Operarecensie

Recital Michael Schade: goud met fouten

Zijn stem is puur goud, dat staat voor mij buiten kijf. Goed voorbereid leek tenor Michael Schade echter niet te zijn, dinsdagavond tijdens zijn liedrecital in het Concertgebouw. In door Mozart, Schubert, Strauss en Brahms getoonzette gedichten raakte hij geregeld de kluts kwijt. Spijtig. Het had veel mooier kunnen zijn.

Michael Schade (foto: Harald Hoffman).
Michael Schade (foto: Harald Hoffman).

Zangers moeten zich ieder optreden weer voor de volle honderd procent geven, zo wordt vaak gezegd. Een cliché, maar waar. En niet minder dan terecht. Het publiek betaalt vaak een hoge prijs om van de kunsten van zangers te kunnen genieten; daar mag wat tegenover staan.

Iemand die dat begin deze week even leek te zijn vergeten, was Anna Netrebko. Een krappe twee weken voor de première van een, vooral dankzij haar, volledig uitverkochte speelreeks van Manon Lescaut in München haakte ze af. Een schoffering van de honderden zo niet duizenden fans die diep in de buidel hebben getast om haar te komen bekijken.

Tenor Michael Schade was wel gewoon present op de door het Concertgebouw beklonken recitalavond in de Kleine Zaal. Toch kreeg ik niet het gevoel dat hij ‘de volle honderd procent’ gaf, waarmee hij – hoewel in een hele andere orde van grootte dan Netrebko – zijn fans en toeschouwers enigszins op de tocht liet zitten. Het lauwe applaus en de daaropvolgende race naar de garderobe getuigden ervan.

Schade stak vlot van wal met luchtige liederen van Mozart, geëngageerd gebracht en geheel uit het hoofd gezongen. Al snel begon het ontbreken van een lessenaar zich echter te wreken, want steeds vaker moest de tenor in de klankkast van de vleugel kijken, waar hij kennelijk zijn liedteksten had liggen.

Het had voor mij een veel storender effect dan iemand die af en toe een blik op zijn lessenaar werpt. Bovendien was zijn ‘methode’ allesbehalve waterdicht. Maar liefst drie keer skipte hij een hele strofe en nog etttelijke malen haalde hij dichtregels helemaal door elkaar. Het was aan de oplettendheid van pianist Justus Zeyen te danken dat hij niet openlijk door de mand viel. Al zullen de nodige dichters van weleer zich wel omgedraaid hebben in hun graf.

De slordigheid was soms ook terug te horen in Schades fraseringen, met name in de selectie liederen van Richard Strauss die hij na de pauze liet horen. De manier waarop hij de lyrische melodieën gestalte gaf, kwam niet altijd even doelbewust en doordacht over.

Justus Zeyen (foto: Nancy Horowitz).
Justus Zeyen (foto: Nancy Horowitz).

Dat was de ene kant van het recital. Maar er was ook een andere kant: zijn sensationele stem en stemvoering. Schades tenor is compact en gefocust en heeft een bizar goede resonans, waardoor ook de allerzachtste passages naar de achterste stoel in de zaal worden gedragen. Daarbij beheerst hij zijn instrument perfect. Er klinken geen uitschieters en geen ongecontroleerde frasen, hij heeft de teugels voortdurend ferm in handen. Ideaal voor een liedrecital, waar dosering en nuance van doorslaggevend belang zijn.

Schades kunde kwam voor mij prachtig tot uitdrukking in ‘Komm, liebe Zither’ van Mozart, dat hij bijzonder zacht en delicaat zong. Zo’n geperfectioneerd pianissimo hoor je zelden. In het heerlijk kabbelende ‘Der Jüngling an der Quelle’ van Schubert kwam dat nogmaals terug, waarbij zijn zang een volmaakte eenheid vormde met het tot de verbeelding sprekende spel van Justus Zeyen.

De cantate ‘Die ihr des unermesslichen Weltalls Schöpfer ehrt’ was het meest originele stuk in het verder vrij doorsnee programma. Het werk, dat Mozart kort voor zijn dood schreef, vat als het ware het gedachtegoed van de vrijmetselarij samen. Of in de woorden van Schade, die er een korte toelichting bij gaf: “Het is alsof een ouder geworden Tamino de rol van Sarastro zingt.”

Het meest geraakt werd ik door twee liederen van Brahms. In ‘An eine Äolsharfe’ trok Schade een geweldige spanningsboog, alsof hij de ruim twintig poëzieregels op één adem zong. En in ‘Lerchengesang’ verklankte de tenor op formidabele wijze de ‘ätherische ferne Stimmen’ waar de tekst van spreekt.

In ‘Lerchengesang’, en eigenlijk in álle liederen, toonde Justus Zeyen zich een fijngevoelige begeleider, met een tedere, warme touch. Naast zijn onzorgvuldige muzikale partner was hij de betrouwbare man, goed voor vele fraaie muzikale momenten. Al was het niet genoeg om het Kleine Zaal-publiek tot zijn gebruikelijke enthousiasme te bewegen.

Zie voor meer informatie over de concerten in het Concertgebouw www.concertgebouw.nl.

Vorig artikel

Prachtige Pagliacci in de 'Sunshine State'

Volgend artikel

Garanča soleert bij Concertgebouworkest

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.