FeaturedOperarecensie

Parijse première Francesca muzikaal succes

Op 31 januari werd de opera Francesca da Rimini van Zandonai voor het eerst opgevoerd in Parijs, in de Opéra Bastille. De geweldige cast onder aanvoering van Svetla Vassileva en Roberto Alagna kon zeker aan de hoge verwachtingen voldoen. Regisseur Giancarlo del Monaco moest het echter met een stortvloed aan boe’s bekopen.

Svetla Vassileva en Louise Callinan (foto: Mirco Maglioca / Opéra National de Paris).

Francesca da Polenta (1255 –1285), beter bekend als Francesca da Rimini, was een tijdgenote van Dante Alighieri, die haar een plaats in zijn La Divina Commedia ‘gunde’. Maar dan wel in de vijfde cirkel. Droevig, want dat verdiende ze niet en als God bestaat, dan heeft hij haar allang gratie verleend.

Het verhaal: om de vrede tussen de huizen Da Polenta en Malatesta te bezegelen, moet Francesca met de oudste van de Malatesta-broers, Giovanni (Gianciotto), trouwen. Hij is echter zo afzichtelijk dat de kans dat ze ‘nee’ zegt buitengewoon groot is. Om haar om de tuin te leiden, wordt zij aan zijn jongere broer Paolo il Bello voorgesteld. Francesca valt als een blok voor de mooie Paolo en ook hij vat de allesomvattende liefde.

De werkelijkheid is gruwelijk: Francesca wordt wakker als de vrouw van Gianciotto. En om het nog ingewikkelder te maken, wordt ook de jongste van de Malatesta-broers, Maletestino de eenogige, verliefd op haar.

Francesca wijst hem af, waarna hij wraak zweert. Lang hoeft hij niet te wachten: hij ontdekt dat Francesca en Paolo minnaars zijn, verklapt het aan Gianciotto, waarna beide geliefden gedood worden.

Romantiek ten top. Geen wonder dat het een inspiratiebron voor menig schilder en toondichter was. En ook de literatuur bleef niet achter. Gabriele D’Annunzio (1863 – 1938) schreef er een prachtig toneelstuk over, dat in 1914 door Riccardo Zandonai tot een opera werd bewerkt.

Zandonai was een leerling van Pietro Mascagni en een echte verismo-adept, maar tegelijkertijd was hij ook een Wagneriaan. Verder was hij een groot bewonderaar van Debussy en Strauss. Dat alles hoor je in zijn muziek. De opera is broeierig, sensueel, maar ook buitengewoon lyrisch.

Buitengewoon indrukwekkend

De hoofdrol vereist niet alleen een grote, dramatische stem met veel lyriek (ik noem Francesca een klein zusje van Isolde), maar ook nog eens het vermogen om alles verzengende passie gestalte te geven. De grootste Francesca’s waren dan ook de zangeressen die verder durfden te gaan dan ‘gewoon’ zingen: Magda Olivero, Raina Kabaivanska, Renata Scoto en Nelly Miriciou.

Of Svetla Vassileva die status ook bereikt, moet de tijd leren, maar bij de première in Parijs was zij zonder meer indrukwekkend. Een mooie, slanke dame met een van huis uit lyrische stem waarmee zij zelfs in die immense Bastille alle hoeken kon bereiken.

Haar stem op zich is rond en licht, prettig om naar te luisteren, maar daar moet nog meer drama bij. Ik denk dat ze er nog in kan groeien, tenslotte is ze nog jong en nog niet echt bekend met het verismo. Vooralsnog vond ik haar prestatie buitengewoon indrukwekkend.

William Joyner als Malatestino: een grootheid in spe

Roberto Alagna was een bijna perfecte Paolo. Hij heeft een ideaal timbre voor die rol en aangezien zijn stem met de jaren behoorlijk is gegroeid, weet hij zich goed raad met de heftigste passages. In de meer lyrische momenten vond ik hem minder overtuigend en af en toe klonk hij ronduit vermoeid, zeker in de hoogte. Ook niet alle noten waren zuiver en soms leek hij zichzelf te overschreeuwen. Toch was hij zonder meer geloofwaardig.

