Recensies

Bostridge ontkracht Death in Venice

Alles was doordrongen van de intense, beklemmende sfeer van Brittens Death in Venice, gisteren tijdens een concertante uitvoering in het Concertgebouw. Alles – het orkest, het koor, de solisten – behalve de hoofdrolspeler zelf: Ian Bostridge. De Brit nam het begrip ‘concertant’ kennelijk erg letterlijk, want hij stond als een droogkloot op het podium.

Natuurlijk, bij een concertante opvoering van een opera speelt het theatrale gebeuren een minder belangrijke rol. In dat opzicht gaf Ian Bostridge een beluisterenswaardig concert. Als schrijver Gustav von Aschenbach – die het grootste deel van de opera aan het woord is – liet de tenor fraaie dingen horen. Zijn dissonanten waren echt dissonant, zijn korte crescendo’s meeslepend en zijn articulatie goed doordacht.

Maar daar hield het mee op. Het leek alsof Bostridge met slechts één enkel doel op het podium stond: zo mooi mogelijk zingen. En dat is niet genoeg, ook niet onder het predikaat concertant. Een liefdesaria zing je ook niet terwijl je in je neus zit – of je nu negentiende-eeuwse heldenkledij aan hebt of je concertsmoking. Dat is echter wel wat Bostridge deed.

Op een gegeven moment zong en speelde koor en orkest in panische verwarring door elkaar, daarmee perfect de groeiende verwarring en onrust in Aschenbachs hart weergevend. Maar Aschenbach zelf bestudeerde zijn nagels, beet er eentje af, nam een slokje water, slenterde wat rond met de handen in de zakken. Het was soms op het nonchalante af.

Je kunt nog zo begaafd zingen, als je niet enig inlevingsvermogen in je rol toont, blijft je een zingende stropdas. Dat telt dubbel bij het personage Aschenbach, wiens innerlijke gevoelens de kern van de gehele opera vormen. Zogezegd verloor Death in Venice vanwege Bostridge zijn overtuigingskracht.

Gelukkig nam Andrew Shore veel ergernis weg. De bariton vertolkte vol overtuiging zeven rollen. Met slechts enkele gebaren en veel vocaal vakmanschap toverde hij telkens andere, herkenbare, tot de verbeelding sprekende personages op het toneel. Van de komische oude dandy en de hilarische leider van de rondreizende spelers tot de hartstochtelijke Dionysus. Shore was de echte ster van de avond, bij hem zag je vlees en bloed.

Shore was de echte ster van de avond, bij hem zag je vlees en bloed

Ook de andere solisten gaven blijk te weten welk personage ze zongen. Bovendien liet het koor van de Koninklijke Muntschouwburg zich van vele kanten zien en was het symfonieorkest goed voor diverse sublieme momenten. Dirigent Paul Daniel voerde de luisteraar knap mee naar de diepten van Brittens muziek. Daarbij toonden vooral de strijkers al hun finesses, wat het concert onder meer een ijzersterk einde bezorgde.

Maar na die finale, en ook tussen al die andere mooie momenten door, bleef telkens opnieuw die ergerlijke vraag de kop opsteken: waar was Aschenbach?

Vorig artikel

Zwolle geeft voorproefje KamerOperaFestival

Volgend artikel

Mooie Puritani, maar zonder waanzin

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.