Operarecensie

Lichte en levendige L’elisir in bioscoop

In een mooie, verzorgde live-vertoning bracht het Royal Opera House woensdagavond de opera L’elisir d’amore in meer dan achthonderd bioscopen wereldwijd. Licht, speels en naturalistisch waren de steekwoorden voor de regie van Laurent Pelly, uitgevoerd door een goedgekozen cast. Hoe eenvoudig het verhaal ook mag zijn, de avond vloog om.

Scène uit L'elisir d'amore (foto: Mark Douet / Royal Opera House).
Scène uit L’elisir d’amore (foto: Mark Douet / Royal Opera House).

Het aardige van de regie van L’étoile die Laurent Pelly onlangs bij De Nationale Opera maakte, was het spel met de absurditeit in het verhaal en de vormgeving. Het goede aan zijn enscenering van L’elisir d’amore voor het Royal Opera House in Londen is juist het ontbreken daarvan.

Pelly behandelt Donizetti’s opera bijna naturalistisch, met strobalen als decor en een heel echt dorpscafé. De vrachtwagen van wonderdokter Dulcamara is levensecht, Adina rijdt op een heus brommertje en zelfs de hond op het dorpsplein speelt overtuigend de rol van dorpshond.

Bij Pelly speelt het verhaal over de jongeman Nemorino, die met een liefdeselixer van wonderdokter Dulcamara het hart van Adina hoopt te veroveren, in een Italiaans dorpje in de jaren ’50 van de vorige eeuw. Don Camillo is er vermoedelijk priester en op het stadhuis zal Peppone wel de scepter zwaaien. De mannen zijn een tikje sjofel gekleed, voor de vrouwen ontwierp Pelly samen met Donate Marchiano een inferno aan bloemetjesjurken.

De opera wordt deze weken wegens succes voor de derde maal hernomen bij het Royal Opera House. Donizetti lijkt zijn werk geschreven te hebben als showcase voor het operavak, waarbij hij zich duidelijk liet inspireren door Rossini. In bijvoorbeeld het duet tussen Adina en Dulcamara schuurt hij stevig aan tegen het werk van zijn collega.

De tenor (Nemorino) heeft bij Donizetti veel te doen. Hij hoeft niet tot het uiterste te gaan, maar krijgt wel alle kans om zijn kunsten te laten horen. ‘Una furtiva lagrima’, het topstuk in de collectie, werd door Vittorio Grigolo aangrijpend mooi gezongen, ongeparfumeerd en met een grote concentratie op zijn zang en intonatie.

Met die kwaliteit zong de Italiaan de hele voorstelling. Zijn beweeglijke, drukke aanwezigheid op het podium leidde hem niet af van de zang, die op alle momenten verzorgd en trefzeker klonk. Grigolo maakte afgelopen zomer indruk in Verbier als Don Carlo en bewees gisteren in Londen – ook in de inleidende impressie van de repetitie – dat hij een blijmoedige, gedreven zanger is met veel acteertalent.

Zijn tegenspeelster, sopraan Lucy Crowe, kon in een inleidend gesprek erg mooi en met enige humor uitleggen hoe ze haar rol van Adina zag: ‘hard-to-get’ voor haar aanbidder Nemorino, omdat vrouwen, zo meende de sopraan, het mannen best een beetje moeilijk mogen maken.

Scène uit L'elisir d'amore (foto: Mark Douet / Royal Opera House).
Scène uit L’elisir d’amore (foto: Mark Douet / Royal Opera House).

Het moet gezegd: dat subtiele middengebied tussen een verleidelijk meisje en een vrouw die weet wat ze wil, wist Crowe vocaal en theatraal fraai in te vullen. Haar allerhoogste noten misten wat glans, maar de fabuleuze coloraturen die Donizetti voor de sopraan schreef, kwamen licht en luchtig van haar stembanden af.

Bryn Terfel was als Dulcamara morsig en onbetrouwbaar. Hij miste in zijn rol dat kleine beetje magie dat andere regisseurs weleens voor de wonderdokter kiezen. Het maakte hem een wat onaangename scharrelaar. Terfel komt binnenkort terug in Covent Garden als de Fliegende Holländer, ook te zien in de bioscoop. Die rol hoorde je in zijn zang (die overigens zeer competent was) al aan komen varen.

Piepjong, nou ja, net over de dertig, is maestro Daniele Rustioni. Zijn begeleiding met het orkest van het Royal Opera House was levendig. Zijn eerste maten kwamen in beeld en die dirigeerde hij met een jongehondenspeelsheid die meteen de toon voor de rest van de avond zette.

De onvermijdelijke vergelijking tussen de New Yorkse uitzendingen van de Metropolitan Opera en deze serie uit Londen zet Covent Garden op voorsprong als het gaat om de extra’s in het programma. Wel repetitiebeelden, maar geen achter-de-schermen-shots tussen de bedrijven, die de magie van opera wegnemen. En toen Grigolo meldde dat zijn thuisfront in Italië meekeek, volgden niet de in New York gangbare groeten in de landstaal. Engelse sjiek, lijkt me.

Het geluid was mooi, het beeld was minder. In LantarenVenster Rotterdam, waar ik deze voorstelling zag, leek de compressiefactor voor het beeld vanuit Londen via de satelliet flink hoger dan we vanuit New York gewend zijn. Daar is nog wat te wensen voor de volgende keren.

De eerstvolgende vertoning van het Royal Opera House is op 29 januari 2015, wanneer Andrea Chénier van Giordano te zien zal zijn, met in de hoofdrollen Jonas Kaufmann en Eva-Maria Westbroek. Zie voor meer informatie de website van ROH Live Cinema.

Vorig artikel

DNO-vrienden brengen fotojaarboek uit

Volgend artikel

Zajick: op zoek naar de dramatische stem

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

1 Reactie

  1. Bob Molenaar
    28 november 2014 at 17:57

    Heer van den Acker, dank voor Uw heldere en accurate commentaar. Ook wij hebben genoten. Een heerlijk avondje in de bioscoop. Opera zoals het. naar mijn mening. door de componist (en zijn opdrachtgevers destijds) bedoeld is.
    Geen ongewenste fratsen, waar later nogal lacherig over wordt gepraat. In dit geval de opmerking van Bryn Terfel in het voorprogramma waar hij meldde, dat hij de rol van Dulcamara al eens eerder had gespeeld. En wel in Amsterdam nota bene. Tien jaar geleden ongeveer, met negen naakte meisjes aan zijn zijde. Ja, ja ze hadden er wat moois van gemaakt. Ik heb dat geval destijds ook gezien en onwillekeurig ga je dan in gedachten vergelijken. Nou ja geen kwaad woord over Amsterdam, maar deze uitvoering zie ik liever.
    Als dan het publiek al neuriend de zaal verlaat ga je met plezier naar huis en verheug je je al op wat er komen gaat daar in Londen.
    Ik kan het iedereen aanraden om naar de bioscoop te komen voor opera. Niet duur en geen lange mannen voor je die het uitzicht op het podium beperken. Fauteuils, waar je zonder gebroken rug uitkomt na 2 uur zitten.
    Place de l’Opera, gaat U door met het becommentarieren van deze vorm van Opera voor een groot publiek. Als er ergens nieuw publiek moet worden gemaakt, dan is het wel daar denk ik.
    Bob Molenaar