AchtergrondFeatured

De operaregisseur in de spagaat

Theater Instituut Nederland organiseerde in het kader van het KamerOpera Festival in Zwolle een debat over ‘crisis in de opera’. Wat tijdens het gesprek met allerlei kopstukken uit het wereldje bleek, was dat vooral de botsing tussen wat regisseurs willen en wat het publiek wil de noemer crisis ‘verdient’.

Zwolle staat momenteel in het teken van opera; tot en met zondag bezet het KamerOpera Festival de Overijsselse stad. In Theater Odeon bogen enkele breinen zich gisteren (23/4) over de stand van operaregie in Nederland, tijdens een door Theater Instituut Nederland geïnitieerd debat. Dat onder de sprekende titel ‘Hoera, crisis in de opera!’.

Pierre Audi (foto: Erwin Olaf).
Pierre Audi (foto: Erwin Olaf).

Aan tafel zaten Pierre Audi, Johan Simons, Willem Bruls, Guy Coolen, Louwrens Langevoort en Robin de Raaff. Zij voerden onder leiding van Michaël Zeeman een gesprek. Want voor het predikaat ‘debat’ miste een scherpe tegenstelling van meningen.

Of er nu gesproken kan worden over een crisis in de opera, daar kwamen de heren niet helemaal uit. Louwrens Langevoort, intendant bij de Kölner Philharmonie, vond het een groot woord. „Wie zegt dat er een crisis is? Pierre Audi? Het publiek? Volgens mij is het meer een periodiek, een conjunctuurbeweging.”

Entertainment

Auteur en dramaturg Willem Bruls zag vooral een crisis in de verhouding tussen theatermakers en theaterconsumenten. „Het publiek verwacht iets heel anders dan waar wij het hier aan tafel over hebben”, stelde hij. „Er is een discrepantie tussen de verwachting van het publiek, dat veel geld neertelt voor een kaartje, en de collectieve opvatting van regisseurs.”

Bruls illustreerde het met een situatie die hij vaak bij het geven van inleidingen bij De Nederlandse Opera tegenkomt. Als hij een uur lang heeft uitgelegd wat een regisseur precies met de opera van deze of gene componist heeft proberen te doen, krijgt hij regelmatig de vraag van een aanwezige waarom het stuk niet gewoon uitgevoerd wordt zoals de componist het heeft bedoeld.

Bruls sloeg de spijker op zijn kop. Dat bleek ook wel uit het verloop van de discussie, en dan met name op het moment dat het publiek – een bont gezelschap van professionals uit binnen- en buitenland aan de ene kant en operaliefhebbers aan de andere kant – de kans kreeg haar zegje te doen. Toen werd duidelijk dat menig ‘gewoon liefhebber’ weinig op had met het gebabbel van de sprekers van het establishment over hun optieken en hoe het publiek ‘onderwezen’ moest worden, iets dat tot dan toe de bijeenkomst domineerde.

„Ik vind dat het publiek negerend behandeld wordt”, zei een aanwezige liefhebber, die al tientallen jaren opera volgt in Nederland. „Opera is entertainment. Dat betekent: het is voor ons. Het publiek is helemaal niet zo dom. We hebben ook smaak en beoordelingsvermogen. En we zien een hoop rommel op het toneel verschijnen. Het is onze taak om dat te laten weten. Sommige regisseurs vinden het prachtig om uitgejouwd te worden, dan hebben ze weer een schandaal. Maar het is juist hun taak om een verhaal te vertellen. Dat mag best modern zijn, maar ze moeten een verhaal vertellen.”

Een andere operaliefhebber hamerde op hetzelfde. Hij vond dat er een misverstand bestaat tussen makers en publiek. „Een maker hoeft het publiek niet te behagen, maar moet het wel entertainen”, stelde hij. Entertainen doe je volgens hem door mensen mee te slepen met een goed verteld verhaal.

Een enthousiaste operaliefhebber drong er bij de sprekers op aan toch vooral contact te maken met het publiek. „,Ik ben dolverliefd op opera. Ik kan geen make-over meer zien op televisie. Jullie hebben tussen de massacultuur een heel belangrijke taak. Probeer mensen als ik te verleiden om te komen. Maak contact met mij en vermenigvuldig mij!”

Ze weten wat ze krijgen – en dat vinden ze vreselijk – maar toch blijven ze komen

Onmacht

Ondanks die heftige oproep leek de ‘gevestigde orde’, zoals menigeen de bij elkaar gehaalde sprekers typeerde, de oplossing toch vooral te willen zoeken in de eigen artistieke opvatting van opera. Zo vond Langevoort het het belangrijkste dat makers volledig achter hun voorstelling staan en het volledig kunnen verdedigen. „Ze moeten volledige vrijheid hebben”, zei hij.

