FeaturedOperarecensie

Blacher voortreffelijk voor voetlicht gebracht

KamerOperaProject pakte flink uit rond de Duitse componist Boris Blacher, dit weekend tijdens het Grachtenfestival. Op voortreffelijke wijze bracht het gezelschap Blachers beide opera’s en zowat al zijn liederen.

Scène uit Vloed! (foto: Ronald Knapp).

Boris Blacher (1904 – 1975) is voor veel muziekliefhebbers terra incognita. Als ze al zijn naam kennen, dan is het van zijn ‘Paganini Variaties’, terwijl hij zoveel fantastische werken heeft gecomponeerd.

Verwonderlijk? Niet echt. Hij was van alle markten thuis: vooruitstrevend, maar niet revolutionair genoeg. Politiek en sociaal geëngageerd, maar zonder lidmaatschap van de communistische partij. Experimenterend, maar zonder de grenzen te overschrijden. Hij hield net zo veel van een mopje foxtrot als van ‘variabele metriek’, een manier van componeren waarvan hij de uitvinder was.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij noch collaborateur noch een meeloper, maar hij nam ook geen deel aan verzet en bleef gewoon in Duitsland. Na de oorlog werd hij door zowel de West-Duitsers als de Ossi’s geaccepteerd. Een allemansvriend is zelden echt geliefd. Gelukkig denken we niet meer in hokjes.

KamerOperaProject heeft Blacher in het zonnetje gezet en zijn beide opera’s en zowat alle liederen geprogrammeerd. Om het allemaal in goed perspectief te kunnen plaatsen, werden wij middels lezingen, films en (archief)videobeelden met Berlijn in de eerste jaren na de oorlog geconfronteerd.

Waanzinnig spannend

Er zijn maar liefst drie dagen voor het project uitgetrokken. Het ‘hoofdgerecht’ (als ik het zo oneerbiedig mag zeggen) was Vloed!, een uiterst boeiende voorstelling die samengesteld werd uit drie korte opera’s: Blachers Die Flut uit 1946, aangevuld met zijn Abstrakte oper nr.1 uit 1953 en Der Mann der vom Tode auferstand van Karl Amadeus Hartmann uit 1929.

Het ‘voorgerecht’ bestond uit een lezing, die ik voortijdig heb verlaten (het was niet te verstaan!) en de eerste naoorlogse Duitse film: Die Mörder sind unter Uns van Wolfgand Staudte, met in de hoofdrollen Ernst Wilhelm Borcher en Hildegard Knef. De film, gedraaid in de puinhopen van de stad, is inmiddels een klassieker en eigenlijk een must.

Affiche van Die Mörder sind unter Uns.

Het verhaalt over een jonge arts die beschadigd uit de oorlog is gekomen. Hij zint op wraak op zijn vroegere commandant die oorlogsmisdaden op zijn geweten heeft, maar weet zich met behulp van de liefde van een jonge vrouw, een kampoverlevende, uit zijn malaise te onttrekken.

Vloed! liet ons kennismaken met een bankier, die zo in een hoorspel opging dat hij dacht te zijn doodgeschoten door de revolutionairen. Zijn vrouw vond hem radeloos aan, maar dat was maar een verbeelding.

De echte nachtmerrie begon toen de bankier en zijn vrouw een uitstapje maakten naar een in zee liggend scheepswrak, waar ze door de vloed werden verrast. Het resulteerde in heftige emoties: erotiek, jaloezie, doodsangst, bedrog en verlangen en aan het eind werd de bankier daadwerkelijk vermoord.

Volgens de inleiding zou er een parallel bestaan tussen de hoofdpersonen in de film en de opera, maar eerlijk gezegd zag ik het verband niet. Want al kan je, met enigszins goede, of liever, kwade wil nog iets gemeenzaam tussen de staalmagnaat/commandant uit de film en de bankier ontdekken, de Jonge Man en de dokter liggen mijlenver uit elkaar.

De opera zou ook een vingerwijzing zijn naar de oorlogsmisdadigers, maar nu, vijfenzestig jaar later, is het verband niet zo duidelijk. Vandaar ook dat ik het zeer verstandig van KamerOperaProject vond om de actie naar onze tijd te verplaatsen. Juist nu we te maken hebben met de economische crisis, frauderende bankiers (denk alleen aan de bonussen!), rebellerende (pseudo)revolutionairen en de meelopende massa die het allemaal niets kan schelen.

