FeaturedOperarecensie

Dietrich Henschel imponeert met Mahler

Na een voorstelling met de Möricke-Lieder van Wolf, anderhalf jaar geleden, was Dietrich Henschel donderdag terug in de Rotterdamse Doelen met een programma vol Mahler. Met zijn uitvoering van niet minder dan 24 orkestliederen leverde hij een imposante vocale prestatie. De vormgeving riep vraagtekens op, maar de muziek bleef fier overeind.

Dietrich Henschel.
Dietrich Henschel.

Eén van zijn grote helden is Gustav Mahler, de stad waar hij het liefst zou wonen is Wenen en de periode waarin hij Wenen had willen ervaren, was de tijd van Mahler, zo aan het eind van de negentiende eeuw. Dat vertelde de Duitse bariton Dietrich Henschel in het interview dat ik enkele jaren geleden met hem had. We spraken toen over zijn werk als operazanger, zijn titelrol in Orest van Trojahn bij De Nationale Opera, maar vooral over zijn liefde voor het lied, voor Mahler, Schubert en Wolf.

Henschel zoekt de laatste jaren naar nieuwe vormen om die muziek uit te voeren. In cineaste Clara Pons vond hij de kompaan die visueel kan vormgeven wat hij als zanger brengt en bij De Doelen, bij hoofd programmering Neil Wallace, vond hij de steun voor dit soort grote projecten, zoals het nieuwe Wunderhorn Revisited. Van vele kanten kwam hulp voor het interessante experiment: De Munt in Brussel, het BBC-orkest, de orkesten van Stavanger en Rennes en het Nederlandse Residentie Orkest deden mee.

24 orkestliederen stonden er op het programma. De teksten waren uit de bundel Des Knaben Wunderhorn, de muziek van Gustav Mahler. Die orkestreerde zelf overigens vijftien van de liederen voor zanger en orkest. De aanvulling voor dit programma kwam van de Duitse componist Detlev Glanert, die de negen andere liederen – oorspronkelijk pianoliederen – zorgvuldig in stijl orkestreerde.

Zelfs Neil Wallace hoorde na vele malen luisteren niet meer wat van Mahler was en wat door Glanert was geschreven, zo liet hij weten in zijn inleiding. Een mooi voorbeeld vond ik zelf het lied ‘Um schlimme Kinder artig zu machen’, dat normaal flink wat levendigheid van piano en zanger vraagt. Het kreeg in de handen van Glanert een fraai bedje door het orkest en glom daarmee nog wat meer.

Henschel is een zanger van het noordelijke repertoire. Er klinkt niks Verdiaans in zijn stem, hij fonkelt bij Schubert, Richard Strauss en Schönberg. Zijn postuur is slank, bijna tanig, en zijn geluid is soepel. Het Duits, zijn moedertaal, vraagt een nauwgezette uitspraak, maar hij struikelt nooit over de medeklinkers.

Screenshot uit Wunderhorn Revisited (beeld: Clara Pons).
Screenshot uit Wunderhorn Revisited (beeld: Clara Pons).

Op wat lichte vermoeidheid na, die onvermijdelijk opduikt als je die enorme serie liederen met orkest zingt, sloeg de bariton zich verbazend dapper door de serie heen. Vaak op techniek, in sommige registers wat meer op kracht, maar tot het laatste lied, ‘Urlicht’, bleef hij vocaal fier overeind.

Henschel heeft weleens over zichzelf gezegd dat hij een acteur is die zingt. Zijn talent voor spel bleek uit de filmbeelden, waarin hij een belangrijke rol speelde, maar vooral uit de expressiviteit die hij in zijn voordracht legde. Gelukkig werd hij in een uitgekiend lichtplan, met veel verschillende kleuren en vormen, vrij nadrukkelijk in beeld gebracht, al stond van waar ik zat de nogal nadrukkelijk aanwezige Omroep Max-microfoonpaal enigszins in de weg.

Een groot orkest, zeer beperkt aangelicht, met daarboven een enorm filmscherm: het deed wat denken aan de tegenwoordig populaire live-uitvoeringen van filmmuziek, waarbij de beelden het werk doen en het orkest de muziek live speelt. Met de radiomicrofoons van Omroep Max had het toneelbeeld ook wel iets van een opnamestudio, waar een orkest de partituur van een film inspeelt. Alsof het draaide om de film, om het beeld.

Maar daar kwam ik niet voor. Hoe mooi Clara Pons ook filmt, kadreert, regisseert – het cliché niet altijd mijdend – en hoe interessant haar versie van het ‘verhaal’ van de Wunderhorn-liederen ook is, het gaat wat mij betreft om de muziek, gebaseerd op de tekst. Dat die tekst nou net niet in beeld kwam – omdat, zo legden de makers in het programmaboek uit, de beelden van Pons niet letterlijk verbonden zijn met de gezongen teksten – vind ik een slecht te verdedigen keuze.

De kern van Wunderhorn Revisited was en bleef, ondanks het videoscherm, de rijke muziek van Mahler, fraai en zeer zorgvuldig verklankt door het Residentie Orkest. Ook van hen werd het nodige gevraagd en dirigent Cristian Macelaru stuurde de musici met alerte bewegingen door de partituur, in een mooie balans van aandacht voor tempo en klankkleur.

Het was een mooie avond voor de oren en een wat onhandige ervaring voor de ogen, die in al die beelden ook nog het verhaal moesten zien te volgen dat door de filmmaakster werd verteld. Een avond die eindigde met ‘Urlicht’, waar, uitstekend getimed, bij de zang van Henschel, die hoopvol zingt dat ‘der liebe Gott mir ein Lichtchen wird geben’, een figuur op het scherm langzaam verdween in het landschap. Een abstracter beeld, en daarmee wél effectief.

Wunderhorn Revisited is vanavond, vrijdag 24 april, nog te zien in de Dr Anton Philipszaal in Den Haag.

Vorig artikel

Armiliato brengt Italiaanse klasse in Zürich

Volgend artikel

Seizoen Opera Vlaanderen 2015/2016

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

2Reacties

  1. Leen Roetman
    24 april 2015 at 16:47

    Het beluisteren van deze 24 orkestliederen vond ik erg vermoeiend. Dat is eigenlijk veel te lang. De gebruikelijke vertolking van 12 liederen door (mezzo)sopraan en bariton vind ik verre te prefereren.
    Het beluisteren van liederen zonder begeleidende tekst vind ik altijd lastig, (te) veel gaat dan voor mij verloren. Ik denk dat ondertitels bij de film minder storend waren geweest dan die imposante hoge radiomicrofoons. Bij liederen gaat het toch vooral ook om de tekst en niet alleen om een sfeer. Die sfeer van het kleine geluk van mensen naar oorlog, ellende en dood vond ik echter erg mooi verfilmd.
    Henschel gaf ook een bewonderenswaardige uitvoering, een topprestatie om zo lang achterelkaar te zingen.
    Een bijzondere avond, met een theatrale vorm die verder onderzocht zou moeten worden.

  2. Leen Roetman
    24 april 2015 at 22:47

    Nog even dit. De film begon met Das himmlische Leben (uit de 4e symfonie) en eindigde met Urlicht (uit de 2e symfonie). Dat was bijzonder goed gekozen. Maar het zijn eigenlijk religieus naïeve (mystieke) kinderliedjes, en derhalve kunnen deze liederen, evenals het ‘Es sungen drei Engel’ uit de 3e symfonie, in mijn oren het beste door een sopraan worden gezongen.