BuitenlandOperarecensie

Staatsoper stelt teleur met Der Freischütz

De Staatsoper in Berlijn bracht dit jaar Nikolaus Lehnhoffs productie van Der Freischütz uit 1997 weer een aantal keer op het toneel. Dat hadden ze beter niet kunnen doen. Afgaand op de laatste voorstelling van de reeks, op zaterdag 20 april, toonde de productie zich een bittere teleurstelling.

Scène uit Der Freischütz (foto: Monika Rittershaus).

De laatste keer dat ik de Staatsoper in Berlijn bezocht, beleefde ik één van de beste opera-avonden uit mijn lange leven. Ik stond dan ook te popelen om op 20 april, de verjaardag van wijlen mijn vader, terug te komen om mijn vaders favoriete opera, Der Freischütz van Carl Maria von Weber, te zien. Ik herinner me nog hoe hij, zestig jaar geleden, levendig het verhaal van de Wolf’s Glen voorspeelde…

Wat kan ik zeggen? De productie was een verschrikkelijke teleurstelling. Geen Wolf’s Glen, geen magische kogels. Enkel wat fetisjistische nonsens met kale heksen. De glorieuze muziek van Weber was er nog steeds, uitstekend gespeeld door het huisorkest onder Julien Salemkour, maar overwegend onverschillig gezongen. En verder? Wat was er wel goed? Ehm…

Het decorontwerp was fraai. De atmosfeer van het woud uit de eerste scène werd effectief neergezet en de scènes in huize Cuno waren eenvoudig maar raak. Maar man, als de dames in het stuk nog één keer die deur hadden geopend en gesloten, was ik gaan gillen. Ik geloof zelfs dat iemand dat deed. Maar dat was de schuld van de regisseur…

De regie. Operaregie is een farce geworden. Normaal gesproken klagen we omdat we naar één of andere man met een ‘concept’ moeten kijken. Dit keer niet. De productie van vanavond zag eruit alsof het was geënsceneerd door een dramaleraar van een school uit de jaren vijftig (of bedoel ik de jaren vijftig van de negentiende eeuw?) De naïviteit was vreselijk.

Het acteerwerk van koren is doorgaans, op zijn best, bar en boos. Vanavond spande de kroon. Eigenlijk zouden de koorleden en masse ontslagen moeten worden. Het eerste half uur zaten ze er een halve tel (en soms een halve toon) naast. En het koor van de jagers was een onbekwaam mengsel van regie en uitvoering. Om over de ‘choreografie’ (het was toch een choreografie?) maar te zwijgen…

Ik zou pagina’s kunnen vullen met gedetailleerde kritiek op ieder aspect van de voorstelling, maar uiteindelijk zei het onderlegde Berlijnse publiek genoeg. Toen het doek viel, lieten ze geen misverstand bestaan over hun waardering (of minachting) van de voorstelling.

De eerste prijs ging naar de enige echt uitstekende artiest van de avond: Silke Evers als Ännchen. De tweede prijs kwam het orkest toe en de derde prijs ging naar de arme kerel die de gekunstelde versie van de (letterlijk) bloederige Kasper moest vertolken, Tobias Schabel.

‘Fluisterend’ applaus was er voor de Agathe van Véronique Gens, die mooie, gevoelige klanken produceerde, maar vervaagde in het hoge register en soms ook pijnlijk vals zong. Boe’s waren er voor de Max van Michael König. Waarom? Waarom een te dikke, te oude, grijsgebaarde, niet-acterende artiest met een nietige tenorstem casten in zo’n beetje de meest charismatische rol die je kunt bedenken? König speelde Max (als je het spelen kunt noemen) als een vette, depressieve man en zong hem (als je hem kon horen) op eenzelfde manier.

Goed, duidelijk mag zijn dat los van Silke Evers, het decor, de ouverture en het orkest deze avond een grote teleurstelling voor me was. Dus het is waarschijnlijk beter dat ik niet nog meer smart op deze pagina uitstort…

Dit is de Berliner Staatsoper, één van de beste tonelen van de wereld. Waar is de kwaliteitscontrole? Wie staat er aan het roer? En wie, in vredesnaam, doet de casting??

Vorig artikel

Burggraaf duikt in de 'roaring twenties'

Volgend artikel

Audi en Mostart over de Opera Awards

De auteur

Kurt Gänzl

Kurt Gänzl

9Reacties

  1. Laura
    23 april 2013 at 12:46

    Het grootste probleem op dramatisch vlak lijkt me dat dit een Wiederaufnahme is die waarschijnlijk vlug vlug in een paar dagen is ingestudeerd zonder dat Lehnhoff zelf daaraan te pas is gekomen: wat dat betreft valt er echt wel wat te zeggen voor het langere repetitieproces bij DNO.

    Jammer dat de cast zo tegenviel. Veronique Gens is naar mijn mening sowieso heel erg overrated.

  2. Alberte
    23 april 2013 at 15:21

    Tja kijk naar de wiener staatsoper, la boheme en werher met top zangers
    Ik heb Werher gehoort en gezien vooral de laatste akte, zoals Eline caranca en roberto alanga hun rollen zongen
    En speelde kippenvel opera op top Nivo ,fenomenaal

    Het kan dus wel opera op top Nivo, alleen het aantal zangers die een produktie kunnen dragen ,
    Wordt kleiner wn. Kleiner

  3. Anna K
    23 april 2013 at 16:23

    He, Alberte, heb je La Boheme met Beczala en Opolais in Wenen gezien?
    Wat ben ik jaloers!

  4. Alberte
    23 april 2013 at 16:44

    Hallo Anna

    Nee ik heb Wernher gezien, met alanga en Caranca, Vooral de laatste akte was echt fenominaal
    Ik ben niet zo een fan van Alanga maar dit was groots ,kippenvel mensen gingen echt uit hun dak
    Moet zeggen unieke ervaring, en ben nu helemaal om voor de opera.

  5. kersten
    24 april 2013 at 06:45

    Was Kurt Gänzl nu wel of niet tevreden over decor en orkest?

  6. Äntonio
    24 april 2013 at 07:16

    Hij schrijft:
    “Goed, duidelijk mag zijn dat los van Silke Evers, het decor, de ouverture en het orkest deze avond een grote teleurstelling voor me was”
    Nou, duidelijk, toch?

  7. kersten
    24 april 2013 at 14:31

    Nou nee, Äntonio, zie de 3e en 7e alinea.

  8. Antonio
    24 april 2013 at 14:41

    Derde alinea:

    “Het decorontwerp was fraai”.
    In de zevende lees ik niets over het decor, maar wel over het orkest:
    “De tweede prijs kwam het orkest toe”
    En hij besluit met wat hij mooi vond: Silke Evers, het decor, de ouverture en het orkest

  9. kersten
    24 april 2013 at 19:22

    O.K. Antonio,ik heb slordig gelezen. (Sorry, iedereen.)