AchtergrondFeatured

Vermeulen hoopt laat te bloeien

Aldert Vermeulen is assistent-dirigent bij De Nederlandse Opera en is daar dik tevreden. Tegelijk hoopt hij wel dat hij vaker zelf de katalysator van operaproducties mag worden. „Niet voor de spotlights – voor mijn part is de bak overdekt – maar omdat het fantastisch is van begin tot eind je ei te leggen.”

Aldert Vermeulen (links) met Jaap van Zweden tijdens een repetitie.
Aldert Vermeulen (links) met Jaap van Zweden tijdens een repetitie.

‘Assistent-dirigent’ klinkt wellicht als een nevenfunctie in het operabedrijf. Dat is het allerminst. Aldert Vermeulen is in feite verantwoordelijk voor alles op muzikaal gebied binnen De Nederlandse Opera (DNO).

Hij studeert ieder jaar vier producties in en onderhoudt contacten met dirigenten en repetitors. Dit seizoen deed hij onder meer Die Fledermaus en La Traviata; volgend seizoen staan onder meer Les Troyens, Salome en A Dog’s Heart – een nieuw werk van de Russische componist Alexander Raskatov – op het programma.

Buiten het operahuis om heeft Vermeulen bovendien nog tijd zelf voorstellingen te leiden. Gefrustreerd raakt hij daarom niet, als hij het stokje aan het einde van de repetitieperiode bij DNO weer eens moet overdragen. „Het hangt er maar vanaf hoe je in je job staat”, zegt hij. „Je moet je ego opzij zetten, omdat je weet dat jij het niet gaat doen.”

„Bovendien doe ik veel buiten DNO om. In Nederland heb ik bijvoorbeeld bijna alle orkesten gedirigeerd. Ik kom wel aan m’n trekken.”

Grote namen

Vermeulen begon zijn muzikale carrière als pianist. Hij was kamermusicus – vormde onder meer met Jaap van Zweden een duo – en trad op als solist. Maar in 1997 bereikte hij een punt dat hij helemaal geen zin meer had in het bestaan van een pianist.

„Je bent zo op jezelf gericht. Iedere keer val je terug op jezelf. Het enige waar het op een gegeven moment nog om gaat, is of je linkerpink het wel goed doet. Je moet er echt voor in de wieg gelegd zijn, en ik was dat niet.”

Zijn beslissing was wel een gok, want Vermeulen had niets anders achter de hand – al had hij al wel een opleiding directie gevolgd. Hij kwam echter goed terecht, bij de Nationale Reisopera. Louwrens Langevoort vroeg hem assistent-dirigent te worden, waarna hij zes jaar lang in Enschede bleef werken.

„Ik voelde me aangetrokken tot theater, tot communiceren met veel verschillende mensen en tot het operarepertoire”, verklaart Vermeulen zijn overstap. „Dirigeren is een mysterieus proces. Je moet een punt bereiken dat je niet meer weet wie wat doet, maar dat alles voortkomt uit een gemeenschappelijke ziel.”

‘Wie zegt dat iemand groot is?’

In 2003 zei Vermeulen zijn baan bij de Reisopera op en ging hij freelance verder. Hij was onder meer assistent van Christian Thielemann in Bayreuth en was chef van De Filharmonie in België.

In 2006 kwam hij bij DNO terecht. Daarnaast werkt hij nog steeds veel samen met Jaap van Zweden (in Dallas) en hij heeft inmiddels een heel ‘verleden’ met grote dirigenten. Zo stond hij naast grote namen als Colin Davis, John Eliot Gardiner, Riccardo Chailly en Edo de Waart.

Maar ach, wat heet groot? Zou een Aldert Vermeulen niet evengoed een muzikaal hoogstaande opera neer kunnen zetten als een Davis of een Gergiev? Vermeulen: „Wie zegt dat iemand groot is? Je moet heel dichtbij iemand staan en heel veel kennis hebben van dirigeren als je dat wilt zeggen.”

„Ik werk zoveel samen met dirigenten dat ik inmiddels een akelige intuïtie heb ontwikkeld voor wat iemand kan en, nog erger, wat iemand denkt. En ik zeg: groot is maar een beperkt begrip. Het gaat vaak om alles bij elkaar: de media, hoe het gaat in je leven, enzovoort.”

Volgens Vermeulen is het deels ook een kwestie van smaak. „Wat is goed? Iets dat we met z’n allen hebben afgesproken. Kijk naar de barokmuziek: daar heerst de norm van authenticiteit. Dat is dan zogenaamd ‘goed’.”

Maar toegegeven, de ‘grote namen’ zijn vaak ook gewoon hele goede, allround dirigenten, vindt Vermeulen. „Ze staan er niet voor niets. Ik ben wel eens bij repetities van Riccardo Muti geweest, en dat is echt fantastisch. Ik heb respect voor iedereen die het podium opgaat, de groten en minder groten. Want het is nogal wat: je bent de dynamo, de katalysator, jij moet de muziek overbrengen. Toscanini zei: iedere idioot kan dirigeren, maar muziek maken…”

‘Ik ben totaal niet bezig met carrière maken. Alles is me toegeworpen.’

Pure kwaliteit

Zou hij zelf niet vaker die rol van katalysator op zich nemen? Als hij enkel assistent-dirigent was geweest – en niet zelfstandig daarbuiten klussen deed – zou hij die behoefte misschien wel gevoeld hebben. Maar nu hij beide combineert, is hij dik tevreden.

„Ik ben gewoon happy dat ik überhaupt in de muziek kan werken”, zegt hij. „Het geeft veel voldoening hier te werken. De Nederlandse Opera is een heel plezierig operahuis.”

„Bovendien heb ik de stukken waar ik echt gek op ben gek genoeg altijd kunnen doen”, vervolgt hij. „Daardoor heb ik wel altijd het gevoel dat ik me kan uiten. En daar komt nog bij dat ik een enorme hekel aan gefrustreerdheid heb…”

Niettemin koestert hij wel een wens. Als hij nu buiten DNO de bok opgaat, is dat bijna altijd voor symfonisch werk. Maar juist opera is zijn expertise. Dat zou hij daarom graag vaker willen doen. „Het gaat me niet om de spotlights”, zegt hij. „Voor mijn part is de orkestbak helemaal overdekt of zo. Waar het mij om gaat, is dat het fantastisch is zelf een stuk te doen, je ei van begin tot eind leggen.”

Dat het daar tot nog toe niet vaak van gekomen is, ligt ook wel aan hemzelf, erkent Vermeulen. „Ik ben totaal niet bezig met carrière maken of met engagementen binnenhalen. Alles is me toegeworpen. Ik vind het moeilijk om uit mezelf van alles van de grond te trekken.”

Dirigenten die Vermeulen kent, hebben dat wel gedaan. Die hebben enorm in hun carrière geïnvesteerd. „Het is denk ik een beetje mijn persoonlijkheidsstructuur die in de weg zit”, lacht hij.

Toch heeft hij het gevoel dat het er nog wel van gaat komen. „Op een gegeven moment ben je zo goed, heb je zoveel ervaring, dat je wel iets te brengen hebt bij bepaalde stukken. Ik hoop dat ik op pure kwaliteit erdoorheen kan stoten. Al zal ik dan een laatbloeier zijn.”

Vorig artikel

Huzarenstukje van DiDonato

Volgend artikel

Dessay zingt eerste Violetta in Santa Fe

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.