov (foto: Wilfried Hösl).

Erg ontroerend waren Eri Nakamura en Yulia Sokolik in hun korte optredens als Xenia en Feodor (hier niet als zoon maar als dochter neergezet). Beiden werden aan het einde door de in hun paleis doorgedrongen Grigori bekeerd. Deze rol was met Sergey Skorokhodov adequaat bezet, terwijl Anatoli Kotscherga indruk maakte als Pimen.

Van de talloze andere, uitstekend bezette partijen moeten zeker nog Goran Juric als bedreigende Nikitisch, Gerhard Siegel als duistere Schuiskij en Okka van der Damerau als waardin (van wie theatraal veel gevraagd werd) genoemd worden.

Het publiek prees de musici, met in het bijzonder lof voor de ontdekking Alexander Tsymbalyuk en dirigent Kent Nagano. Het regieteam werd echter vrijwel genegeerd door de naar de garderobe snellende toeschouwers. Zelden was de interesse in een enscenering zo minimaal.

Zie voor meer informatie de website van de Bayerische Staatsoper.

Vorig artikel

Opera aan de Schie geeft masterclasses

Volgend artikel

Opera in de media: week 8

De auteur

Mordechai Aranowicz

Mordechai Aranowicz