CD-recensies

Pagliacci’s proloog uit zestien kelen

Het is iets voor de echte fanaten: een cd met zestien versies van de proloog uit Pagliacci. Een fascinerende vergelijking, die je niet alleen trakteert op een paar van de mooiste baritongeluiden uit de twintigste eeuw, maar je ook prachtig inzicht geeft in de vele manieren waarop eenzelfde stuk uitgevoerd kan worden.

In de proloog van de eenakter Pagliacci van Ruggero Leoncavallo vertelt Tonio het publiek dat het werk dat ze gaan zien geen spel is, maar ‘uno spuarcio di vita’, een deel van het echte leven. Echte liefde, echte haat, echte tranen: de karakters zijn van vlees en vloed. Je zou het kunnen lezen als het credo van het verismo, de stroming die het leven in al zijn rauwheid wilde beschrijven en waar Leoncavallo een aanhanger van was.

Voor de bariton die het mag zingen, zijn de ongeveer vijf minuten muziek een uitgelezen mogelijkheid om zichzelf te ‘showen’ aan het publiek, nog voor de voorstelling goed en wel begonnen is.

Het Italiaanse label Bongiovanni heeft zestien van die pogingen op een rij gezet op een cd in de serie ‘Il Mito dell’Opera’. De opnames bestrijken 46 jaar, van Pasquale Amato in 1911 tot Aldo Protti in 1958. De baritons en hun vertolkingen worden in het boekje op interessante wijze toegelicht door Davide Annachini, al is het een beetje jammer dat het libretto van de proloog niet is bijgevoegd.

Niettemin: het is geweldig om zoveel grote baritonstemmen uit het verleden op een rij te horen. Daar zie je de ‘ruis’ van de opnames wel voor over het hoofd. Lawrence Tibbett, Leonard Warren, Domenico Viglione Borghese, Mario Basiola: de namen zeiden me vooraf niet veel, maar na beluistering heb ik alle reden om me daarvoor te schamen, want het zijn stuk voor stuk heerlijke kelen.

Naast dat plezier is het fascinerend de verschillende interpretaties naast elkaar te leggen. Wie zingt de hoge en wie de lage variant op het woordje ‘singhiozzi’? Wie zingt de overtuigendste hoge as in ‘al pari di voi’? Wie laat er een lach horen na ‘risa ciniche’ (cynisch gelach)? Heerlijk om dat te vergelijken.

Mijn eigen voorkeur gaat uit naar de baritons die geen grote, volle stem opzetten, maar met een wat scherper, compacter timbre zingen. Alles draait daardoor om de tekst en niet zozeer om fraaie zang, zoals bij sommige anderen. Ze komen over als echte ‘vertellers’, die zich rechtstreeks tot het publiek (en dus ook tot jou als luisteraar) richten. Tegelijk treffen ze een cynisch toontje, waarmee ze Tonio gelijk veel karakter geven.

Gino Bechi, erg populair in de jaren veertig, doet dat bijvoorbeeld uitmuntend. En ook Titta Ruffo (de Caruso onder de baritons) overtuigt op deze wijze, net als Tito Gobbi, die met zijn fantastische dictie en transparante geluid als een ware proloog overkomt.

Ondertussen heb ik echter ook wel een zwak voor de zeer dramatische vertolking van Domenico Viglione Borghese, de uiterst emotionele interpretatie van Carlo Galeffi (ooit de nummer één bij La Scala) en de weergaloze hoge as van de toch best zwaar ‘gestemde’ Leonard Warren.

Al met al heel veel fraais om onder de vergelijkende loep te nemen.

Vorig artikel

Mauillon zingt middeleeuws liefdesepos

Volgend artikel

Opera Studio viert jubileum met Orfeo

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Fred
    27 november 2010 at 12:15

    Hoewel de meeste baritons geweldige indruk maken zijn er voor mijn gevoel maar drie Baritons die ik het mooiste vind.Pasqualo Amato,Gino Bech, en Tito Gobi.Natuurlijk zonder de andere geweldenaren te kort te doen.
    Veel luister plezier
    Fred.