BuitenlandFeaturedOperarecensie

Prachtige Saint-Saëns herontdekt in Parijs

Het vijfde Palazzetto Bru Zane Festival in Parijs was deze maand niet alleen goed voor een zeldzame uitvoering van La Reine de Chypre, maak ook voor de herontdekking van Le Timbre d’Argent, de eerste opera van Camille Saint-Saëns. Een prachtige voorstelling.

Edgaras Montvidas als Conrad. (© Pierre Grosbois)

Het is een enerverende tijd voor de operaliefhebber. Er lijkt sprake van een kentering op het operapodium, waarbij de kunstvorm weer teruggegeven wordt aan diegene die dat het meeste toebehoort: de componist. Steeds vaker staan er in de theaters opera’s op het programma die zeer lang afwezig waren. In een vorige bijdrage sprak ik van een (terechte) Meyerbeer-revival, mijn collega Peter Franken is net naar Sadko van Rimski-Korsakov geweest in Gent en er zijn nog veel meer schatten die ontdekt kunnen (en ook zullen) worden.

Parijs was afgelopen twee weken het toneel van het vijfde Festival Palazzetto Bru Zane, een festival dat zich inzet voor de onbekende Franse opera. La Reine de Chypre van Fromental Halévy, Phèdre van Jean-Baptiste Lemoyne en Le Timbre d’Argent van de iets bekendere Camille Saint-Saëns stonden dit jaar op het programma.

Bru Zane timmert al enige tijd aan de weg; de ‘boekjesserie’ met onbekende Franse opera’s komt uit dezelfde koker (recentelijke releases: Le Pré aux Clercs van Hérold en Proserpine van Saint-Saëns). Volgend jaar is het een Charles Gounod-jaar (1818-1893), dus dan brengt Bru Zane La Nonne Sanglante en een titel die node gemist werd: Le Tribut de Zamora (in München, met ‘onze’ Judith van Wanroij in de hoofdrol).

Op zaterdag 17 juni woonde ik de voorlaatste uitvoering bij van Le Timbre d’Argent (geschreven in 1865, voor het eerst uitgevoerd in 1877). Het was een zeer enerverende gebeurtenis. Behoudens wereldpremières komt het namelijk zelden voor dat je van een werk geen enkele noot kent. Het is net alsof je een wereldpremière bijwoont. Een unieke ervaring, al helemaal als je in de prachtige zaal van de Opéra Comique zit.

De opera is, voor zover ik kon nagaan, niet meer te horen geweest sinds de componist hem in 1914 gereviseerd op de planken bracht in Brussel. Wellicht komt dat omdat het verhaal veel zijpaden bevat; het had compacter en gestructureerder gekund. Ook is één van de hoofdfiguren een dansrol, wat soms wat rare effecten heeft. Verder kent het libretto (geschreven door het duo Jules Barbier en Michel Carré, ook verantwoordelijk voor Faust, Roméo et Juliette, Hamlet, Mignon en Les contes d’Hoffmann) veel elementen uit Les contes d’Hoffmann. Dat meesterwerk ging hetzelfde jaar in première en waarschijnlijk heeft dat Saint-Saëns parten gespeeld.

In Le Timbre d’Argent (de zilveren bel, maar beter zou zijn: de gouden bel) krijgt de schilder Conrad een zilveren bel van Dr. Spiridion (de Mefisto van het verhaal). Als hij de bel laat klinken, wordt hij overladen met goud, maar in ruil daarvoor zal iemand in zijn omgeving abrupt sterven. Omdat hij arm is en indruk wil maken op een onbereikbare vrouw (Circé, ook wel Fiammetta, de dansrol) kiest hij er op instigatie van Spiridion voor om de bel toch te laten klinken, zodat hij met het goud indruk kan maken op Circé. Het eerste slachtoffer blijkt de vader van zijn verloofde (Hélène) te zijn.

Uiteraard raakt het geld op, dus een nieuwe slag op de bel is onvermijdelijk. Het tweede slachtoffer is Conrads beste vriend, Bénédict, net getrouwd met Rosa, de zus van Hélène. Bij een derde keer weet Conrad zich te vermannen en besluit hij om alles op te biechten aan zijn aanstaande. Prompt wordt hij wakker. Alles bleek een droom te zijn. Hij vraagt Hélène ten huwelijk en berust zich in zijn lot, een leven met weinig middelen.

