FeaturedOperarecensie

Doldwaze Fairy Queen spat van podium af

De gemiddelde operaliefhebber zit niet te wachten op lange lappen dialoog. Toch boekten de Nationale Reisopera en De Veenfabriek vrijdag in het Wilminktheater te Enschede een grandioos succes met hun versie van Purcells semi-opera The Fairy Queen. Het publiek kwam ogen en oren tekort.

Scène uit The Fairy Queen (foto: Leo van Velzen / Nationale Reisopera).
Scène uit The Fairy Queen (foto: Leo van Velzen / Nationale Reisopera).

Een waagstuk van de Reisopera om haar succesvolle seizoen van geheide kaskrakers te vervolgen met The Fairy Queen (1692), en wel in de lastige oorspronkelijke vorm van gesproken toneel met muzikale omlijsting. Tegenwoordig klinken Purcells betoverende allegorische ‘masques’ voor dit werk doorgaans in de concertzaal.

Muziektheaterensemble de Veenfabriek, bekend van vernieuwende producties vol geïmproviseerde elementen, bleek de ideale partner om de muziek haar ware theatrale functie terug te geven. De eerste vondst van regisseur Paul Koek was om de matige, anonieme bewerking van A Midsummer Night’s Dream te vervangen door Shakespeare’s oorspronkelijke tekst, in een nagenoeg complete, berijmde vertaling.

Vervolgens herschikte hij in samenspraak met dramaturg en dirigent de muziek, door specifieke nummers op cruciale momenten in te zetten. Dat tilde het werk bij vlagen boven zichzelf uit, bijvoorbeeld toen het dieproerende ‘The Plaint’, een losse invoeging uit 1693, de verwarring van Helena en Hermia illustreerde. De liefde kent immers naast een goedgunstig ook een onbarmhartig gezicht.

Een veel luchtiger effect bereikte het personage Mystery met haar verklaring dat “de heilige liefde verborgen moet blijven”. Dat joeg de zichzelf ongegeneerd plezierende Lysander het schaamrood op de kaken…

De vier hooggeboren geliefden waren hier namelijk verveelde pubers, schijnbaar onder invloed van drugs, in een opzichtige kostumering die elk esthetisch gevoel tartte. In plaats van door een duister bos bewogen ze zich door een warboel aan allerhande spullen, gevallen uit een op zijn kop gezet huisje. De daarmee uitgebeelde verstoring van de natuur en het elfenrijk weerklonk ook in vervreemdende keyboardgeluiden en ingetogen flarden van popsongs.

Omgekeerd doorbraken de continu aanwezige zangers/elfen met absurdistische handelingen het betrekkelijke realisme van de acteurs. Al deze overstelpende zinnenprikkelende effecten dienden als aansporing om onder de oppervlakte naar de essentie van het verhaal te zoeken.

Dit nadrukkelijk over jonge mensen handelende werk bood uiteraard kansen voor het getalenteerde ZangersEnsemble dat de Reisopera aan het begin van dit seizoen oprichtte. De sprankelende sopranen Iris van Wijnen en Bernadeta Astari glansden in hun diverse incarnaties, net als aan de andere kant van het spectrum de sonore bas Nicholas Crawley. En de tenor Thorbjørn Gulbrandsøy oogstte als zonnegod Phoebus een open doekje met zijn gloedvolle topnoten.

Een andere tenor, Kevin Skelton, etaleerde naast een glashelder barokgeluid onvermoede talenten als acrobaat. Van de countertenoren imponeerde Owen Willetts met zijn weemoedige timbre en technische beheersing. Collega Dave ten Kate zat er aanvankelijk als zwijgend lid van de handwerklieden (hier tot drie zakenmannetjes gereduceerd) enigszins voor joker bij. Maar als Second Woman ontpopte hij zich in een hilarisch duet met Van Wijnen tot de allergrootste geinponem.

Scène uit The Fairy Queen (foto: Leo van Velzen / Nationale Reisopera).
Scène uit The Fairy Queen (foto: Leo van Velzen / Nationale Reisopera).

De muzikale krenten in de pap (waarvan ik het beeldschone ‘Ye gentle spirits’ node miste) waren voor de Zweedse sopraan Nina Lejderman. Haar weelderige stem bracht Purcells bitterzoete noten perfect tot leven. En haar gracieuze verschijning bleef zelfs in een berenpak overeind…

Ensemble Combattimento begeleidde met een niet altijd feeërieke maar wel alerte en dansante klank. Plaatsing op de bühne verzekerde optimaal contact met de zangers en betrok de musici soms in de handeling, wat ook gold voor de zeer jonge dirigent MaNOj Kamps. Dankzij zijn Sri Lankaanse afkomst kon hij doubleren als het ‘lieflijke Indiase wisselkind’, twistappel tussen het vorstelijke elfenpaar Titania en Oberon.

Klein minpuntje vond ik de terughoudendheid op het punt van orkestratie, hoewel er sprookjesachtige slagwerkeffecten klonken. Maar veelvuldiger ingezette houtblazers hadden de kleurenexplosie op het podium een sterker muzikaal evenbeeld geboden. Overigens verdienen ook de korte bijdragen van koor Consensus Vocalis alle lof.

Ruimtegebrek belet me alle uitstekende acteurs te noemen, maar Rogier Schippers als branieschoppende Spoel met een klein hartje mag niet onvermeld blijven. Evenmin als Wim van den Driessche, die moeiteloos tussen zingen en spreken switchte. Nog voor het doek opging, bracht zijn burleske duetje met Willetts als Siamese babytweeling het publiek in de gewenste stemming.

Tegen het eind van de lange avond werd de georganiseerde chaos steeds groter, maar ook de aanstekelijke speel- en musiceervreugde. Eenmaal buiten voelde ik me als de ontwaakte Spoel en vroeg me af wat ik in vredesnaam op deze Valentijnsdag allemaal beleefd had. Maar net als hij was ik me bewust van een unieke, zelfs hallucinante ervaring die ik de bezoekers van nog komende voorstellingen van harte toewens.

The Fairy Queen is tot en met 6 maart te zien in diverse theaters in het land. Zie voor meer informatie de website van de Nationale Reisopera.

Vorig artikel

Opera in de media: week 8

Volgend artikel

Het einde van de Amsterdamse Ring

De auteur

Martin Toet

Martin Toet