CD-recensies

Sterrencast zingt Rossini’s Stabat Mater

Eén van Rossini’s mooiste werken, uitgevoerd door één van de beste dirigenten van dit moment, een subliem orkest en een cast van louter sterren. Dat kán niet misgaan. De nieuwe Stabat Mater-opname van EMI Classics is dan ook voortreffelijk.

Naar mijn mening is het Stabat Mater van Rossini één van de allermooiste werken die de Italiaanse componist ons naliet. Je buitelt van de ene magistrale passage naar de andere, onophoudelijk, tot het vurige, opwindende ‘Amen’ er een punt achter zet.

Intense solo’s, grootse koordelen, duetten, kwartetten: alles zit erin. En in hoogst originele vorm. Het ‘Cujus animam’ heeft nog wat weg van Rossini’s typische operastijl, maar in het ‘Eja, mater, fons amoris’ waan je je in een imposant klooster en in het ‘Inflammatus et Accensus’ sidder je voor het laatste oordeel, op een ver-voor-zijn-tijd-uit-achtige manier verklankt door de meester.

Als je dit werk nog nooit hebt gehoord, raad ik je zeer aan het aan te schaffen. Deze opname of een andere: als je het maar eens hoort.

Rossini schreef zijn Stabat Mater voor de Spaanse aartsdiaken Manuel Fernández Varela. In eerste instantie liet Rossini zijn collega Giovanni Tadolini enkele delen voltooien, omdat het werk toch niet openbaar gemaakt zou worden. Toen dat na de dood van Varela echter wel gebeurde, besloot Rossini alsnog alle delen van eigen muziek te voorzien. Die versie ging in 1842 met veel succes in première.

Maestro Antonio Pappano ziet het werk als een voorloper van Verdi’s requiem, dat hij niet al te lang geleden voor EMI Classics opnam met zijn eigen Orchestra dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia en een cast van sterren.

Voor de Stabat Mater-opname leidde Pappano wederom zijn orkest uit Rome en een cast van sterren: het Russische idool Anna Netrebko, de meesterlijke Rossini-vertolkster Joyce DiDonato, belcanto-tenor bij uitstek Lawrence Brownlee en de populaire bas Ildebrando d’Arcangelo.

Het kwartet komt verdienstelijk voor de dag. De vier beschikken allen over een zeer eigen geluid, waardoor ieder weer een ander karakter aan de tekst geeft. Tegelijk zijn ze haarfijn op elkaar afgestemd, wat bijvoorbeeld tot een prachtig gebalanceerd ‘Quando corpus morietur’ leidt.

Alleen Netrebko valt nu en dan wat uit de toon, vind ik. Haar timbre overschaduwt al snel de anderen en haar zang is soms wat grof, niet in het minst door een gebrekkige uitspraak in de hoogte. Maar aan beleving ontbreekt het haar gelukkig niet.

De Amerikanen DiDonato en Brownlee blinken juist uit in hun uitspraak. En dat niet alleen. DiDonato zingt veel dramatischer dan ik haar ken, en treft zo als beste de toon die bij de lijdenstekst past. Brownlee is met zijn warme, volle stem en ongekende hoogte om van te smullen.

D’Arcangelo is een fantastische bodem onder de andere drie solisten. Daarnaast zingt hij met zijn rotsvaste, sonore stem een paar zowel sacrale als doorleefde solo’s.

Het beste komt mijns inziens echter van het loepzuivere, eenmondige koor en het orkest van de Accademia Nazionale di Santa Cecilia. Ik ben gek op de ontstuimige, gepassioneerde stijl van Pappano. Hij weet je volledig mee te slepen in de emoties die in ieder deel centraal staan.

Het bijzondere van deze opname vind ik dat hij die emotionele kracht op zeer subtiele wijze losmaakt. De fijnzinnige articulatie en frasering van het orkest is een genot voor wie kan genieten van details. Wat zeg ik: een genot voor alle muziekliefhebbers. Voortreffelijk.

Hieronder het promofilmpje van de uitgave:

Vorig artikel

Die Vögel: prachtpleidooi voor Braunfels

Volgend artikel

De wereld in 40 operahuizen: San José

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.