FeaturedOperarecensie

Florian Boesch: een echte entertainer

Hij kwam op, brak in een mum het ijs, deed in geuren en kleuren zijn verhaal en ging gezegevierd weer af. Bariton Florian Boesch toonde zich gisteravond in het Muziekgebouw aan ’t IJ een echte entertainer. Bij hem niet al te veel diepgang en zeker geen steriel stilisme. Gewoon een lekkere avond liederenzang.

Florian Boesch (foto: Lukas Beck / Wiener Konzerthaus).

Al na een paar minuten wordt duidelijk dat Florian Boesch allerminst tot de grijze muizen in het recitalcircuit behoort. Vlotte outfit, onbevreesde blik, levendige lichaamstaal, af en toe wat opmerkingen tussendoor: hij staat er duidelijk op zijn gemak. En voor zijn plezier. Nog voor hij begint te zingen, heeft hij al een klik met het publiek.

De Oostenrijker zingt liederen van Schubert, Schumann en Zemlinsky. Liederen die allemaal geput zijn uit dezelfde typische negentiende-eeuwse inspiratiebron: de natuur.

Uit sommige zangersmonden zou dit repertoire verstild en verheven klinken. Niet uit die van Boesch. Vergelijk hem met een gids. En dan niet zo’n stijve hark die rechtstreeks onder de kaft van een of andere wetenschappelijk verantwoorde verhandeling vandaan lijkt te komen, maar een energieke, kleurrijke man die de anekdotes uit zijn mouw schudt alsof hij er zelf bij is geweest. Op deze wijze, levendig en spannend, vertelt Boesch de verhalen van de drie componisten.

Het klinkt allemaal niet zo diepgaand en ‘esthetisch’ als je het wel van andere zangers hoort. Soms pakt Boesch zelfs op haast opera-achtige wijze uit, zoals in ‘Die beiden Grenadiere’ en ‘Waldesgespräch’. Ik kan me dan ook voorstellen dat het voor hen die de liedkunst als diepe ernst beschouwen te ver gaat. Zelf kan ik me er echter wel in vinden. Het is anders dan anders. Ongeremder, spontaner.

Bovendien is dit de stijl die naar mijn idee het beste bij Boesch’ stem past. Verfijnde lyriek zit slechts in beperkte mate in zijn strot. Hij is van de sterke contrasten en uitbundige uithalen, een tikje ruw, een beetje grof. Al moet ik zeggen dat hij ook een paar keer ontroerend subtiel voor de dag komt, zoals in het afsluitende ‘An die Türen will ich schleichen’.

De behoorlijk lage ligging van zijn stem (hij is voor mijn gevoel bijna een bas) lijkt hem soms parten te spelen in de hoogte. Daar is hij niet altijd even trefzeker. Niettemin ontbreekt het hem ook in dat register niet aan expressie. Zo zingt hij veel hoge passages gedempt, waardoor fraaie effecten ontstaan.

Het maakt het al met al een afwisselende rit, die nog tweemaal zo enerverend wordt door de begeleiding van Malcolm Martineau – ook al zo’n entertainer. De Schot straalt één en al plezier. Hij speelt werkelijk met de muziek, en daardoor ook met het publiek.

Een perfect duo voor een luchtige, vermakelijke liederenavond.

Het recital van Florian Boesch was het derde in de serie Grote Zangers in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Het volgende concert vindt plaats op 8 februari. Sopraan Christiane Oelze zingt dan liederen van Mahler en Strauss. Zie voor meer informatie de website van de Stichting Grote Zangers.

Vorig artikel

Metropolitan gaat operahuis aanpassen

Volgend artikel

Het Sluwe Vosje: een kleurrijk schouwspel

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. 15 januari 2011 at 15:42

    Liederen als “Die beiden Grenadiere” (alhoewel dat eerder een ballade is) en “Waldesgespräch” kunnen inderdaad ernstig vertolkt worden. Maar zeker “Die beiden Grenadiere”, en in minder mate zijn tweelingsbroer “Die feindlichen Brüder”, hebben een historiek van opera-achtige vertolkingen en die past ook bij dit werk. Mensen die liederen (te) serieus nemen, zouden dat ook moeten weten. Ik kan me dan ook voorstellen dat Boesch dat volledig in die lijn uitgevoerd heeft en daar is absoluut niets mis mee.