AchtergrondNieuws

Hoofdredactioneel: Meng, mix en plagieer

De producties zijn er weliswaar een tikje ouderwets, maar op vele andere gebieden is de Metropolitan Opera toonaangevend. Hopelijk gaat dat ook op voor The Enchanted Island. Hopelijk zet deze barokpastiche een toon die ruim echo krijgt. Oók in Lincoln Center zelf.

Karikatuur van Rossini in Le Hanneton.

Er was een tijd dat componisten rondtrokken met een grote koffer met bladmuziek. Voornamelijk hun eigen muziek, maar ongetwijfeld ook melodietjes van collega’s en voorvaderen, waar altijd een plagiërende greep uit gedaan kon worden op momenten van inspiratieloosheid.

Van deze componisten werd een dekselse hoeveelheid muziek per jaar verwacht, dus maakten ze handig gebruik van het ‘eerder geproduceerde’. De koffer dus.

Als het u ongeloofwaardig in de oren klinkt, luister dan eens naar ‘Non più mesta’ uit Rossini’s La Cenerentola en de afsluitende cabaletta in ‘Cessa di piu resistere’ uit Il barbiere di Siviglia, eveneens van Rossini. Vrijwel een-op-een gekopieerd. En werd het de componist zwaar aangerekend? Gezien de successen van beide werken viel dat wel mee.

Aan deze praktijken moest ik denken toen de Metropolitan Opera The Enchanted Island presenteerde – met de jaarwisseling gewereldpremieerd en zaterdag in de bioscopen te zien. Het is een ‘barokpastiche’ van de hand van Jeremy Sams. Hij heeft verschillende tekst- en muziekfragmenten uit het barokrepertoire gemixt tot een geheel nieuwe blend. Of het smaakt, moet nog blijken, maar de methode spreekt me bij voorbaat zeer aan.

Als de grote maestro’s uit het verleden zo flexibel omsprongen met hun eigen muziek, waarom zouden we onszelf dan niet ook wat vrijheid vergunnen bij het herproduceren van hun oeuvres? Ik zeg niet dat Elektra opeens in de Barbier moet opduiken als kamermeisje van Rosina of dat Don Giovanni prima het stokje van Rodolfo over kan nemen in La bohème. Nee, laat het respectvol gebeuren. Maar respect sluit mengen niet uit. Mixen mag. Vraag het Rossini.

Maak creatief gebruik van die schat aan repertoire, van al die opera’s die in de archieven liggen te popelen om uitgevoerd te worden. Dat lijkt me de boodschap die de Met met The Enchanted Island de wereld in zendt. Of althans: ik hoop dat die boodschap erin gelezen wordt. Want zo vrij en flexibel als ons immense repertoire tot stand kwam, zo star en rigide wordt het nu uitgevoerd. Zo makkelijk als er vroeger een knip werd gezet en een plagiaatje werd gepleegd, zo heiligschennerig wordt er nu over minimale aanpassingen gedaan.

‘Maak creatief gebruik van die schat aan repertoire’

Lenen de ‘nummer-opera’s’ uit de barok- en belcanto-tijd zich niet uitstekend voor occasionele knip- en plakbeurten? En de ‘authentieke uitvoeringspraktijk’, strookt dat nu werkelijk met ‘hoe het toen klonk’? Moeten wij met pincet-precisie opera’s produceren ‘zoals het hoort’, terwijl sommige barokcomponisten zelfs de instrumentatie overlieten aan de uitvoerenden zelf?

En wat te denken van het ‘ijzeren repertoire’. Klinkt dat als creatief gebruik van het operarepertoire? Niet bepaald. Dat zou de Met zich trouwens ook mogen aantrekken. Met die eindeloze cyclus van Traviata’s, Tosca’s en Aida’s lijkt het gezelschap op een schilder die slechts tien van de honderd kleuren op zijn palet gebruikt.

Nu mogen die meesterwerken wat mij betreft tot in eeuwigheid opgevoerd worden, daar gaat het niet om. Waar het om gaat, is dat het bestaande repertoire veel meer te bieden heeft dan er nu uitgehaald wordt.

Op dit moment is het de regisseur en de regisseur alleen die (vaak met dwaze concepten en gekunstelde updates) moet pogen het operaleven fris en levendig te houden. Zou er met creatiever en ruimer gebruik van alles wat in de loop der eeuwen in die koffer is beland niet meer bereikt kunnen worden?

Het Hoofdredactioneel Commentaar is een nieuwe rubriek op Place de l’Opera en zal voortaan iedere dinsdag verschijnen.

