FeaturedOperarecensie

Bekoorlijke Rameau in vreemd jasje

De Nationale Reisopera besloot het seizoen met een barokopera af te sluiten: Hippolyte et Aricie van Rameau. Een beslissing die muzikaal prachtig uitgewerkt wordt door de solisten en het ensemble Musica ad Rhenum, maar die wat betreft regie struikelt over de vele loze symboliek.

Rechts op de voorgrond Eugénie Warnier als Aricie (foto: Marco Borggreve).
Rechts op de voorgrond Eugénie Warnier als Aricie (foto: Marco Borggreve).

Gisteren (30/5) ging deze eerste opera van Rameau in première in het Nationaal Muziekkwartier in Enschede. Een opera over het stelletje Hippolyte en Aricie, dat hun liefde beproefd ziet worden door Hippolytes stiefmoeder Phèdre (die verliefd is op Hippolyte) en zijn vertoornde vader Thésée.

Hoewel de cast en het ensemble even tijd nodig hebben om los te komen, groeit het stuk langzaam tot een klinkend mooie voorstelling. Direct goed is Maarten Koningsberger als Thésée. Hij zet een menselijke vader neer, die zijn gevoelens uit in meerdere prachtige aria’s. Hij treedt buiten de formele barokfrasering en legt ware emotie en kracht in zijn zang – op de lage noten na, die hij niet goed weet te bereiken.

Hippolyte (Paul Agnew) en Aricie (Eugénie Warnier) zijn in het begin wel een beetje formeel. Hun stemmen zijn aan de kleine kant en ze houden ze beperkt tot een doorsnee manier van zingen. Maar na de pauze is het een ander verhaal. Dan laten ook zij hun dramatische eigenheid de vrije loop. Agnew vooral door pracht in de hoogte, Aricie door meer gevoel en kracht in haar stem.

Sophie Daneman (een heldere sopraan met een vlug vibrato) is als Phèdre met name aan het einde sterk, vlak voor haar zelfmoord. Daarin toont ze zich – zowel in acteren als zang – een lijdende vrouw.

Mooie kleinere rollen zijn er voor Hanneke de Wit als hogepriesteres en Jean-Léon Klostermann als Arcas en Mercure. De Wit is een forse sopraan die in afwisseling met het koor mooie techniek laat horen. De jonge tenor Klostermann staat niet alleen frank en vrij op het toneel, maar zingt ook zeer fraai, met heerlijk lyrische hoge noten. Een tenor met potentie.

En zo zijn er meer personen die vocaal niet uitgebreid maar wel mooi aan bod komen. En er is het koor, dat in het begin wat uit balans klinkt, maar later uniform en adequaat de belangrijke passages vertolkt die Rameau haar toebedeeld heeft.

Solisten en koor vormen een interessant palet aan vocale klanken. Een palet dat de juiste tint meekrijgt door het ensemble Musica ad Rhenum. Hoewel enkele razende passages in de eerste twee akten soms even wankelen, produceren de barokisten verder mooie sferen. Opvallend expressief zijn de twee fluiten (Marion Moonen en Tami Krausz). Des te opvallender omdat dirigent Jed Wentz fluit heeft gestudeerd…

Meegesleept in het verhaal word je niet, daar is de regie te belemmerend voor

Tja, en dan de regie. Wordt u ook wel eens suf van die regisseurs die zichzelf zo nadrukkelijk op het toneel willen promoten? Stephen Langridge lijkt er zo eentje te zijn. Met name de eerste twee akten heeft hij volgestopt met abstracte symboliek, wat iedere keer de vraag bij je oproept: wat betekent dit nu weer?

Langridge lijkt te zijn verzompen in zijn eigen o zo artistieke gedachten over het stuk van Rameau, daarbij vergetend dat de toch al niet bekende opera zo nog ontoegankelijker wordt. Groene handen, dansers met theedoeken over hun hoofd, een lange eettafel op een vloer van gras: het is allemaal zo vreemd. Natuurlijk, al de elementen die Langridge ten tonele voert, zullen een passende betekenis hebben, maar ze belemmeren het totstandkomen van een verhaal. En is opera niet simpelweg het vertellen van een verhaal?

In de laatste drie akten (het zijn er vijf) wordt het wat rustiger op het toneel, wat het verhaal direct bevordert. Nu kun je je pas een beetje inleven in de personages en hun relaties onderling, zonder gestoord te worden door een regisseur die weer nadrukkelijk op je hoofd timmert met de boodschap: kijk, kunstzinnig heb ik dit uitgebeeld hè? Maar meegesleept in het verhaal word je niet, daar is de regie te belemmerend, te tegendraads voor.

Jammer dat een muzikaal zo aangename productie door deze regie van een krachtige theatrale ondersteuning wordt beroofd. Desondanks zou ik de barokliefhebber zeker aanraden te gaan luisteren. Je kunt altijd je ogen nog dichtdoen.

Hippolyte et Aricie is nog twaalf keer te zien in verschillende theaters in Nederland. Zie voor meer informatie: www.reisopera.nl.

Vorig artikel

Met-opera’s groot succes in Ede

Volgend artikel

Operapicknicken in Glyndebourne

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Marianna
    20 juni 2009 at 17:27

    Ik ben het volkomen eens met de opmerkingen over de regie; het zorgt voor irritatie en heeft niets met het verhaal te maken, het leidt alleen maar af.
    Verder had er soms wat meer vuur in de orkestrale en vocale uitvoering mogen zitten.
    Al met al wel heel goed dat de Reisopera ook onbekende werken op het repertoire neemt.