George Gagnidze (Gianciottto) viel mij tegen. Zijn stem is ontegenzeggelijk groot en imponerend, maar wollig. En ik vond weinig inhoud in wat hij zong. Maar misschien moet ik dat op het conto van de belabberde akoestiek in Bastille toeschrijven?

William Joyner daarentegen was een Malatestino uit duizenden. Vaak wordt de rol door een goede ‘comprimario’ bezet. Nou, hier stond een grootheid in spe in de startblokken!

Mooi was ook Samaritana (Louise Callinan) en de kleine rol van Smaragdi werd prachtig vertolkt door Cornelia Onciuiu.

Amateuristisch

Het was voor het eerst dat het werk in Parijs werd opgevoerd, dus de verwachtingen waren hooggespannen. Helaas. Er was ook een regisseur.

Svetla Vassileva en Roberto Alagna (foto: Mirco Maglioca / Opéra National de Paris).

De regie van Giancarlo del Monaco was eigenlijk precies wat je ervan kon verwachten: realistisch tot en met. Daar is op zich helemaal niets mis mee, maar in zijn poging om de wereld van d’Annunzio na te bootsen, creëerde hij een mishmash van de middeleeuwen en de Art Deco.

Het paleis van de Malatesta’s was een letterlijk nagebouwde ‘Il Vittoriale degli Italiani’, de laatste verblijfplaats van de dichter. De beeltenis van zijn kale kop ‘sierde’ het voordoek.

De dames droegen jurken die rechtstreeks leken te zijn overgewaaid uit de schilderijen van een Klimmt of de Prerafaëlieten en de heren hadden iets van een uniform aan. Behalve Paolo dan. Conform de overgeleverde schilderijen droeg hij een lang blauw kleed en de gevechten ging hij (hoe verzin je het?) met pijl en boog aan. Amateuristisch tot en met.

De tweede akte was overigens behoorlijk verwarrend. Voor zover je het kon zien, want halverwege de gevechten ging een gigantisch felle lamp aan die rechtstreeks in de ogen van de toeschouwers scheen. Veel heb ik dus moeten missen. Maar toen de lamp uiteindelijk uitging, verscheen er opeens een enorm schip, waar Gianciotto, gezeten op een rolstoel, uit kwam rollen. Een knipoog naar de Godfather?

Wat ik de regisseur ook (of misschien wel het meest) kwalijk neem, is dat hij ’te leen’ is gegaan bij zij zijn collega Menotti, waar hij een slap aftreksel van maakte.

Hij heeft het geweten! Die arme Del Monaco werd op een enorm boegeroep onthaald. Daar trilden zelfs de wanden van La Bastille van. Hij nam het zeer sportief op. Hij knielde, hief zijn handen ten hemel en wierp het publiek kushandjes toe. Schattig.

Het orkest onder Daniel Oren was zonder meer voortreffelijk, maar het laatste woord over de prachtige opera is nog niet gezegd.

Vorig artikel

Charlotte Margiono overtuigt in iedere frase

Volgend artikel

Roméo et Juliette met topcast in bioscoop

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

3Reacties

  1. irene van der rol
    8 februari 2011 at 12:33

    was weer genieten, je stijl van schrijven….

  2. Basia Jaworski
    9 februari 2011 at 15:15

    “Francesca” wordt op woensdag 16 februari (19.30) door de zender Mezzo uigezonden

  3. Hans van Verseveld
    10 februari 2011 at 14:19

    Francesca da Rimini is zo’n werk, dat we allemaal kennen van Olivero, Scotto en Kabaivanska en gelukkig zijn er live beelden van die laatste twee grote prima donna’s en audio van Olivero, Miricioiù en Leyla Gencer. Kabaivanska mocht van RCA zelfs de studio in, maar of die opname uit 1987 nog in omloop is valt te betwijfelen.
    De DVD uit de Metropolitan met Scotto, Domingo en MacNeil onder Levine doet het werk alle eer aan in een alleszins prachtige produktie.
    Ik hoop, dat iemand de knoppen van z’n recorder indrukt op woensdag de 16e, want ik kan Mezzo helaas niet ontvangen en ben zeer benieuwd naar deze Francesca. Zandonai verdient het absoluut!