Raphaëlle Delaunay als Circé/Fiammetta. (© Pierre Grosbois)

Het libretto bevat zoals gezegd veel zijpaden. Vooral het karakter van Spiridion, die met Conrad wedijvert om de gunsten van de danseres, verschijnt continu ten tonele. Deels als Mefisto, deels als rivaal van Conrad. In de proloog en de epiloog is hij de dokter. Duidelijk verwant aan de schurken uit Hoffmann. Ook het najagen van een onbereikbare vrouw is een element dat in de opera van Offenbach centraal staat. Het feit dat deze rol bij Saint-Saëns een dansrol is, draagt mijns inziens bij aan dat onbereikbare. Een mooie vondst van de componist.

Dat Le Timbre d’Argent het operadebuut van Saint-Saëns was, kun je horen. In lijn met het libretto is de muziek wat onsamenhangend. Maar de opera kent prachtige momenten. De lange ouverture biedt een keur aan melodieën en is sprankelend en opverend. Verder bevat het werk prachtige lyrische aria’s, buffoaria’s, mooie duetten, fraaie danspassages (zelfs een duet tussen Conrad en de danseres) en prachtige koren. Je hoefde je geen moment te vervelen. François-Xavier Roth wist het met hart en ziel te begeleiden. Het orkest, Les Siècles, speelde prachtig, al bleek het lastig de onbekende muziek te laten beklijven.

Het festival had voor de gelegenheid een goede bezetting bijeengebracht. Ook deze opera verschijnt naar verwachting in de opnameserie van Bru Zane. Over het algemeen werd er naar behoren gezongen, maar de muziek bleek behoorlijk lastig te zijn, met name voor de hoofdrol van Conrad.

Die hoofdrol werd gezongen door Edgaras Montvidas, die al te horen is op menige uitgave in de serie. Hij heeft een vreemdsoortige stem. Hij maakt zijn stem donkerder dan noodzakelijk en drukt te veel, zodat hij weliswaar dramatisch klinkt, maar last heeft in de hoogte. Op die manier verliest een zanger snel zijn jeugdige frisheid.

De hoogzwangere sopraan Hélène Guilmette had eveneens een moeizame hoogte. Maar haar stem klonk verder minder geforceerd en wat stralender. Bariton Tassis Christoyannis (Spiridion) kon mij het meeste bekoren in de hoofdrollen. Hij had een wat lichte bariton, speelde met gemak en flair en zong genuanceerd en beheerst.

De ster van de avond was echter Yu Shao, die de bescheiden rol van Bénédict voor zijn rekening nam. Zijn openingsaria was prachtig gezongen. Met zijn soepele, lichte tenorstem en stralende hoogte veroverde hij de harten van het Parijse publiek.

De regie van Guillaume Vincent was niet onaardig. In een sobere setting werd het publiek keurig getrouw aan het libretto door alle passages geloodst. Zelfs de dans – toch het zorgenkindje in een opera als deze, lijkt me – werd adequaat ingevuld door Raphaëlle Delaunay. Vaak vond ik haar dansen een toevoeging in het geheel, mede door de vaak leuke en mooie muziek van Saint-Saëns.

Uiteindelijk dus een zeer geslaagde avond in de Opéra Comique. Ik hoop dat de trend om onbekende opera’s te brengen zich doorzet en ook de Nederlandse polder bereikt. Laten we duimen dat de NTR ZaterdagMatinee deze handschoen snel weer oppakt, want als er ergens een serie in de wereld is die veel betekent heeft voor onbekende opera’s, dan is het wel de operaserie van Hans Kerkhoff! Tijden die ik helaas niet heb mogen meemaken.

Vorig artikel

Franui en Florian Boesch imponeren op HF

Volgend artikel

Lekkerkerker algemeen directeur HF

De auteur

Lennaert van Anken

Lennaert van Anken

3Reacties

  1. Maarten-Jan Dongelmans
    23 juni 2017 at 13:25

    ‘De iets bekendere Camille Saint-Saens’: ik mag hopen dat dit ironisch bedoeld is. Of is het gewoon een ‘canard’ (om in de sfeer van het onderwerp te blijven)?

  2. Maarten-Jan Dongelmans
    23 juni 2017 at 21:30

    In de serie van Bru Zane mag niet onvermeld blijven de uitgave van de eenakter Uthal van Méhul. Met Yann Beuron in de titelrol en Karine Deshayes als Malvina. Dirigent: Christophe Rousset. Ook hier weer volop achtergronddocumentatie. Geweldig!

  3. Regina
    23 juni 2017 at 23:57

    Wij hebben genoten van de prachtige opera Pfédre in Theatre du Bouffes met Judith van Wanroij. Prachtige opera en mooi sfeervol theater.