FeaturedOperarecensie

Christies ‘stemmentuin’ bekoort publiek

Buiten regeert de herfst, maar in de NTR ZaterdagMatinee brak zaterdag de lente al door. Zes ‘bloemen’ uit de zangacademie Jardin des Voix lieten hun frisse stemmen heerlijk opbloeien in het programma ‘Le Jardin de Monsieur Rameau’. Een potpourri van tedere en frivole barokfragmenten, met een vleugje weemoed.

William Christie (foto: Michel Szabo).
William Christie (foto: Michel Szabo).

Het muziekleven van de chauvinistische Fransen is vreemd genoeg vaak gedomineerd door buitenlanders, van de eigenlijk Italiaanse Lully tot Gluck, Rossini en Meyerbeer. De afgelopen decennia was het een Amerikaan, William Christie, die met zijn ensemble Les Arts Florissants de bijna vergeten rijkdom aan Franse barokopera’s weer tot leven bracht.

Om het jaar biedt hij getalenteerde zangers een leerschool in de zeer specifieke Franse stijl, waarin versieringen meer het woord dan de virtuositeit dienen. De jeugdige laureaten, onder wie in eerdere edities de Nederlanders Judith van Wanroij en Maarten Engeltjes, presenteren zich vervolgens via een wereldtournee aan een breed publiek.

Hoewel ensemble Les Ambassadeurs toevallig volgende week ook een Rameau-programma brengt, lijkt de Franse barokopera in Nederland weinig populair. Waarschijnlijk sluit de verheven maar ook wat ‘nuffige’ gevoelswereld van goden en helden niet aan bij onze op realisme en huiselijkheid ingestelde volksaard.

De proloog van Montéclairs bijbelse drama Jephté elimineerde zaterdag direct dat bezwaar, door de olympische goden hun congé te geven. Niet ‘de Waarheid’, zoals in het origineel, maar het liefdesgodje Cupido bleef over. Zijn zowel verrukkende als frustrerende aanwezigheid domineerde de middag, bijvoorbeeld in de amoureuze perikelen van Campra’s L’Europe galante (1697).

De maatschappelijke achtergrond van het tot circa 1760 lopende programma is de strikte standenmaatschappij van het Ancien Régime. Toch weerspiegelt de muziek al een streven naar gelijkwaardigheid. Het delicate evenwicht tussen woord en muziek, tussen zang en instrumenten (en daarbinnen tussen strijkers en blazers) geeft de Franse stijl immers haar harmonieuze karakter.

De jonge zangers zelf vertolkten zaterdag het revolutionaire ideaal van broederschap. Ik bespeurde geen enkele rivaliteit tussen hen en wil dan ook liever geen ‘winnaar’ aanwijzen. Alle zes toonden een aanstekelijk, zelfs aandoenlijk enthousiasme, zowel zingend als acterend in de amusante maar soms oubollige ‘enscenering’ van Sophie Daneman en Paul Agnew.

De grootste individuele bijval oogstte de Brits-Franse Emilie Renard met Grandvals niemendalletje ‘Rien du tout’, een geestige parodie op de onophoudelijke strijd tussen diverse muzikale stijlen. Als steeds van temperament wisselende en dan plots zwijgende diva etaleerde Renard groot komisch talent, plus een soepele en kernachtige mezzoklank.

Emilie Renard oogstte de meeste bijval (foto: Raphaelle Photography).
Emilie Renard oogstte de meeste bijval (foto: Raphaelle Photography).

De cantate van Grandval bevat een plaagstootje voor Rameau via de woorden ‘jardin des rameaux’(takkentuin), dat de titel van dit programma inspireerde. De venijnige maar ontegenzeglijk spitsvondige Fransen trakteerden de componist destijds ook op het schimpwoord ‘ramoneur’ (schoorsteenveger)!

De Italiaanse mezzo Benedetta Mazzucato viel op door haar weelderige timbre en gracieuze uitstraling, bijvoorbeeld als Rameau’s Aricie. Aan de andere kant van het spectrum stond de met een kloeke basstem gezegende Cyril Costanza. Deze slungelige Fransman had de meest gedurfde presentatie dankzij slapstickachtige valpartijen als dronkenlap in Glucks boertige L’ivrogne corrigé. Onbegeleide canons van Rameau voegden een madrigaalachtig contrast toe.

De Israëlische sopraan Daniela Skorka was een toonbeeld van jeugdige onschuld als krijgsgevangene Iole in Dauvergne’s Hercule Mourant. In een furieuze ‘ariette vive’ van Rameau liep ze wel enigszins tegen haar (huidige) grenzen aan.

Ook de Amerikaanse Zachary Wilder klonk niet helemaal vrij en zelfverzekerd in de hoogte. Maar zijn gevoelige tenor en sympathieke persoonlijkheid waren bijzonder ontwapenend.

De Franse bariton Victor Sicard had letterlijk en figuurlijk een gewichtige uitstraling met zijn sonore timbre en voortreffelijke dictie. In ‘Monstre affreux’ uit Rameau’s Dardanus ondersteunden kronkelende lage orkestklanken zijn schets van een vreselijk zeemonster, dat toch minder angst inboezemt dan de liefde…

Het meest genoot ik nog van de zijdezachte klank en zorgvuldige toonvorming van Les Arts Florissants. De unieke slagwerkster Marie-Ange Petit voegde geregeld verrassende franje toe aan het ensemble. Dirigent Christie inspireerde vele navolgers die soms avontuurlijker met het materiaal omgaan. Maar voor de ware elegante esprit is de meester zelf nog steeds de beste keus.

Christie voelt ook de onderliggende melancholie in deze muziek feilloos aan, vooral bij Rameau, die eigenlijk te ernstig geaard was voor zijn lichtzinnige rococo-omgeving. Alleen al de cello-inzet tot ‘Tendre Amour’ deed mijn hart smelten… Dit hemelse kwartet uit Les Indes galantes keerde terug als toegift, nu in sextetvorm voor alle zangers. Maar heel toepasselijk hadden de cellisten weer het allerlaatste woord in het door het publiek enthousiast onthaalde concert.

Zie voor meer concerten in het Concertgebouw www.concertgebouw.nl.

Vorig artikel

Amsterdams Opera Koor voert Lombardi uit

Volgend artikel

Een lichte, hoogmuzikale Entführung in Luik

De auteur

Martin Toet

Martin Toet