BuitenlandOperarecensie

DiDonato als Stuarda: zo klinkt grootheid

Een operaseizoen recenseren lijkt een beetje op een zangwedstrijd jureren. Als je te veel achten en negens geeft aan het begin, wat doe je dan als er aan het einde écht iets fantastisch voorbijkomt en je geen superlatieven meer over hebt? Geef je dan een twaalf? Als dat mag, krijgt Maria Stuarda bij de Deutsche Oper van mij zeker een twaalf!

Joseph Calleja en Joyce DiDonato in Maria Stuarda (Deutsche Oper Berlin, Konzertante Premiere am 4. Juni 2014, copyright: Bettina Stöß).
Joseph Calleja en Joyce DiDonato in Maria Stuarda (Deutsche Oper Berlin, Konzertante Premiere am 4. Juni 2014, copyright: Bettina Stöß).

Maria Stuarda wordt tegenwoordig vaker opgevoerd dan in de negentiende eeuw, en in verschillende versies. Welke versie de Deutsche Oper had gekozen, weet ik niet, maar het leek een keurig arrangement van het grotendeels fictionele verhaal over twee historische Britse koninginnen. Een prokatholieke versie natuurlijk, met Maria als heldin en Elisabetta als ‘baddie’.

De eerste akte is fraai, de tweede gaat naar mijn idee tien minuten te lang door. Na de prachtige koorpassage en de solo heb je de neiging om te zeggen: “Off with her head…” Maar librettist en diva (oorspronkelijk Maria Malibran) zijn dan nog niet klaar met hun demonstratie. Hoewel de muziek geweldig mooi is, zwakt dat in mijn ogen de ontknoping te zeer af.

De Deutsche Oper bracht Maria Stuarda in een concertante versie. Ik houd van die setting, zeker bij opera’s als deze, waarin veel gepraat wordt en weinig gehandeld. Decors en kostuums hadden enkel een onsje atmosfeer kunnen toevoegen en een regie had in dit geval al snel opdringerig kunnen worden. De solisten van vanavond stopten zelf al genoeg interactie in hun optredens, waarmee ze het drama van het verhaal vitaal hielden.

De gebruikelijke nadelen van een concertante opvoering – die lelijke partituren en muziekstandaards, en het heen en weer geloop van de ‘kleinere’ castleden – waren deze avond veel minder duidelijk aanwezig, al braken ze nog altijd wat in op de voorstelling. Momenten als Talbot die zijn partituur liet vallen of Elisabetta die verwoed doorbladerde in akte twee, waren nogal afleidend.

Maar over het geheel genomen werkte het uitstekend. De dames waren bovendien perfect uitgedost en de heren gingen stijlvol sober gekleed (hoewel de outfit van de tenor niet helemaal passend leek). De onderlinge interactie op het podium was zeer geslaagd. Dus ja, lang leven de concertante opera!

Ik snap wel waarom Malibran de rol van Maria Stuarda wilde zingen. De titelrol is een muzikale en dramatische must-have voor charismatische (mezzo)sopranen. Al betekent dat niet dat de andere rollen niet belangrijk zijn. Verre van dat. Om deze opera te laten werken (zoals eigenlijk alle stukken over Mary en Elizabeth) moeten beide vrouwen gewicht in de schaal kunnen leggen. Ik herinner me Eileen Atkins en Sarah Miles in een geweldig duel in een toneelstuk van Robert Bolt…

Donizetti geeft Elisabetta dan ook veel kansen om te schitteren. Carmen Giannattasio greep die mogelijkheden op magnifieke wijze aan. Ze zong Elisabetta met rijk, bloeiend drama en speelde met serieus veel kracht en vuur. En toch maakte ze geen kans tegenover haar rivale. Want haar rivale, haar Maria, was Joyce DiDonato…

Ik heb niet veel operagrootheden live en in hun topjaren op het toneel gezien. Maar nu heb ik er beslist één meegemaakt. Ik zal het me niet aanmatigen om haar glorieuze stem te beschrijven, maar ik kan me voorstellen dat Malibran zo geklonken heeft. En werkelijk iedere frase, iedere noot, ieder pianissimo en ieder fortissimo was perfect om de tekst gevormd. Ik dacht: ze moet dit wel duizend keer geoefend hebben om deze partij zó overweldigend raak neer te kunnen zetten.

Ik was uiteraard niet de enige die zo dacht. Het publiek barstte na haar eerste aria in een apocalyptisch applaus uit en bleef vanaf dat moment doorkoken, met enkel een klein bedaren in die laatste excessieve minuten. Wat een optreden. Wat een stem. Wat een vrouw!

De mannelijke karakters – allemaal substantiële rollen – werden eveneens bekwaam gezongen. De tenornoten kwamen voor rekening van de graaf van Leicester, vertolkt door de rijzige Joseph Calleja, met veel ernst en, zeker in de latere delen, zeer spannende zang.

Davide Luciano was de ‘slechterik’ Cecil (door de Engelsen vaak gezien als een wijze raadsman!). Hij speelde en zong uitstekend en was van onschatbare waarde in de ensembles. Marko Mimica stond tegenover hem als de katholiek Talbot, zijn grote scène met veel fijnzinnigheid zingend.

Christina Sidak zong Anna (die de sopraantaak overneemt als Elisabetta er niet is) met veel gevoel en William Spauldings koor beleefde zijn beste avond van het seizoen. Het laatste koordeel in de laatste akte was – ondanks al die magnifieke showaria’s – mijn favoriete muzikale moment van de avond.

De avond eindigde in een storm van gejuich en applaus, en een paar onbegrijpelijke boe’s voor de innemende dirigent Paolo Arrivabeni. Duitsers en operavolk (en zeker ook balletvolk) komen doorgaans één of twee keer te vaak terug op het toneel voor het applaus, maar hier bleef men maar doorklappen. Toen ik de zaal verliet om mijn trein te halen, was het nog lang niet afgelopen…

De gehele terugweg door Berlijn speelde die vraag door mijn hoofd: mag je ook een twaalf geven? Nou, ik doe het gewoon.

Maria Stuarda wordt op 7 juni nogmaals opgevoerd. Zie voor meer informatie de website van de Deutsche Oper Berlin.

Vorig artikel

Daniela Barcellona kan nu echt genieten

Volgend artikel

Opera in de media: week 24

De auteur

Kurt Gänzl

Kurt Gänzl

1 Reactie

  1. stefan caprasse
    6 juni 2014 at 10:32

    Ik ben het toch helemaal niet eens met “lang leve de concertante opera”! Ik weet dat het soms niet anders kan – als bv een grote naam slechts 1 of 2 voorstellingen komt zingen. Maar bij een concertante voorstelling heb ik (persoonlijk!) nooit helemaal het gevoel “naar de Opera” gegaan te zijn, eerder naar een concert, waarin gezongen wordt (hoe prachtig dat natuurlijk ook kan zijn!). En dat geldt OOK voor dergelijke belcantowerken – ik vind trouwens dat ‘Maria Stuarda’ verschillende dramatische momenten bevat die het op de operascene heel goed doen. Dat was dan ook te merken in de McVicar enscenering van de MET (in de Cinema) waar diDonato trouwens ook schitterde – vokaal EN dramatisch! (Haar uitval tegen Elisabeth op het einde van hun scene was onvergetelijk!) En inderdaad, wat een zangeres en wat een vrouw! Ik had het geluk haar in een concert te horen in Brussel en haar ook nadien even persoonlijk te zien; heel sympatieke vrouw ook – wat men ook kan merken bij haar presentatiewerk bij de METuitzendingen…