FeaturedOperarecensie

Na Dido’s Lament is er leven

BarokOpera Amsterdam heeft een traditie van authentieke muziek bij eigentijdse muziektheatervoorstellingen. De nieuwste is een uitgebreide versie van Dido and Aeneas van Henry Purcell. Het vervolg bleek in veel opzichten spannender. Er is leven in het dodenrijk na Dido’s Lament.

Caroline Cartens als Dido (foto: Lennart Monaster).
Caroline Cartens als Dido (foto: Lennart Monaster).

Iets om naar uit te kijken: een nieuwe productie van BarokOpera Amsterdam in de klassieke bonbonnière in Leiden. Sfeer en akoestiek ondersteunden de voorstelling zeker, al zijn de zichtlijnen in zo’n zaal niet altijd optimaal.

Het decor, de belichting en de mise-en-scène kwamen op het podium aan de Oude Vest wel uitstekend tot hun recht. Er is budgettair weinig ruimte, en wellicht bij de makers ook niet veel behoefte, om met imposante decorstukken te werken. Maar goed gebruik van licht, doek en zelfs klittenband gaf mooiere effecten dan je zou verwachten.

Dido & Aeneas, Liefde & Hel bleek een voorstelling die zich niet meteen in volle glorie opende. Het eerste deel, voor de pauze, bestond grotendeels uit de bekendste semi-opera van Purcell en zijn librettist Nahum Tate.

Zoals regisseur Sybrand van der Werf eerder aan Place de l’Opera toelichtte was het verhaal van Aeneas uitgebreid met de gebeurtenissen die ontleend waren uit het bronverhaal, Vergilius’ Aeneis. De schrijver was als verteller, in het Nederlands, opgenomen in de verhaallijn van de voorstelling, die Engels- en Franstalige onderdelen bevatte, maar voorzien was van boventitels.

Nadrukkelijke stilte

Interessant, maar niet voortdurend overtuigend, was de keuze van de regisseur om de hoofdfiguren – Dido, koningin van Carthago, haar dienares Belinda en Aeneas, prins van Troje – als ‘gewone’ mensen te laten optreden. Aeneas was eerder schuchter dan een viriele prins, Dido was nogal ‘gewoon’ verliefd en tot kussen geneigd. Kledingontwerpster Jorine van Beek had het ook nogal alledaags, zelfs wat kleurloos gehouden.

In dat eerste deel waren Caroline Cartens (Dido) en de andere sopraan, Wendy Roobol (Belinda), vocaal het meest interessant. Cartens heeft een iets donkerder timbre, dat haar stem zeer geschikt maakt voor de rol van Dido. Ze werd niet erg uitgedaagd tot de statigheid waarvoor in ensceneringen meestal wordt gekozen en ze zong, zoals iedereen, nogal ingehouden.

Wendy Roobol heeft een stem die een fractie kleiner is, maar die ze zeer beweeglijk gebruikt. De manier waarop ze de barokke versieringen plaatste, liet een grote ervaring horen. De mannen zongen en bewogen wat houterig.

Joost van Velzen als Aeneas (foto: Lennart Monaster).
Joost van Velzen als Aeneas (foto: Lennart Monaster).

Uit de orkestbak kwamen in dat eerste deel niet al te levendige klanken. De muziek van Purcell kan veel hebben, van de brede klank van een groot bezet kamerorkest – denk aan Raymond Leppard met het English Chamber Orchestra bij de Dido van Jessey Norman – tot de kleinere en transparante aanpak van Pinnock of Haïm. Bij muzikaal leider Frédérique Chauvet klonken de tien musici klein en transparant, maar de klankkleur neigde soms naar schraal en ze koos voor tempi die mijn voorkeur niet zouden hebben.

“Pats!” zei de regie tegen het einde van het eerste deel. Waar ensceneringen daar vaak voor het grote Drama, Hartepijn en Afscheidsleed gaan, koos Sybrand van der Werf hier voor het consequent vasthouden van de ‘gewone’ benadering. Het afscheid van Aeneas, na zijn “I’ll stay” en Dido’s “Away” eindigde in een lange, nadrukkelijke stilte. Aeneas liep in die doodse stilte het podium af, dwars door de zaal naar buiten. Dat werkte, en hoe.

De Dido van Caroline Cartens zong haar slotaria, als ze haar dood aankondigt, in een voor een zangeres lastige positie, halfliggend, al werd het nog steeds niet heel statig. De aria maakte in zijn subtiele eenvoud buitengewoon veel indruk.

Vondst

In het tweede deel ging het verhaal van Aeneas verder. Zijn hellevaart, zoals beschreven door Vergilius, werd begeleid door muziek uit Medée van Charpentier en later door fragmenten uit Prosperine van Lully.

In dat tweede deel steeg het energieniveau van de voorstelling, werd de saaiige kleding vervangen door kleurrijke barokcouture en volgden de originele regievondsten elkaar op. Van der Werf deed zelf de choreografie en gebruikte die heel vaardig om het verhaal te vertellen. Dat lukte het beste in een tweede fragment uit Lully’s Prosperine, waarin Tisiphone, de bewaakster van de tartaros, het strafkamp in de onderwereld van slechte geesten, samen zingt en danst met het koor van de zielen. Die scène vond ik een theatraal hoogtepunt van de voorstelling.

Een prachtig element in de vormgeving in het vervolgdeel was de kleding van Charon, die op muziek van Händel uitnodigde mee te gaan op zijn boot over de rivier de Styx naar het dodenrijk. Zijn spectaculaire mantel ging over in de zilverachtige rivier, een gouden (of beter: zilveren) vondst van ontwerpster Jorine van Beek.

In het tweede deel werd beter gezongen, ook door de heren, waaronder Joost van Velzen als Aeneas en countertenor Jan Kullman. Het orkest klonk levendiger, had meer glans en kwam beter tot zijn recht in de stukken van Lully, Charpentier en Rameau, wiens Hippolyte et Aricie de slotscène leverde.

Dido & Aeneas, Liefde & Hel is op tournee door Nederland. Meer informatie vindt u op de website van BarokOpera Amsterdam

Vorig artikel

Twee Puccini's en een Debussy in Parijs

Volgend artikel

Opera in de media: week 11

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.