CD-recensies

Nu op dvd: die opera van het bloemenduet

Zoals ‘Ebben? Ne andrò lontana’ bekender is dan La Wally en ‘O mio babbino caro’ bekender dan Gianni Schicchi, zo overstijgt het bloemenduet de opera waar het uit stamt, Lakmé van Delibes. Sterker nog, het duet is bekend, de opera in het geheel niet. Een kleurrijke productie uit Sydney met een verrassend goede cast kan u van uw onbekendheid afhelpen.

Léo Delibes is niet zo bekend als zijn tijdgenoten Charles Gounod en Georges Bizet. Toch is hij een razend interessante componist. Hij had een achtergrond als organist, maar was vooral een man van het theater. Hij was als koordirigent nauw betrokken bij de premières van Faust en Les pêcheurs de perles van zijn collega’s Gounod en Bizet en componeerde zelf ook heel wat af. Hij schreef vele operettes à la Offenbach (eveneens een tijdgenoot) en waagde zich later – met succes – aan ballet en opera.

Lakmé was zijn grootste operasucces. Het werk, over een verboden liefde in het door de Britten beheerste India, ging in 1883 in première in Parijs en bouwde daarna reputatie op in Rome, Londen en Chicago. Al in 1931 bereikte de opera zijn duizendste voorstelling in Parijs.

Met ‘dank’ aan een commercial van een Britse vliegmaatschappij is de opera in onze tijd vernauwd tot het bloemenduet. Wellicht dat ‘Où va la jeune Indoue’ (de ‘Bell song’) ook nog wel een belletje laat rinkelen, maar verder…

Jammer, vind ik persoonlijk. Het is geen doorwrochte tragedie, maar er zit veel vaart in de muziek, luchtige scènes wisselen het zwaardere werk aangenaam af en de aria’s, duetten en ensembles bieden meer dan genoeg melodische schoonheid, om niet te vergeten de pakkende koren. Het is beslist een toegankelijke, makkelijk beluisterbare opera.

Roger Hodgman stak het werk in 2011 in een bonte, kleurrijke enscenering voor Opera Australia. Zijn regie is traditioneel en recht voor z’n raap: al even makkelijk tot je te nemen als de muziek.

Op de planken van het Sydney Opera House staan doorgaans zangers met minder naam en faam dan het gezichtsbepalende gebouw zelf. Des te meer verrast was ik door deze Lakmé-cast. Emma Matthews geeft een ijzersterke vertolking van de priesteres Lakmé. Vederlicht gaat ze door haar partij en knap overwint ze de vele coloraturele uitdagingen, met als klapstuk een spetterende ‘Bell song’ en in de slotakte een indrukwekkende sterfscène.

Aldo Di Toro heeft de mond vol lyriek als Lakmé’s geliefde Gerald. Hij zingt stijlvol en jeugdig (hoewel hij er minder jeugdig uitziet) en zoekt gemakkelijk de hoogte op. Zijn duet met Lakmé aan het einde van de tweede akte is van grote zoete pracht.

Ook de rollen van Mallika (Dominica Matthews) en Ellen (Jane Parkin) zijn uitstekend bezet. De lagere mannenstemmen vallen daartegenover tegen, maar zij spelen slechts een beperkte rol.

Groot pluspunt vind ik verder de haarfijnheid waarmee de solisten op elkaar afgestemd zijn, zowel in klank als timing. Voeg daar het sfeerrijke orkest onder Emmanuel Joel-Hornak aan toe en je hebt met deze uitgave een uitstekende uitvoering én enscenering in handen van een werk dat naar mijn mening alles in zich had om publieksfavoriet te worden, maar dat toch niet werd. Op dat ene duet na…

Vorig artikel

Filmpje: Michael boekt primeur in Garnier

Volgend artikel

Koor Vlaamse Opera pleegt flashmob

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. frederic
    12 september 2012 at 19:43

    ik weet niet hoe oud u bent maar de ‘bell song’ zoals u zegt, was steeds bekend in de Nederlanden als de ‘klokjesaria’ hoor……….