CD-recensies

Piotr Beczala: een Slavische strot van goud

De sterrenstatus van veel van zijn collega’s heeft hij niet, maar Piotr Beczala is voor mij één van de fijnste tenoren die momenteel op de aardbol te horen zijn. Bij Orfeo heeft de Pool een nieuw album uitgebracht, volledig gevuld met Slavisch operarepertoire. Het is niet alleen ontzettend mooi, het is ook ontzettend bezield. De aria’s gaan zijn hart uit en jouw hart in.

De cd bevat aria’s uit het Russische, Tsjechische en Poolse operarepertoire. Veel van de stukken zijn onbekend bij het grote publiek. Dat is ook precies de reden waarom Beczala het opgenomen heeft: hij wil iedereen kennis laten maken met ‘de onuitputtelijke rijkdom’ van deze ‘buitengewone muziek’.

Daar sluit ik me geheel bij aan. Als je de tachtig minuten muziek uit het oosten achter de rug hebt, verlang je vurig dat de Nederlandse operagezelschappen meer van dit repertoire in hun programma zullen opnemen. Neem alleen al de Poolse componist Stanislaw Moniuszko: de kunstige, o zo mooie aria’s uit zijn Straszny Dwór en Halka smaken naar meer, naar het horen van de volledige werken.

In de toelichting bij het album schrijft Piotr Kaminski dat er moeilijk een betere ambassadeur voor deze muziek te vinden is dan Piotr Beczala. Daar kan ik enkel ja en amen op zeggen. Het repertoire is hem op het hart geschreven. Hij heeft de taalbeheersing, het ‘Slavisch gevoel’ en de juiste stem. Och, die stem… 24-karaats!

Beczala’s zang zit vol emotie en drama, zónder dat hij daarvoor hoeft te zwoegen, zonder zich schrap te zetten voor hoge noten of effecten te forceren. Iedere noot wordt vreselijk goed ondersteund en rolt als vanzelf, lyrisch en emotioneel over zijn lippen. Dit verfijnde legato komt geweldig van pas in de selectie aria’s, die bijna allemaal om lange, romantische lijnen vragen.

Zo val je met je neus in de boter met een aria uit Prins Igor van Borodin. Beczala wekt de zuchtende liefde van Vladimir in een paar tellen tot leven met een stroom van gevoelige klanken. Na twintig seconden ben ik verkocht, en daar komt de rest van het album geen verandering meer in.

Sterker nog, mijn bewondering groeit alleen maar. Op bijzonder fijnzinnige wijze went Beczala hier en daar zijn falsetstem aan, zijn hoge noten hebben stuk voor stuk een kloppend hart en het vlotte lied van de straatzanger uit Rafael van Arensky beëindigt hij met een hoge c waar je oren van gaan klapperen.

Het enige dat ik jammer vind, is dat de teksten van de aria’s niet zijn bijgevoegd; enkel beknopte beschrijvingen van de opera’s waar ze uit komen. Maar een drama is dat niet. Beczala zingt met zoveel hart, daar kun je alleen maar met je hart naar luisteren.

Vorig artikel

Prinses Máxima opent jeugdoperahuis

Volgend artikel

De wereld in 40 operahuizen: Wellington

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

2Reacties

  1. Ben Siebers
    29 september 2010 at 18:26

    Ik heb het genoegen gehad Piotr Beczala in juli 2009 gezien en gehoord te hebben tijdens Werther van Massenet in München met als tegenspeelster Vesselina Kasarova en met Bertrand de Billy als dirigent. Toen ik de voorstelling boekte zou Villazon de hoofdrol nog zingen. Ik heb er bepaald geen spijt van gehad dat dat uiteindelijk Beczala werd.

  2. Basia Jaworski
    30 september 2010 at 09:57

    Piotr Beczala heeft maar liefst drie keer bij DNO gezongen:
    Pasterz in ‘Krol Roger’ van Szymanowski, Rodolfo in ‘La Boheme’ en Lensky in ‘Onegin’.
    Konden we hem maar weer krijgen!