BuitenlandOperarecensie

De Beer oogst lof met Münchner Trittico

Vrijwel exact 99 jaar na de wereldpremière bij de Metropolitan Opera beleefde Giacomo Puccini’s operacyclus Il trittico afgelopen zondag zijn eerste volledige uitvoering in het Italiaans bij de Bayerische Staatsoper in München. De nieuwe enscenering van de Nederlandse regisseur Lotte de Beer was een groot succes.

Scène uit Suor Angelica. (© Wilfried Hösl)

Giacomo Puccini hield zich bij het schrijven van Il trittico – tijdens de Eerste Wereldoorlog (!) – nadrukkelijk bezig met de dood en het sterven. Lotte de Beer ziet in die thematiek de verbinding tussen de eenakters Il Tabarro, Suor Angelica en Gianni Schicchi.

De Beer maakt gebruikt van een soort terugblik. Il Tabarro vindt plaats in Puccini’s heden, rond 1910. Vervolgens reizen we terug in de tijd naar een Italiaans klooster in de zeventiende eeuw (Suor Angelica), om te eindigen in het middeleeuwse Florence, in het jaar 1299 (Gianni Schicchi). De op het eerste gezicht zo verschillende episoden van de trilogie krijgen hierdoor een duidelijke eenheid.

De terugblik wordt visueel gemaakt met een op Walter Benjamin geïnspireerde ’tijdtunnel’ (decor: Bernhard Hammer), die verbluffend veelzijdig blijkt te zijn en het publiek prachtig meeneemt op de reis door de verschillende tijdperken van de drie opera’s.

Jorine van Beeks voortreffelijke kostuums concretiseren telkens het jaar en de locatie van de scènes. Terwijl in Il Tabarro en Suor Angelica sombere kleuren overheersen, zijn de middeleeuwse gewaden uit Gianni Schicchi buitensporig kleurrijk, met een vleugje commedia dell’arte.

Met haar empathische personenregie slaagt Lotte de Beer erin om ontroerende karakters neer te zetten, geheel vanuit de muziek ontwikkeld. De enscenering creëert vooral in het eerste deel, waarin Il Tabarro en Suor Angelica elkaar zonder pauze opvolgen, een adembenemende spanning. De dood van Luigi en de dood van Angelica markeren telkens het hoogtepunt, waarbij het achterste deel van het decor zich om zijn as draait.

Aan het einde van Suor Angelica komt het regieteam met het enigszins vreemde idee om de hereniging van de stervende non met haar kind niet door een Madonna te laten uitvoeren, maar door de prinses. In samenhang met de rest van de avond voegt het weinig toe. Het is een halfgare ingeving, die naar het lijkt pas in het eindstadium van de repetities zijn plek in de enscenering gekregen heeft (de repetitiefoto’s in het programmaboekje tonen de scène op geheel andere wijze, zonder prinses).

Met de heerlijk sarcastische overdrijving van de figuren in Gianni Schicchi herpakt de voorstelling zich na de pauze weer. De scènes zijn zeer levendig gechoreografeerd en doen de uitglijder uit Suor Angelica snel vergeten.

Il Tabarro

Eva-Maria Westbroek en Wolfgang Koch in Il Tabarro. (© Wilfried Hösl)

Muzikaal heeft de productie uiterst veel te bieden. Wolfgang Koch is als Michele in Il Tabarro vocaal erg meeslepend, al mist zijn bariton enigszins ‘italianità’. De onderdrukte woede van zijn tragische karakter komt haarfijn voor het voetlicht.

Giorgetta is bezet met de buitengewoon expressief zingende Eva-Maria Westbroek. Samen met Koch slaagt ze erin de troosteloze atmosfeer op de schuit in Parijs muzikaal voelbaar te maken.

Yanghoon Lee zingt Giorgetta’s minnaar Luigi met donkere, verleidende maar enigszins ongenuanceerde tenor. Hij acteert zijn partij zeer geloofwaardig. Kevin Conners (Il Tinka), Martin Snell (Il Talpa) en Claudia Mahnke (La Frugola) ronden dit eerste, sombere deel van de avond op fenomenale wijze af.

Suor Angelica

In Suor Angelica blijft het muzikale niveau hoog. De meeslepende, in haar intensiteit bijna grensoverschrijdende Ermonela Jaho zingt de titelrol. Met haar technisch perfect beheerste lyrisch-dramatische sopraan is ze de uitdagende duetscène met haar tante, de prinses, volledig meester en haar slotaria ‘Senza Mamma’ is diep ontroerend.

