FeaturedOperarecensie

Platée bedelft je onder zwart absurdisme

Je komt ogen tekort in de nieuwe Platée van De Nederlandse Opera. Regisseurs Nigel Lowery en Amir Hosseinpour storten een overvloed aan absurdistische bombarie over je uit, culminerend in een verdraaid sterk en zwart einde. Het is soms wat over de top, maar na afloop wint het gejuich het van de boe’s.

Platée is een ‘ballet bouffon’ van de Franse barokcomponist Jean-Philippe Rameau. Het is een parodie op de ’tragédie lyrique’: Rameau drijft met alles en iedereen de spot. Niet alleen in het verhaal – Jupiter doet alsof hij verliefd is op de lelijke moerasnimf Platée om zijn vrouw Junon van haar jaloezie te bevrijden – maar óók in de muziek. Er valt haast geen serieuze noot te horen.

Colin Lee als Platée (foto: Ruth Walz).

Van het oorspronkelijke verhaal is bij het regisseursduo Nigel Lowery en Amir Hosseinpour nagenoeg niets overgebleven. Maar het satirische karakter van de opera blijft overeind staan. In extreme mate zelfs.

In de regie van het duo is geen god of nimf te bekennen. Hun Platée is een hedendaagse opera. Platée is een of andere pleejuffrouw/conciërge van een aftands flatcomplex en Jupiter en Juno zijn een modelechtpaar met een fraai huisje, omringd door een keurig geknipte heg en met twee kitscherige leeuwenbeelden voor de deur. Mercure is een postbode, Cithéron een padvinder en Momus een papparazzo.

En dat is nog maar het begin. Rondom deze personages spelen zich tal van maffe scènes af – de één nog absurder dan de ander. Een familie eskimo’s komt aangewaaid tijdens één van de stormen in het stuk, drie ‘Moulin Rouge-achtige’ danseressen luiden Jupiter in en de koorleden draven de hele avond in slapstick-stijl rond, de meest idiote gebaren makend.

Ik kan de humor van Lowery en Hosseinpour wel waarderen. Tegelijk sneeuwt al die bombarie wel het verhaal onder. Met name in de eerste akte is het lastig te ontrafelen waar het nu eigenlijk over gaat. Laat staan dat het libretto nog enige betekenis heeft. En mocht die betekenis er toch zijn, dan kom je er door alle hectiek op het toneel niet aan toe die te ontdekken.

Jupiter jaagt een stel eskimo's zijn huis uit (foto: Ruth Walz).

Niettemin: het slot waar Lowery en Hosseinpour naartoe werken, heeft na al die voorafgaande gekheid veel impact. In één kort moment draait het verhaal volledig om en zie je hoe zwart de hele opera eigenlijk was. Hoe bruut en hoe gevoelloos. Of die overvloed absurdisme nu echt noodzakelijk is om dat te bereiken, weet ik niet, maar feit is dat de finale inslaat als een bom.

Muzikaal wordt de productie hoogstaand en met veel humor ingevuld door de Akademie für Alte Musik Berlin. Het barokorkest geeft onder leiding van René Jacobs een snelle, scherpe uitvoering van Rameau’s muziek. Er komt een scala aan articulaties en klankkleuren uit de bak. Heerlijk.

Een vocaal ensemble uit het koor van De Nederlandse Opera trakteert je ondertussen op een aantal geweldige koorstukken en de cast vult, niemand uitgezonderd, de rollen bekwaam in. Johannette Zomer zingt een beeldschone aria als Clarine, Martijn Cornet leeft zich (ook vocaal) uit als de jongensachtige Cithéron en Frans Fiselier vult de rol van Momus uitstekend in.

Marcos Fink en Anna Grevelius vormen een prachtechtpaar als Jupiter en Junon. Hij bast lekker weg, zij spuwt louter woede.

Inga Kalna als La Folie (foto: Ruth Walz).

Een glansrol is er voor Inga Kalna als La Folie. Vol vuur stunt ze met Rameau’s coloraturen. Anders J. Dahlin goochelt eveneens knap met zijn partij, met humoristische accenten en sublieme uitspattingen in de hoogte.

Belcanto-tenor Colin Lee kruipt overtuigend in de huid van Platée. Zijn overdreven vrouwelijke acteerwerk werkt goed en hij trotseert kunstig de zeer hoge ligging van zijn partij.

