AchtergrondFeaturedNieuws

Deutsche Oper Berlin bestaat 100 jaar

Op 7 november bestaat de Deutsche Oper Berlin 100 jaar. Het op één na grootste operahuis van Duitsland maakte een bewogen geschiedenis door, met als zwarte bladzijde de totale vernietiging in de oorlog. Bij wijze van jubileumviering tien YouTube-impressies van gedenkwaardige producties die het operahuis in de periode daarna op het toneel bracht.

Het 'Deutsches Opernhaus' in zijn oprichtingsjaar, 1912.

Met een productie van Beethovens Fidelio opende het Deutsches Opernhaus op 7 november 1912 zijn deuren. Het nieuwe gebouw, ontworpen door Heinrich Seeling, stond in de toen nog niet door Berlijn opgeslokte plaats Charlottenburg. Een rijke stad, die van begin af aan grote dirigenten en zangers naar zijn nieuwe operahuis lokte.

In 1925 nam de stad Berlijn het operahuis over en gaf het de nieuwe naam Städtische Oper. Mahler-leerling Bruno Walter werd muzikaal directeur. Een nieuwe periode van bloei brak aan, waardoor het huis de concurrentie met de Königlichen Hofoper Unter den Linden (nu de Staatsoper) en de Kroll-Oper goed aan kon.

Vanaf 1933 raakte het operahuis in verval. De nazi’s kwamen aan de macht en begonnen ‘undeutsche’ kunst te weren. Intendant Carl Ebert verliet het land en richtte in Engeland het bekende Glyndebourne Festival op.

Een jaar later nam het Duitse rijk het operahuis officieel over en noemde het weer Deutsches Opernhaus. ‘Reichspropagandaminister’ Joseph Goebbels zorgde ervoor dat het Duitse repertoire de boventoon ging voeren op het toneel van het huis.

Na het uitbreken van de oorlog bleef het operahuis producties maken, tot de nacht van 22 of 23 november 1943. Bommen van de geallieerden vernietigden het operahuis vrijwel volledig. Een paar maanden later werden ook alle bijgebouwen van het huis verwoest.

Na de oorlog werd er een nieuw operahuis opgebouwd, dat op 24 september 1961 werd geopend met een productie van Don Giovanni. Vanaf toen heette het operahuis Deutsche Oper Berlin. Carl Ebert was teruggekeerd als intendant en deed de regie van Mozarts opera.

Als eerste impressie van de naoorlogse Deutsche Oper hieronder een fragment uit deze Don Giovanni-productie. Dietrich Fischer-Dieskau zingt de titelrol, Walter Berry is Leporello.

Een jaar later stond de beroemde Renata Tebaldi op het toneel als Desdemona in Otello. De titelrol werd vertolkt door Hans Beirer.

Weer een jaar later stelde de Deutsche Oper een sterrencast met onder andere Christa Ludwig, Walter Berry, James King en Josef Greindl op om Beethovens Fidelio op te voeren, ruim vijftig jaar nadat dat werk de historie van het operahuis had geopend.

Even rijk aan sterren was de Don Carlos-productie die in 1965 in een regie van Gustav Rudolf Sellner (de nieuwe intendant na Carl Ebert) werd opgevoerd. James King zong Carlos, Dietrich Fischer-Dieskau was de markies van Posa, Pilar Lorengar zong Elisabeth en Joseph Greindl was ook hier van de partij, als Philipp II.

In 1965 werd de jonge Lorin Maazel Generalmusikdirektor van het huis. Volgens de geschiedschrijving van het operahuis zelf stuwde hij het orkest naar prestaties van het hoogste niveau. Bijvoorbeeld in 1967 in Cimarosa’s Il Matrimonio Segreto, wederom geënsceneerd door intendant Sellner.

Tijdens het uiteinde van de jaren zestig en de gehele jaren zeventig wist de Deutsche Oper zijn niveau hoog te houden. Toekomstige sterren als Gundula Janowitz, José van Dam, Leonie Rysanek, Agnes Baltsa, Edita Gruberova en Siegfried Jerusalem bouwden aan hun faam bij het huis.

In 1977 ensceneerde Götz Friedrich voor het eerst een productie bij het huis. Vier jaar later werd hij aangesteld als intendant, waarmee een lange, succesvolle periode in de geschiedenis van de Deutsche Oper aanbrak. Tot zijn dood in 2000 bleef Friedrich intendant.

In 1982 liet hij Herbert Wernicke de opera Montezuma van Carl Heinrich Graun afstoffen.

Een jaar later regisseerde Götz Friedrich zelf Die Tote Stadt van Korngold, een werk dat voor de oorlog door de nazi’s uitgebannen was. Onder andere James King, Karan Armstong en William Murray vervulden de rollen.

In 1984 had Götz Friedrich met zijn huis een primeur toen de nieuwe opera Die Gespenstersonate van Aribert Reimann er in wereldpremière ging.

Ook in de jaren tachtig bleven de sterren naar Berlijn komen. In 1987 dirigeerde Giuseppe Sinopoli een productie van Macbeth, met Renato Bruson, Mara Zampieri en James Morris. Het was overigens in de Deutsche Oper dat Sinopoli in 2001 tijdens een uitvoering van Aida overleed aan een hartaanval.

Ook in de jaren negentig en daarna bleef de Deutsche Oper namen van formaat aantrekken en hield het huis de discussies gaande in operaland met zijn producties. Niet in het minst door de invloed van Götz Friedrich, toch één van de grootste namen uit de gehele geschiedenis van het operahuis. Daarom tot slot een fragment uit één van zijn producties uit de jaren negentig: Die Meistersinger von Nürnberg.

Alle fragmenten komen uit complete dvd-opnames van Arthaus Musik, die nog altijd te verkrijgen zijn.

Zie voor meer informatie over het operahuis de website van de Deutsche Oper Berlin.

Vorig artikel

Belohlávek wervelt in Smetana's Bruid

Volgend artikel

Opera Studio presenteert Cavalli's La Calisto

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.