De voorstelling was waanzinnig spannend. Er werd voortreffelijk in gezongen en geacteerd. Ik werd met name gecharmeerd door de bariton Alistair Shelton Smith (visser). De begeleiding door de zes musici tellende ensemble was voorbeeldig.

Twee recitals

Als ‘nagerechten’ werden er twee recitals met liederen en kamermuziek van Blacher geserveerd. De voorstelling Herzenverstand kwam bij mij niet over. Het voelde als een samengeraapte mengelmoes aan liederen en muziekfragmenten waar ik geen rode draad in kon ontdekken.

Op zich zou het niet eens zo erg zijn geweest, als we maar eens wisten wat er werd gezongen. Er was geen boventiteling en de liedteksten ontbraken. Daar hielpen de op de schermen geprojecteerde tekeningen van Paul Rosié niet, al gaven ze tenminste enige aanwijzing.

Rosanne van Sandwijk beschikt over een ongetwijfeld mooie mezzo, met een prettige timbre. Het kan natuurlijk aan haar leeftijd en onervarenheid liggen, maar zij is nog veel te voorzichtig, zowel in haar voordracht als in haar interpretaties. Zij moet leren wat meer van zichzelf te geven, zich een beetje te laten gaan.

André Morsch behoort tot de meest getalenteerde zangers van zijn generatie. Zijn bariton is zeer warm en zijn dictie voorbeeldig. Het ontbreekt hem alleen aan voldoende ‘overwicht’ om voor twee te boeien.

Ornamente für Kate Kühl (Ode aan de Berlijnse Trümmerfrau) met de ongepubliceerde liederen van Blacher was daarentegen ongemeen spannend. De voorstelling werd opgebouwd als een vocaal en filmisch portret van de anonieme Berlijnse vrouw uit de jaren 45-47.

Evi De Jean (foto: Coen Bouman).

In de begeleidende teksten, hier in de vorm van een fictief dagboek (tekst: Paul Oomens) die een periode tussen april en juni 1945 omvatte, kwamen alle belevenissen van ‘de vrouw’ aan bod. Bombardementen, puinruimen, verkrachtingen, verlangens en hoop op een betere toekomst. En het weerzien met een doodgewaande geliefde – een scène die mij het meeste heeft geraakt.

“Daar stond hij dan, Geerd. Met een zak aardappels en spek. En ik voelde niets, ik huilde niet, ik lachte niet. Ik ging ook niet naar hem toe.” (Ik citeer uit mijn hoofd.) Huiveringwekkend.

Evi De Jean is een begenadigd artieste. Zij is een zeer knappe vrouw, die in haar oranje jurk de reïncarnatie leek te zijn van de vrouwen uit die tijd. Bij het voorlezen was haar stem zacht, aaiend bijna, waardoor dat wat ze voorlas nog tragischer overkwam. Maar in de liederen klonk zij stevig. Niet zo stevig en staalachtig als Kühl zelf (we mochten ook een paar door haar gezongen fragmenten horen), maar zij kwam wel dicht in de buurt.

De begeleiding (en verzorging van muzieksolostukken) van beide recitals lag in handen van Jeroen Sarphati (piano) en Arthur Rusanovsky (viool). Sarphati toonde zich een voorbeeldig vertolker van de muziek uit die tijd, daar heeft hij zonder meer affiniteit mee en in de jazzy stukken was hij helemaal in zijn element.

Maar het meeste was ik onder indruk van de 17-jarige (!) violist Arthur Rusanovsky. Van hem gaan we veel meer horen!

Vorig artikel

Stotijn zingt poëzie in Concertgebouw

Volgend artikel

Heel veel stukjes Purcell in Concertgebouw

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

2Reacties

  1. Thea Derks
    16 augustus 2011 at 09:04

    Dank voor je inlevende recensie. Ik kon er helaas niet bij zijn, maar heb nu toch een goede indruk gekregen van wat ik moest missen!

  2. Gideon Relyveld
    17 augustus 2011 at 16:31

    Geweldig dat één van Blacher’s muziekwerken (eindelijk) is uitgevoerd! Hetzelfde geldt voor Hartmann. Heel mooie recensie Basia!