Al in de pauze klonk er een enkele boe en na afloop voegden zich daar nog wat ontevredenen bij. Maar de juichers overtroffen hen met gemak. En terecht. Denk ik.

Platée is tot en met 14 april nog zes keer te zien in de Stadsschouwburg Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nederlandse Opera.

Vorig artikel

Bioscopen zenden Rossini-komedie uit

Volgend artikel

DNO herneemt omstreden Don Giovanni

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

3Reacties

  1. Laura
    10 april 2011 at 02:46

    Wat ik donders goed vond aan deze Platée is dat je als toeschouwer aanvankelijk helemaal mee gaat in het plan: die Platée is inderdaad maar een gekke Dame Edna-achtige trol (nou ja, strikt genomen een lelijke moerasnimf) die de nodige zelfreflectie ontbeert. Je lacht hartelijk mee terwijl ze in een val loopt waarvan ze dondersgoed zou moeten weten dat het een val is. En juist dit zorgt dat het einde keihard binnenkomt – wanneer Platée volstrekt gebroken op het toneel ineenzakt en de omstanders haar gierend en brullend bespotten realiseer je je als publiek opeens dat je zelf te ver bent gegaan met je lach, dat je als het ware medeplichtig bent geweest – net als diegenen die op het podium stevig door blijven lachen – in het slachtofferen van iemand die uiteindelijk ook maar gewoon dezelfde gevoelens heeft als ieder ander. Ik zou dus willen benadrukken: gaat dat zien!!!

  2. Maria
    12 april 2011 at 19:04

    Wij hebben deze voorstelling afgelopen zondag bezocht. De eerste keer dat ik Platee meemaakte was een paar jaar geleden bij de Reisopera. Ik moet zeggen dat ik van die voorstelling meer genoten heb. Dat neemt niet weg dat ook deze zeker de moeite waard is. Er zit genoeg humor in. Ik vond de eskimo-familie als de Noordenwind leuk gevonden, maar ook de verdwijn-heg, de duif en andere grapjes. Medelijden met de dommige Platee begon bij mij al te knagen toen ze op haar eigen receptie vergeefs een glas champagne probeerde te bemachtigen. Dan komt wel hard aan hoe ze in de val van een wel heel gemene grap is gelopen.
    En muzikaal viel er niks te klagen, integendeel.
    Dus heb je tijd: ga zeker even kijken.

  3. martin
    13 april 2011 at 17:14

    Afgelopen vrijdag zag ik deze voorstelling en mijn beleving verschilde ietwat van de hier geplaatste reacties. Het was visueel zeker onderhoudend met veel (al dan niet geslaagde) grapjes. Maar naar mijn idee hebben Lowery en Hosseinpour de kern van het stuk gemist. Het is zoals Laura zegt; je kunt je als toeschouwer bij het slot van deze opera haast ‘betrapt’ voelen omdat je zo harteloos zit te grinniken om andermans ellende. Die ervaring had ik nu niet, ondanks het overbodige epiloogje waarin het spottende slotkoor zachtjes werd herhaald terwijl Platée totaal gebroken en vernederd op de grond lag.

    De reden is waarschijnlijk dat ik de typering van de hoofdfiguur te eenzijdig vond. In het oorspronkelijke verhaal is ze een godin, weliswaar van een lagere orde, maar toch meesteres van haar omgeving. Haar arrogantie en eigenwaan maken haar zo bespottelijk en afstotend dat je aanvankelijk weinig medelijden voor haar voelt. Hier was ze als toiletjuffrouw vooral ‘sneu’ en aandoenlijk, wat haar direct sympathiek maakte. Ik kon het niet opbrengen om haar uit te lachen en dat haalde wat mij betreft de angel uit het werk.

    Muzikaal was het wel schitterend, zowel wat de zangers betreft als het orkest (het slagwerk vanuit de loge!). Vergeleken met het Muziektheater komt in de intiemere akoestiek van de Stadsschouwburg een barokopera zoals deze veel meer tot zijn recht. Het was mogelijk elk woord te verstaan, in feite onontbeerlijk bij Franse opera’s. Maar hoezeer ik ook een fan ben van René Jacobs, ik heb toch het idee dat Marc Minkowski beter het ‘dansante’ aspect in deze muziek naar voren kan halen.