BuitenlandFeaturedHeadlineOperarecensie

München brengt Don Carlo op topniveau

De één na laatste voorstelling van het jaarlijkse Münchner operafestival was een reprise van Don Carlo in een productie van de Duitse regisseur Jürgen Rose uit 2000. Met geweldige zangers in alle gelederen werd het een voorstelling op topniveau.

Scène uit Don Carlo met Anja Harteros en Alfred Kim (foto: Wilfried Hösl).
Scène uit Don Carlo met Anja Harteros en Alfred Kim (foto: Wilfried Hösl).

De tijdloze en relatief traditionele productie van Jürgen Rose vertoont enige overeenkomsten met die van Willy Decker bij De Nationale Opera. Het grootste gedeelte van de handeling speelt zich af in een beklemmende, tombeachtige cel met een groot beeld van een gekruisigde Christus.

De boodschap ligt er dik bovenop: geen van de karakters aan het Spaanse hof is vrij. Het leven is voor hen lijden onder dictaten van troon en kerk, en de enige mogelijke vorm van verlossing ligt in de dood.

Dit lijden werd door elk van de karakters prachtig ingevuld. Om te beginnen door Alfred Kim, die Ramón Vargas verving als Don Carlo. Hij was wellicht vocaal en acteertechnisch net een maatje kleiner dan de fenomenale zangers om hem heen, maar hij wist toch op overtuigende wijze een Carlo neer te zetten die amper kon functioneren aan het Spaanse hof.

Zijn geliefde Elisabetta werd vertolkt door Anja Harteros, een sopraan van wereldklasse, die jammer genoeg eigenlijk niet buiten Duitsland op de operatonelen te horen is. Haar stem is betoverend en ontzettend expressief. Met haar stralende hoogte wist ze de verlangens van Elisabetta prachtig tot uitdrukking te brengen, en in haar minstens zo mooie lagere registers kwam de frustratie, de woede en het verdriet ontroerend tot uiting.

Haar acteerwerk complementeerde haar zang perfect: elk gebaar, elke beweging, elke gezichtsuitdrukking was betekenisvol. Harteros is zonder meer één van de beste Elisabetta’s van dit moment te noemen.

Ook op het toneel bevond zich één van de beste Filippo’s van dit moment: de Duitse bas René Pape. Een bas met zo’n volume, zo’n flexibiliteit en zo’n warmte is een zeldzaamheid. Ook zijn acteerwerk was van het allerhoogste niveau. Hij wist alle facetten van zijn karakter – bruut, keihard, griezelig, zacht, gepijnigd – raak neer te zetten.

In de rol van Eboli schitterde de Russische mezzo Anna Smirnova. Haar stemgeluid was reusachtig, zonder op een enkel moment goedkoop of ordinair te worden. Soms is zo’n grote stem niet heel flexibel, maar Smirnova bewees in haar sluieraria over een wendbaar instrument te beschikken.

Posa zou oorspronkelijk gezongen worden door Simon Keenlyside, maar die heeft voorlopig alles afgezegd in verband met stemproblemen. Hij werd vervangen door de relatief onbekende Simone Piazzola, die wist te verrassen met een glanzend Italiaans stemgeluid in alle registers. De idealistische dromer Posa kwam bij hem diep ontroerend uit de verf. Na zijn sterfscène viel hem een minutenlang daverend applaus ten deel.

Scène uit Don Carlo, met Anja Harteros en René Pape (foto; Wilfried Hösl).
Scène uit Don Carlo, met Anja Harteros en René Pape (foto; Wilfried Hösl).

Een groot talent, dat door de casting director van De Nationale Opera is geëngageerd als Luna in Il Trovatore komend seizoen. Als zijn vertolking van Posa enige indicatie geeft van zijn Luna, staat ons in Amsterdam iets heel bijzonders te wachten.

Ook de kleinere rollen werden op topniveau vertolkt. Ten eerste was er de monnik/Karel V van Goran Juric. Met een duistere, prachtig weerklinkende stem in zijn strot en een schedel in zijn handen zette hij aan het begin van de knap uitgelichte tweede akte de sfeer neer voor de rest van de opera: de mens vindt alleen rust in het graf.

De Grootinquisiteur van Rafal Siwek verdiende eveneens alle lof. In zijn scène met Filips vond er een strijd tussen bassen plaats waar een operaliefhebber alleen maar van kan dromen: deze twee stemmen waren tegen elkaar opgewassen.

Aan de doorgaans onopvallende rol van de page Tebaldo wist sopraan Eri Nakamura extra diepte te geven. In het sluierlied van Eboli tilde ze als tweede stem het geheel naar een hoger niveau, en ook wanneer ze zwijgend op het podium aanwezig was, acteerde ze tot in de kleinste details. Een aan de Bayerische Staatsoper verbonden zangeres die ook op andere podia (grotere) rollen verdient.

Het orkest van de Bayerische Staatsoper speelde onder dirigent Asher Fisch geroutineerd maar prima. En ook het koor van de Bayerische Staatsoper wist – met name in de autodafé-scène – grote indruk te wekken. Een absoluut zeer geslaagde voorstelling.

Zie voor meer informatie de website van de Bayerische Staatsoper.

Vorig artikel

Cd-zomer: Cherubini's eerste hit

Volgend artikel

Opera in de media: week 32

De auteur

Laura Roling

Laura Roling

1 Reactie

  1. kersten
    2 augustus 2015 at 17:20

    Laura`s recensie en vervolgens mijn raadplegingen op YouTube over de vervanger van Keenlyside (fantastische zanger maar verstoken van voldoende Verdi-ampleur), hebben mij met een blij gevoel vervuld.
    Optimistisch als altijd, ga ik er gewoon van uit dat de Trovatore- productie weer net zo`n DNO-Verdiklapper zal worden als Falstaff was.