FeaturedOperarecensie

Jacobs’ Zauberflöte bruist van vitaliteit

Het zijn gouden tijden voor Nederlandse bewonderaars van Die Zauberflöte (en welke rechtgeaarde operafan is dat niet?). Over een paar weken geeft Marc Albrecht met een nieuwe productie bij De Nederlandse Opera zijn Mozart-geloofsbrieven af. Afgelopen zaterdag legde René Jacobs de lat alvast buitengewoon hoog in de NTR ZaterdagMatinee.

René Jacobs (foto: Marco Borggreve).

In René Jacobs’ reeks Mozart-opnamen was Die Zauberflöte twee jaar terug misschien wel het meest opzienbarend, onder meer vanwege de succesvolle integratie van muziek en dialogen. Met hetzelfde koor en orkest en deels dezelfde cast bood hij zaterdag in het Concertgebouw voor menigeen weinig verrassingen. Maar het muzikale genot was er absoluut niet minder om!

Contrastwerking is het sleutelwoord voor Jacobs. In zijn hoofdzakelijk vlotte lezing vielen hier en daar onverhoedse vertragingen op, doorgaans met een groot dramatisch effect. Wonderbaarlijk hoeveel nuances hij via zijn ogenschijnlijk eenvoudige slagtechniek aan de musici kon ontlokken. De Akademie für Alte Musik Berlin toonde zich daarbij volledig voorbereid op de eisen van Jacobs. Vooral de souplesse van de houtblazers was adembenemend.

De sprankelende musiceertrant bracht de ernstiger momenten gelukkig niet in gevaar. Maar een zalvende toon werd daarbij terecht vermeden; de humaniteit van het werk zit in de moed en hartstocht van de jonge personages, niet in de dubieuze wijsheden van Sarastro en zijn priesters.

Pamina’s ‘Ach ich fühl’s’ , in zekere zin de emotionele kern van het stuk, toonde in miniatuur de rijkdom van Jacobs’ benadering. Door de relatief snelle aanpak werd het meer een hartenkreet dan een treurzang, met een duidelijk hoorbare ritmische puls. Sopraan Miah Persson liet naast verdriet ook woede en wanhoop in haar stem doorklinken. Aan het slot van de aria verbreedde Jacobs het tempo, met een berustende toon tot gevolg. In een paar minuten werd zo een heel scala aan emoties bestreken.

Met haar gouden, donkergloeiende timbre en perfecte Mozart-stijl was Persson een luxueuze bezetting. Topi Lehtipuu zong Tamino in 2005 al met Jacobs in Brussel. Zijn slanke tenor heeft sindsdien aan heroïsche allure gewonnen, maar misschien iets aan charme ingeboet. Zijn enigszins houterige uitstraling paste echter perfect bij de braafheid van het personage.

Een zanger moet het heel bont maken om als Papageno niet het grootste succes bij het publiek te boeken. Daniel Schmutzhard stelde met zijn smeuïge bariton allerminst teleur. Net als op de cd bood hij een levenslustige en aandoenlijke vogelman, zonder overdreven lolbroekerij.

Marcos Fink was een opvallend lichtgetimbreerde Sarastro. Geen voorstudie op Gurnemanz met imposant galmende lage noten, maar een milde vaderfiguur, waardoor zijn vrouwonvriendelijke uitspraken enigszins acceptabel werden.

De Turkse Burçu Uyar, een ware dramatische coloratuursopraan, werkte als Königin der Nacht in haar eerste aria de hoogste noten niet perfect af. Maar ze revancheerde zich volledig met de Rache-aria. Daarbij zong ze haar eerste kukelreeks, feitelijk een cadens op het woord ‘nimmermehr’, met een ‘e’-klank in plaats van de gebruikelijke ‘a’-klank. Ongetwijfeld op aanraden van Jacobs, die daarmee aangaf de tekst van Schikaneder steeds als uitgangspunt te beschouwen.

Visueel was ze een sexy koningin in een ‘little black dress’ en vervaarlijke stilettohakken, waarmee ze zich na haar definitieve nederlaag toch verrassend snel uit de voeten kon maken. Samen met haar ‘partners in crime’: een heerlijk geëxalteerd damestrio en een boosaardig snaterende Monostatos van Kurt Azesberger, zichtbaar genietend van zijn schurkenrol.

Miah Persson was met haar perfecte Mozart-stijl een luxueuze bezetting voor Pamina (foto: Mina Artist).

Ook de andere personages maakten volop gebruik van de trappen en talrijke deurtjes in de Grote Zaal. Daardoor kreeg het concert een semi-scenisch karakter. Sunhae Im kwam als Papagena in haar uiteindelijke jeugdige gedaante zelfs vanuit de zaal op.

Bij haar eerste verschijning, nog als bibberend oudje, zong Im overigens een aantal frasen uit Mozarts lied ‘Die Alte’. Zo’n muzikale ingreep gaat vrij ver, net als de keuze om het slotkoor behalve door het uitstekende RIAS Kammerchor deels door de solisten te laten zingen. Maar wanneer het eindresultaat bruist van vitaliteit, alsof de inkt van de partituur nog nat is, vallen alle puristische bezwaren wat mij betreft weg.

Opvallend was de aanwezigheid van slagwerkster Marie-Ange Petit. Zij verzorgde de geluidseffecten middels een compleet instrumentarium, variërend van grote trom tot uilenfluitje. Tijdens het enthousiaste slotapplaus werd ze speciaal naar voren gehaald en Topi Lehtipuu, volledig opgaand in de rol van nobele prins, bood haar met een ouderwetse handkus zijn boeket aan.

Van de ‘grote’ Mozart-opera’s ontbreekt alleen nog Die Entführung aus dem Serail aan Jacobs’ zegereeks. Naar verluidt zit het in de pijpleiding voor 2014. Ik kan nauwelijks wachten!

Vorig artikel

Royal Opera brengt Troyens in de bioscoop

Volgend artikel

Domingo keert terug naar Amsterdam

De auteur

Martin Toet

Martin Toet