HeadlineOperarecensie

Goerne zingt aangrijpende Kindertotenlieder

Voor Matthias Goerne en de Sächsische Staatskapelle Dresden moet het als een warm bad hebben gevoeld: nog voor de musici hun kunnen donderdagavond vertoonden, kregen ze al een warm onthaal door het Concertgebouw-publiek. De toeschouwers werden niet teleurgesteld.

Matthias Goerne. (© Marco Borggreve)

De Staatskapelle Dresden kan bogen op een lange historie. Al in de zestiende eeuw werd het orkest opgericht. Beroemde musici als Heinrich Schütz, Carl Maria von Weber en Richard Strauss verbonden hun naam aan het Saksische orkest. Ook Bernhard Haitink leidde het orkest verschillende malen.

De programmering voor hun bezoek aan Amsterdam was contrastrijk: voor de pauze uiterste verstilling en introversie met het schitterend gespeelde Blumine van Gustav Mahler en met de Kindertotenlieder, gezongen door bariton Matthias Goerne, ooit in de leer bij Elisabeth Schwarzkopf en Dietrich Fischer-Dieskau. Na de pauze een uitgelaten en extroverter programma met Dvoráks achtste symfonie. Het in een lange traditie staande orkest bewees zich op beide fronten uitstekend en liet een prachtige ronde en homogene klank horen.

Blumine is één van de vijf delen die Gustav Mahler oorspronkelijk schreef voor zijn eerste symfonie in D-groot, de Titan. Later verwijderde Mahler Blumine en bracht de symfonie terug tot de tegenwoordig meestal uitgevoerde vorm in vier delen. Pas in 1966 werd de muziek herontdekt door Mahlers biograaf Donald Mitchell. Benjamin Britten leidde de twintigste-eeuwse première ervan in 1967.

Blumine is een heel idyllisch stuk en dat had de Staatskapelle Dresden onder chef-dirigent Daniel Harding goed begrepen. Het Blumine-motief sprong van de ene naar de andere instrumentengroep, met een prominente rol voor de blazers, in het bijzonder de trompettist. Opvallend was de opstelling van het orkest, met de violen rechts van de dirigent. Ook de grote bezetting sprong in het oog. Harding leidde zijn musici ingetogen en met gedragen tempi door de lyrische partituur.

Matthias Goerne gaf een aangrijpende vertolking van de Kindertotenlieder, vol ingehouden emotie. Mahler schreef deze muziek, op teksten van Friedrich Rückert, tijdens een gelukkige periode in zijn leven. Hij wist niettemin met een enorm inlevingsvermogen en grote expressie de diepe emoties die in de tekst verborgen liggen te verklanken.

Goerne en het orkest versmolten tijdens de uitvoering van deze liederen volledig en waren geheel in balans. Zowel zanger als orkest waren volkomen dienstbaar aan tekst en muziek. Opnieuw waren de tempi zeer gedragen en was er sprake van uiterste verstilling. Dat Goerne veel in huis heeft, was te horen tijdens de spaarzame climaxen in de liederen. De bariton boetseerde zijn tonen uiterst vakkundig.

In ‘Nun will die Sonn’ so hell aufgeh’n’ contrasteert de tekst met de dalende, klagende melodielijn. Het uiterst wendbare en lage baritongeluid van Goerne gaf de treurnis uit het lied gevoelig weer. Ook het tweede lied ‘Nun seh’ich wohl’ vertolkte Goerne zeer inlevend.

In ‘Wenn dein Mütterlein’ raakte de zanger, geheel dienstbaar aan tekst en muziek, echt op stoom. De pijn was voelbaar, tastbaar. Na het heftige ‘In diesem Wetter’ sloot Goerne innig af, rustend op een verfijnde klankbodem van het orkest. Harding liet het publiek secondelang wachten tot het applaus mocht klinken. Klasse!

Na de pauze ging de zon weer op en vertolkte de Staatskapelle Dvoráks achtste symfonie. In de symfonie is een stroom aan lyrische ideeën te horen, met prachtige en overbekende passages. Dvorák ging zeer vrij om met de klassieke vormschema’s.

Het eerste deel begon met een zangerig thema in de cello’s en een opvallende fluitsolo, die aan vogelzang deed denken. Later keerde het thema weer terug. Het orkest presenteerde zich opnieuw met een ronde, homogene klank, en speelde gedreven. Er werd flink uitgepakt tijdens de climaxen, maar we waren ook getuige van zinderend zacht pianissimo en een sterk verhalend spel.

Het derde, overbekende deel uit de symfonie werd breed gespeeld, ritmisch puntig, dansant en vol vaart. De finale was vurig, hier en daar iets te chaotisch, wel zeer levendig. Het dankbare publiek liet de Staatskapelle pas na lang applaus gaan.

Vorig artikel

Opera in de media: week 24

Volgend artikel

Opera Vlaanderen brengt sprookje Sadko

De auteur

Jacqueline van Rooij

Jacqueline van Rooij