CD-recensies

Janina Baechle: een en al treurnis

Vrolijk zul je er niet van worden, van het tweede volume van de Liszt Lied Edition, een project om alle liederen van de componist te verzamelen en op te nemen. Mezzosopraan Janina Baechle zet de liederen zwaar neer, met een stem doordrenkt van treurnis.

De liederen van Franz Liszt (1811-1886) zijn minder bekend dan de rest van zijn oeuvre. Hij schreef er echter genoeg om een aantal organisaties op het idee te brengen een ‘Liszt Lied Edition’ te gaan maken, vooruitlopend op de 200e verjaardag van de componist in 2011. Alle liederen van de Hongaarse componist worden verzameld in een nieuwe uitgave en op cd gezet.

De Weense bariton Adrian Eröd nam het eerste volume op. Voor het tweede volume werd wederom uit de zangerspoel van de Wiener Staatsoper gevist. Janina Baechle, een mezzo die veel Wagner zingt en eveneens veel liedrecitals geeft, werd gevraagd om twintig Duitse en Franse liederen van Liszt op te nemen, onder begeleiding van Charles Spencer.

De mezzo zet de liederen zwaar neer. Als je het mij vraagt te zwaar. Ik houd niet van strikte opvattingen over hoe je bepaald repertoire ‘zou moeten uitvoeren’, maar naar mijn smaak kan het fraaier dan de manier waarop Baechle het doet.

Diverse liederen luisteren voor mij in elk geval niet comfortabel. Ik krijg te vaak de indruk dat ze zich sterk moet inhouden. En als ze zich laat gaan, klinkt het direct alsof je naar Wagner zit te luisteren. Niet bepaald fijnzinnig voor een lied.

Bovendien laat haar uitspraak nog wel eens te wensen over en kan er op de hele cd geen lachje af. Baechle’s stem lijkt één dominante kleur te hebben en dat is die van de diepe ernst – de veelkleurigheid van veel van de liederen ten spijt.

De treurige liederen op het album komen hierdoor wel uit de verf. Zeker op de momenten dat Baechle er wel in slaagt haar stem klein te maken zonder dat het ongemakkelijk klinkt. Dat lukt haar bijvoorbeeld in ‘Verlassen’, een aangrijpende klaagzang over rouw en verdriet. Wat een treurnis! Van elke klank die haar mond verlaat, parelen de tranen.

Ook in de laatste paar liederen, waaronder ‘Lasst mich ruhen’ en ‘Das Tages laute Stimmen schweigen’, kan ze het donkere, haast depressieve karakter van haar stem volledig benutten. Het resultaat laat je niet onberoerd en bewijst de schoonheid en kwaliteit van Baegle’s stem, ook al is die dan misschien niet voor alle Liszt-liederen geschikt.

Vorig artikel

Saskia Gerritsen zet punt achter carrière

Volgend artikel

Stoffige Bolshoi-uitvoering van Prins Igor

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

2Reacties

  1. Wiebke Göetjes
    29 juli 2010 at 21:44

    Het zou goed kunnen dat de liederen gewoon te ‘klein’ voor haar zijn.
    Bij mij weten zingt ze inderdaad veel ‘groot’ opera repertoire.
    Je stem dan kleiner maken is eigenlijk geen optie…je kunt nu eenmaal als je een cello bent niet net zo doen alsof je een viool bent omdat je een viool stuk wilt/moet spelen…of van een mercedes een twingo maken omdat de weg wat smaller is…
    De kunst is het om repertoire te zingen dat precies past bij jouw stem, en mogelijk was dit repertoire dus niet zo’n handige keuze voor haar stem.
    Let op: ik zeg niet dat een cello niet pppp kan spelen of een mercedes niet 10 km/u kan rijden en een zanger/es met een grote stem geen ppp kan zingen, alleen maar dat hij/zij de grootte van het instrument niet kan of zou moeten veranderen..

  2. Steven SURDÈL
    30 juli 2010 at 11:41

    U kunt in dit geval zeker gelijk hebben, maar het hoeft niet per se, Luistert U maar eens naar opnamen van Victoria De Los Angeles, die in Duitsland en Oostenrijk (en als ik mij niet vergis ook in Engeland) misschien nog wel meer geliefd was voor haar vertolkingen van het Duitse Lieder-repertoire dan voor haar opera-vertolkingen – die er toch ook alleszins mogen zijn.