Operarecensie

Flamboyante Inga Kalna viert Telemann-jaar

Klinkt op het Festival Oude Muziek alleen ingetogen, vibratoloos gezang? Welnee. Inga Kalna vulde op 2 september de Utrechtse Geertekerk met voluptueuze sopraanklanken. Ensemble Il Pomo d’Oro en dirigent Francesco Corti ondersteunden haar kundig in aria’s van Telemann. Klapstuk was diens cantate Ino, door de 84-jarige componist voorzien van meer hartstocht dan menige barokopera.

Sopraan Inga Kalna. (© Gunars Janaitis)

250 jaar geleden stierf Georg Philipp Telemann, maar grootse herdenkingen bleven vooralsnog uit. Het stempel van oppervlakkige veelschrijver schijnt onuitwisbaar en de vergelijking met Bach valt steevast in zijn nadeel uit. Op operagebied hoeft hij geen concurrentie van zijn grote collega te dulden, wat zijn theaterwerken (voor zover bewaard) echter niet heeft gered voor verwaarlozing.

Van 1722 tot 1738 was Telemann artistiek leider en voornaamste componist van de Hamburger Oper am Gänsemarkt, waarna de Duitstalige barokopera een langzame dood stierf. Zo verdween zicht op een geheel eigen traditie, weliswaar geënt op Italiaanse en Franse modellen, maar verrijkt met enerzijds melancholische invloeden van passiemuziek en anderzijds humoristische volkse toetsen.

De Letse sopraan Inga Kalna werkte veel met Marc Minkowski en René Jacobs, maar beperkt zich zeker niet tot barok. Tijdens een vast contract begin deze eeuw, toevallig ook in Hamburg, bouwde ze een veelzijdig repertoire op. Staand voor het goudglanzende orgel van de verder sobere kerk had ze zaterdag met haar rode haar en glitterjurk een plezierig ouderwetse diva-uitstraling. En natuurlijk de krachtige en expressieve stem vereist voor het personage van de Tracische koningin Orasia.

Orasia domineert Telemanns opera Orpheus (1726), die dankzij twee opnamen en enkele recente uitvoeringen weer enigszins in de schijnwerpers staat. Afgewezen door Orpheus vermoordt Orasia Euridice en laat de zanger tot slot verscheuren door haar volgelingen. Naast een gewelddadige inslag heeft Orasia ook een talenknobbel: grotendeels Duits zingend schakelt ze bij woede over op Italiaans en bij ingetogen verdriet op Frans. Meertaligheid is een curieus kenmerk van het Gänsemarkt-repertoire.

In de eerste Duitse aria bezong Kalna met fluwelig timbre haar onvervulde verlangen, in de herhaling speelse ornamenten uitwisselend met de eerste violist. Het scherpe accent op ‘Tod’ in het B-deel, prachtig begeleid door cello, voorspelde echter weinig goeds. De razende coloraturen van de wraakaria ‘Sù, mio core’ bracht ze soepel, maar niet karikaturaal, ondertussen met pretoogjes genietend van haar schurkenrol. Ook in de recitatieven imponeerde Kalna’s beeldende voordracht.

Twee van Orasia’s Franse airs stonden op het programma, in de trant van Lully, maar toch met een eigen draai gecomponeerd. Deze gemengde stijl bevestigde Kalna met een weinig Frans aandoende maar indrukwekkende cadens in de eerste air. In Orasia’s sterfscène bleef de wanhoop van het uiteindelijk meelijwekkende karakter me te weinig doorleefd, de fraaie zangkunst ten spijt. Passend droef commentaar bood één van de als intermezzo fungerende delen uit Telemanns orkestsuites.

Ino is een juweel van een cantate in galante vroeg-klassieke stijl, door de hoogbejaarde componist in 1765 geschreven op een Duitse tekst van verlichtingsdichter Karl Wilhelm Ramler. Telemann overtreft zijn jongere collega Gluck hier bijna in levensechte dramatiek. Het zelden gehoorde werk vervolgt de geschiedenis rond Semele, zwanger van Jupiter, maar tot as verteerd wanneer hij zijn ware gedaante toont. Haar zus Ino zoogt hun kindje Dionysus en wordt doelwit van de jaloerse Juno.

Op voortvarende, haast cinematografische wijze verhaalt de cantate hoe Ino’s met waanzin geslagen echtgenoot Athamas haar achtervolgt, waarop ze met zoontje Palemon van een klif in de zee springt. Gelukkig is er een happy end: beiden worden tot beschermgoden van schepelingen omgetoverd. Het was dus geen toeval dat Inga Kalna na de pauze in een zeegroene jurk aantrad.

Even vinnig als sierlijk loodste Francesco Corti van achter het klavecimbel de musici van Il Pomo d’Oro door de klankschilderingen. Alles passeert de revue: van Jupiters bliksemschichten, Ino’s zwalkende passen en de hijgende Athamas tot kabbelende golven en Neptunus’ briesende paarden. Hoogtepunt is de wanhoopssprong, gevolgd door een met fluit omlijste magische landing. Een beetje krenterig dat de voor goed begrip onmisbare tekst slechts beschikbaar was voor kopers van het dikke festivalboek.

Met grote ogen en vurige stem belichaamde Kalna alle emoties van het omvangrijke acccompagnato in het hart van het stuk. Maar in de lieflijke aria ‘Meint ihr mich’ leek ze onvoldoende gas te kunnen terugnemen. Knap was evenwel de gevarieerde aanpak van twee lange noten op het woord ‘Dank’, de eerste sober en strak, de tweede aanzwellend met een subtiele cadens tot slot.

Een imposante techniek, ook in de twee grote da capo-aria’s, vol onnadrukkelijke maar terdege aanwezige trillers. Telemann eist het uiterste in de jubelende slotaria, waar enige vermoeidheid Kalna parten leek te spelen. In de cadensen had ze wellicht beter op souplesse dan op kracht kunnen inzetten, maar er bleek genoeg reserve voor een nog schalksere reprise van ‘Sù, mio core’. Beloond met een dikke kus van Corti en warm applaus kon Kalna terugzien op een geslaagd huzarenstuk.

Vorig artikel

Hogerzeil maakt originele Julia & Romeo

Volgend artikel

Damrau soleert bij seizoensopening KCO

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

1 Reactie

  1. Maarten-Jan Dongelmans
    4 september 2017 at 12:53

    Dat de vergelijking tussen Bach en Telemann altijd in het nadeel van de laatstgenoemde componist uitvalt, was tot voor kort vooral te wijten aan onbekendheid met het veelzijdige werk van de Hamburgse meester. Gelukkig wordt de markt in het jubileumjaar 2017 bijna overspoeld met allerlei cd’s boordevol intrigerende muziek van G.Ph. Met dank aan labels als Sony, DHM en CPO.