Vorig artikel

Club Opera toert met The Reclining Woman

Volgend artikel

Stoyanova imponeert met Slavisch album

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

5Reacties

  1. Mauricio Fernández
    17 januari 2012 at 21:30

    Inderdaad, wij zijn veel te respektvol (sic) geworden en vergeten vaak dat opera, zeker tot in de vroege twintigste eeuw, veel met sociaal vermaak te maken had. Dus, waarom niet een mooie pasticcio zoals vroeger werd gedaan door alle grote en minder grote komponisten?
    Als de muziek waarde heeft maakt het eigenlijk niet uit in welke context zij wordt geplaatst, mits dit met respekt èn artisticitiet gebeurt. Genoeg van dat saaie intellectualisme en de z.g. Regietheater.
    En, dan worden misschien zelfs Wagner of Strauss voor de jongere kids verteerbaar want daar moeten wij het van hebben als de huidige generatie van liefhebbers uitsterft!

  2. JULIA WASOWICZ
    18 januari 2012 at 00:29

    geestig verhaal!

  3. 18 januari 2012 at 07:02

    In het jeugd-muziektheater gebeurt dit al heel lang; ik was zelf schuldig aan het verknippen van muziek van Verdi tot een muziektheatrale vertelling over Don Carlos, heb allerlei belcanto aria’s op een hoop gegooid om er (samen met Frank Groothof) het verhaal van Pinocchio mee te vertellen en ook de Ring hebben wij vakkundig verknipt tot een jeugdopera van 5 kwartier. Het had een doel, namelijk om kinderen warm te maken voor mooie muziek. Als je echter al ‘warm’ bent moet je daar voorzichtig mee zijn; ik peins er niet over naar een verknipte Tristan te gaan als zuivere snob ;-), en ook geen Cosi-aria in Giovanni proppen graag. Ik zou er echter wel met mijn 7-jarige vriendjes naar toe gaan omdat de strengheid en zorgvuldigheid van de compositie als geheel voor hen van weinig belang is; zij willen een goed verhaal met mooie stukjes muziek. Ikzelf geniet meer van het complete bouwwerk van een opera, met hier en daar een nieuwe sponning maar niet met extra achterdeur of brandveilige dakkapel. Lekkend dak is geen probleem, da’s historische charme.

    Moet wel zeggen dat het matige kunstonderwijs van de laatste jaren nu al zijn sporen achterlaat en dat het nu niet alleen om kinderen gaat die geholpen zouden moeten moeten bij hun muzikale ontwikkeling maar dat het nu toch al gauw ook mensen van rond de 30 zijn die zonder muzikale bagage de opera niet vinden. Toch knippen en plakken dus.

  4. Danny Seljee
    18 januari 2012 at 08:37

    In Bayreuth zijn door Katarina Wagner kinderversies van de Wagners muziekdrama’s geïntroduceerd om zoals ze zegt, de jeugd aan zich te binden voor later. Niets mis mee. Maar in het Festspielhaus zelf is de partituur sacrosanct. Hoe zou het ook anders moeten bij Wagner? De Gralserzählung uit Lohengrin in Siegfried plakken? De Bruidsmars spelen tijdens de tweede akte van Götterdämmerung? Geknip en geplak met Rossini-ariaatjes zal de achteloze luisteraar niet direct opvallen, maar bij Wagner (en ook Richard Strauss) gaat dit guitige plannetje niet op. Als iets moeilijk en diep is, moet je niet het kunstwerk aanpassen, maar het publiek opvoeden.

  5. Shmulik Lipniski
    18 januari 2012 at 09:53

    Het kan wel degelijk met Wagner. De viering van 25 jaar DNO -‘Ringetje, Der ring des Nibelungen voor kinderen’ bijvoorbeeld.
    Er was ooit een cd met ‘De Orkestrale Ring’ (De Waart meen ik).
    Afgelopen november was ik in Boekarest om 11 uur ‘s-ochtends naar een schoolvoorstelling voor 8-10 jarigen van de Barbier, teruggebracht tot een lengte van +/- 1 uur.
    De zaal was muisstil. Het werkte.

    Knippen en plakken is uiteraard wat anders. Als de componist het zelf doet (Handel, Rossini) is het geen probleem, maar een regisseur die 20 minuten Tchaikovski weglaat of Verdi ouverture verplaatst heeft het niet goed begrepen.

    Het zal vast heel mooi worden komende zaterdag in Tuschinski.