De regisseurs en theatermakers meenden dat er vooral veel nieuw werk geschreven moet worden, om verlost te worden van het heersende ijzeren repertoire. En het publiek? Dat moet, wellicht met enige forcering, gewend raken aan dat nieuwe werk. Of zoals een afgevaardige van de Volksoper Wien zei: „We hebben meer moed nodig om nieuwe producties te brengen. Anders wordt het een selffulfilling prophecy: het publiek respecteert het niet, dus doen we het niet.”

De La Traviata-productie van Willy Decker die bij De Nederlandse Opera draait, is heel modern, maar slaag goed aan (foto: Klaus Lefebvre).
De La Traviata-productie van Willy Decker die bij De Nederlandse Opera draait, is heel modern, maar slaag goed aan (foto: Klaus Lefebvre).

Willem Bruls typeerde het dilemma van theatermakers scherp door de sprekers achter de microfoons een ‘panel van onmacht’ te noemen. „Het publiek duwt je een bepaalde richting op, maar tegelijk wil je sterk vernieuwen.”

Zo ontpopte het ‘crisisvraagstuk’ zich als een spagaat tussen regie en publiek. Met daarbij als cruciale vraag: wie is het belangrijkste? Of anders gezegd: wie gaat er wijken? Komen regisseurs de onvrede van het publiek tegemoet? Of moderniseert het publiek langzamerhand haar verwachtingen?

Op dit moment geen van beide. Op wonderlijke manier blijven mensen naar de opera komen, ook al weten ze dat ze de regie afschuwelijk zullen vinden. Dat bracht Langevoort tot de uitspraak dat bijvoorbeeld het traditionele publiek in Parijs uit ‘2500 masochisten’ bestaat. Ze weten wat ze krijgen – en dat vinden ze vreselijk – maar toch blijven ze komen.

Guy Coolen gooide het erop dat het publiek uiteindelijk toch vooral voor het stuk en voor de muziek komt. „Mensen vinden het niet zo belangrijk wat er op het toneel gebeurt. Ze willen gewoon mooie muziek horen. Het publiek komt wel.”

Het zal interessant zijn hoe de status-quo zich zal ontwikkelen. Groeit het publiek mee met de vernieuwingsdrang van het gros van de regisseurs? Of komen ze in opstand tegen al dat moderne gedoe en willen ze weer gewoon ‘ouderwets vermaak’? Blijft de regisseur koppig zijn eigen weg volgen, in de veronderstelling dat het publiek hem maar moet volgen, of gaat hij inzien dat zijn taak misschien het entertainen van de mensen is, het vertellen van een goed verhaal?

Veel vragen. Vragen waar men in Zwolle zo gauw geen antwoord op had.

Vorig artikel

Komische Oper gaat op de schop

Volgend artikel

Place de l'Opera volledig vernieuwd

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

2Reacties

  1. Jacques LIERS
    27 april 2009 at 20:50

    Het is eigenlijk eenvoudig. Zolang de intendanten akkoord gaan om de ongelooflijke troep te betalen en waarschijnlijk “in de tang zitten” van die “zeer intelligente regisseurs” zal het niet veranderen. Die regisseurs zijn zo oppermachtig geworden met een SUPER OVERDOSIS aan ARROGANTIE dat ze zich VERHEVEN voelen. Dus de oproep is eenvoudig heren en dames intendanten: “verbied dat dergelijke ensceneringen” in uw zaal worden geleverd. Doen jullie dat niet dan bewijzen jullie eigenlijk niet de titel “intendant” waardig te zijn. Controleer, schrap en verwerk het in een contract met overtreding zonder vergoeding en schadeclaims. Gooi ze buiten en zoek diegenen die het echt goed met opera menen. Wij willen opera die respect opbrengt voor het werk zelf, ook MET toelaatbare Evoluties en zeker GEEN Revoluties. Ofwel verdedigen jullie de echte opera ofwel houden jullie de eer aan jezelf.
    Jacques

  2. linde
    23 juni 2010 at 18:04

    Waarom zat er oorspronkelijk veel pracht en praal bij opera en meezing muziek en zelfs dans? Het wel vertelde verhaal waar het publiek om vraagt is alleen wel vertel als er lucht in zit. Humor. Dan heb je kans dat de grootse thema’s en grootse muziek binnenkomt en eenmaal binnen het publiek neersabelt met zijn telkens weer onredelijke wendingen.

    lfs Linde