Ermonela Jaho als Suor Angelica. (© Wilfried Hösl)

De prinses wordt meestal wreed en harteloos neergezet. De prachtige Michaela Schuster maakt er echter een volop menselijk karakter van, die door de sociale druk in het Italië van de zeventiende eeuw verscheurd wordt. Het lot van Angelica gaat haar aan het hart, maar ze kan niet over de conventies van haar tijd stappen. Haar volle, waardige alt maakt veel indruk.

Als moeder-overste keert Claudia Mahnke terug op het toneel, opnieuw overtuigend, en ook Helena Zubanovich (de ordebewaakster) en Jennifer Johnston (de leermeesteres) zingen op hoog niveau, evenals de talrijke andere zangeressen in dit met louter vrouwenstemmen bezette werk.

Gianni Schicchi

De muzikale klasse druipt ook van het derde deel, Gianni Schicchi, met in het midden natuurlijk de komiek pur sang Ambrogio Maestri. Naast zijn succesrollen Falstaff en Dulcamara lijkt hij in Schicchi nog een personage gevonden te hebben dat hem op het lijf geschreven is. Omdat de regie hem alle ruimte laat, kan Maestri zijn buffotalent volop uiten. Hij zingt daarbij met een wonderschone, van zelfvertrouwen blakende bariton.

Scène uit Gianni Schicchi. (© Wilfried Hösl)

Schicchi’s dochter Lauretta krijgt met Rosa Feola een uitmuntende interpreet, die het beroemdste stuk uit de hele trilogie, ‘O mio babbino caro’, met heldere, krachtige sopraan zingt.

Pavol Breslik beleeft tijdens deze première niet zijn beste dag. Hij blijft met zijn vocaal wat onevenwichtige vertolking van Rinuccio achter bij de anderen, vooral in de ensemblescènes.

Michaela Schuster moet omschakelen van de prinses in Suor Angelica naar de hebzuchte Zita in Schicchi, maar doet dat voorbeeldig: haar vertolking is een pronkstuk in de voorstelling. Ook de andere zangers dragen met hun vocale kwaliteiten en levendige spel bij aan het slagen van Gianni Schicchi.

Staande ovatie

Het koor van de Bayerische Staatsoper (ingestudeerd door Sören Eckhoff) heeft in deze productie relatief weinig te doen, maar is toch zeer present en geeft vooral de finale van Suor Angelica veel grandeur.

Op de bok voor het Bayerische Staatsorchester benadrukt Generalmusikdirektor Kirill Petrenko de contrasten in de partituren van de drie eenakters. Hij trekt op spannende wijze een rode lijn door de avond. In het eerste deel nut hij de donkere, bijna enge momenten in Puccini’s muziek uit, terwijl hij in Gianni Schicchi een elegantere en humoristischer toon aanslaat.

Het publiek van de uitverkochte première beloont iedereen met een staande ovatie, inclusief het regieteam. Dat is hier in München de afgelopen jaren niet vanzelfsprekend. Ik kan een bezoek aan deze prachtige voorstelling van een werk dat zelden als geheel te zien is alleen maar aanbevelen!

Il trittico is nog tot en met 1 januari te zien en keert in juli 2018 terug voor twee voorstellingen tijdens de Münchner Opernfestspiele. Zie voor meer informatie de website van de Bayerische Staatsoper.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: George, Anna en Lotte

Volgend artikel

Stem nu: Opera van het jaar 2017

De auteur

Mordechai Aranowicz

Mordechai Aranowicz

3Reacties

  1. Georg
    20 december 2017 at 12:38

    Disapponting. I was hoping for Mord atmosphere.

  2. Stefan Caprasse
    20 december 2017 at 16:00

    Een soortgelijke ’tijdstunnel’ werd ook gebruikt in de Ring van Götz Friedrich – die ik helaas nooit gezien heb…

  3. Ben Siebers
    21 december 2017 at 12:42

    Mooi dat Lotte de Beer met deze enscenering in een groot operahuis zo aan de weg timmert. Was haar Hänsel und Gretel in Amsterdam, waar ik nog de kriebels van krijg als ik er aan terugdenk, toch een eenmalige uitglijer.