AchtergrondFeaturedOperarecensieReisverhalen

Een reuzekeel en een blinde virtuoos

Als er één ding is waar het operafestival in Miskolc in geslaagd is, is het dat er op iedere tegel van het centrum muziek te horen is. Wat betreft opera was daar gisteravond (18/6) bovendien een stuk meer van te genieten dan een dag ervoor. Deel twee van een verslag vanuit Hongarije.

Lubica Vargicoca als Zerbinetta en Denisa Hamarova als componist (foto: Miskolci Nemzetközi Operafesztivál).
Lubica Vargicoca als Zerbinetta en Denisa Hamarova als componist (foto: Miskolci Nemzetközi Operafesztivál).

De ‘ouverture’ van Ariadne auf Naxos – het stuk van vanavond – wordt veel eerder ingezet dan het moment waarop het Slovak National Theatre rond Hollandse etenstijd op het toneel verschijnt.

Denk aan de mafkees op een eenwieler, die tijdens het slingeren door de hoofdstraat stukken van Mozart op zijn sopraansaxofoon speelt. Of het geluid van een ambulance nabootst, wanneer er gevaar dreigt.

Of denk aan de blinde, oude man die zich rond middernacht voor het ‘festivalterrasje’ voor het theater nestelt, om op ongelofelijk ritmische wijze het ene na het andere prachtnummer uit zijn accordeon te halen. Zodanig, dat hij in z’n uppie hetzelfde produceert als een klassieke band. En dan nog tien keer beter. Petje af voor deze ster van de dag.

Of denk aan de Honvéd Dance Company, die in aansluiting op Richard Strauss’ opera een wervelende, folkloristische dansvoorstelling geeft in het openluchttheater. Gestoken in prachtige Hongaarse klederdracht bewegen de heren en dames zich suf op de klanken van Bartók en Kodály. Overigens de moeite van het luisteren waard, die Hongaarse componisten.

Maar goed, waar het om ging was natuurlijk Ariadne auf Naxos. Een bewonderenswaardige keuze van het Slovak National Theatre, een gezelschap van het soort dat wij in Nederland vooral kennen van toptienrepertoire uit de negentiende eeuw. Maar niet alleen de keuze is goed, de uitvoering mag er ook wezen.

Natuurlijk zijn er wel wat gebreken. Regisseur Dieter Kaegi heeft de proloog en de enige akte aan elkaar gelast, zodat het hele verhaal zich in de salon van de rijke man in Wenen afspeelt. Op zich klopt alles, maar het hele idee van Strauss wordt zo wel enigszins ondermijnd. Bovendien kent Kaegi’s regie soms wel erg melige ideeën.

Daarnaast vallen de secties in de orkestbak wel eens uit elkaar, wat een gefragmenteerd geluid oplevert. Niettemin: over het algemeen loopt dirigent Dusan Stéfanek mooi met de muzikale ups en downs mee.

Daar komt bij dat er vele mooie stemmen zijn. En vooral dat maakt de voorstelling een verademing ten opzichte van de Moses und Aron van gisteren. Niet dat alles naar de letter der techniek zuiver gebracht wordt, maar het is vocaal boeiend, en dat is toch het belangrijkste.

Neem Lubica Vagicova, die Zerbinetta zingt. Niet alle hordes in de grootse coloratuuraria ‘Grossmachtige Prinzessin’ neemt ze vlekkeloos, maar door haar zwierige verschijning en door de passsages die ze wél met verve zingt, beneemt ze je toch echt de adem.

De kleine rollen zijn ook opvallend goed bezet. Er loopt een heerlijke buffo tenor rond onder de minnaars van Zerbinetta, Harlequin is een aangename bariton en de nymfen vormen een passend trio.

In de hoofdrollen zijn Denisa Hamarova (componist) en Maida Hundeling (prima donna/Ariadne) ook bekoorlijk. Ze klinken beide erg rijk en hebben een onbegrensd volume. Hun reuzekelen galmen soms zo enorm, dat je haast bang zou worden dat het goud van het theater los zal laten.

De Honvéd Dance Company bracht Hongaarse dans zoals je je dat voorstelt (foto: Miskolci Nemzetközi Operafesztivál).
De Honvéd Dance Company bracht Hongaarse dans zoals je je dat voorstelt (foto: Miskolci Nemzetközi Operafesztivál).

Dat mag overigens niet onvermeld blijven: het ‘grote theater’ van Miskolc is wonderschoon. Het drukt je nog maar eens met je neus op het feit dat Nederland een armzalig landje is als het om sfeervolle operagebouwen gaat. Bij ons geen goud, klassieke loges, chique ingebed rood.

De schoonheid van Miskolc blijkt sowieso uitgebreider te zijn dan gedacht. Vanuit het centrum bereik je bijvoorbeeld in een minuut of tien, vijftien al wandelend de top van een heuvel, vanwaar je ‘heel Hongarije’ lijkt te kunnen zien en kunt opmerken dat Miskolc prachtig aan de voet van een heuvelverzameling is ‘gelegd’. Nu nog die spuuglelijke monsterflats tegen de vlakte, en het sprookje is compleet.

Dat laatste zullen de Three Tenors (niet ‘de echte’ natuurlijk) vanavond (19/6) waarschijnlijk niet weten te bereiken met hun stemgeweld. Wel komen ze de Miskolc-traditie, die ieder jaar een dergelijke concert voorschrijft, in ere houden. En hopelijk sporen ze het vooralsnog vrij norse publiek enigszins aan. Want van hun gat zijn ze nog niet gekomen.

Vorig artikel

Pers lauw over Carmen

Volgend artikel

Domingo opent festival Verona

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.