Operarecensie

Unieke Telemann luidt de eindtijd in

Op de valreep zette de NTR ZaterdagMatinee het Telemann-jaar 2017 grootse luister bij. In het vindingrijke oratorium Der Tag des Gerichts musiceerden het Orkest van de Achttiende Eeuw en Cappella Amsterdam onder Andrea Marcon op het scherpst van de snede. De solisten bleven iets achter.

Andrea Marcon. (© Marco Borggreve)

Voordat de blijde kerstboodschap ons alom toeschalt, kreeg het Matineepubliek op 9 december een bittere theologische pil te slikken met G. P. Telemanns Der Tag des Gerichts (1762). Weerspiegelt diens recent in Utrecht gebrachte ouderdomswerk Ino geheel de verlichtingstijd, in dit ‘Sing-Gedicht’ over het laatste oordeel greep de 81-jarige componist schijnbaar terug op de duistere middeleeuwen.

Muzikaal was hij echter vooruitstrevend in zijn schets van de dag waarop wij allen zullen worden veroordeeld tot hemels geluk, of eeuwige vlammen… Niet op zijn vele lauweren rustend stortte de hoogbejaarde Duitser zich geestdriftig op de vroegklassieke stijl, zijn jongere collega Gluck de loef afstekend en zelfs Haydn anticiperend.

Ook in het libretto van de slechts 25-jarige Christian Wilhelm Alers klinkt de nieuwe tijdgeest door. Veelzeggend is het ‘Verstand’, die ‘Ongeloof’ en ‘Spot’ de les leest in de eerste ‘Betrachtung’, zoals de vier delen luiden. In de felle confrontatie tussen deze allegorische figuren, met opvallend alledaagse bewoordingen, kon Telemann zijn operabloed ruim laten stromen.

Andersoortige dramatiek hoor je in het natuurgeweld van het tweede deel, vol verbluffende effecten, waarin het Orkest van de Achttiende Eeuw excelleerde. Zoete harmonie wijkend voor schrille wanklanken, zwalkende tempi die de maan uit haar baan doen tuimelen: dit alles ontlokte gastdirigent Andrea Marcon aan zijn spelers, in een markant andere dirigeerstijl dan de betreurde oprichter Frans Brüggen.

Marcon richtte zijn tomeloze energie evenzeer op het uitstekende Cappella Amsterdam. In deel drie, het feitelijke oordeel, schakelden de 24 leden tussen de uitersten van ingetogen koraalzang en vertwijfelde angstkreten, vergeefs smekend om de dood. In het jubelende slotdeel waren er fraaie kleinere ensembles, maar ook grote eendracht, geheel in lijn met de tekst “vereinten Myriaden”.

Dit typeert het direct aansprekende werk, dat vaak bewust afziet van kunstige complexiteit. Ondanks alomaanwezige trompetten en pauken lijkt eenvoud Telemanns motto, zonder het ontzagwekkende thema tekort te doen. Neem Christus’ majestueuze verschijning, met weinig meer dan elkaar koortsachtig toeroepende koorleden en aanhoudende tremoli in de toch slank bespeelde strijkers.

Lisa Larsson zong onder meer ‘Seliger’ en ‘Aartsengel’. (© Merlijn Doomernik)

Telemann speelt met onze verwachtingen: waar de tekst spreekt van “eine Trompete”, zwijgen de trompetten, maar stijgt één enkele hoorn op. Telemann wilde wellicht met deze lastige passage de spanning opvoeren, al klonk de solo zaterdag uiteraard vlekkeloos. Daarna schalden de hoorns steeds in heilige drievoud, waarbij de bespelers in het slotdeel theatraal van hun stoeltje opveerden.

Bas-bariton Konstantin Wolff vertolkte zeer diverse rollen, tot aan Jezus zelf. In diens zegening tot de rechtvaardigen ontbrak tederheid aan Wolffs ongepolijste geluid, afstekend tegen de warme hobo en delicate pizzicati. Als grimmige Christus was hij beter op zijn plek, maar de stemkleur bleef vrij monotoon en ik miste de variaties waar de herhalingen in zijn lange aria’s als het ware om vragen.

Countertenor Carlos Mena etaleerde in zijn aria als ‘Zalige Geest’ vanaf de inzet een gewaagde vocale fantasie, speels duellerend met twee soloviolen. Zijn hoge tonen vulde de Grote Zaal van het Concertgebouw met gemak en kleurden treffend bij de symbolische personages. Toch toonde zijn eerste aria de beperkingen van zijn stem, draagkracht ontberend op de toonschilderende lage noten, tot hij bij het woord ‘Grab’ al te nadrukkelijk zijn natuurlijke stemregister indook.

Hoewel Lisa Larsson als ‘Seliger’ en ‘Aartsengel’ een nog immer frisse sopraan ontplooide, kon ze niet steeds overtuigen. De arietta van ‘Geloof’ had vlak voor de pauze hoopvol boven de puinhopen moeten uitrijzen, maar Larsson bleef net iets te voorzichtig.

De vocale ster vond ik Thomas Cooley, een opmerkelijk soepele maar ook karaktervolle tenor, als verdoemde letterlijk bibberend van vrees. Hoogtepunt was Cooleys aria met een breekbare solo op de gamba, meer treurzang dan vreugdelied, maar o zo mooi. Waar de twee al genoemde ‘Zalige Geesten’ knipogen naar de nieuwe galante stijl, blikt deze muzikaal juist terug. Opmerkelijk hoe binnen Telemanns geheel eigen idioom juist dit aan Bach herinnerende deeltje zo veel snaren raakte. Zelfs de dirigent maakte ruim baan voor het duo.

Tijdens het lange en hartelijke slotapplaus gaf Andrea Marcon alle eminente solisten van het Orkest van de Achttiende eeuw een ererondje. Maar het mooiste gebaar kwam van Larsson, die haar boeket, met een dikke kus, aan de niet meer zo jonge gambaspeler Rainer Zipperling gaf. Absoluut verdiend!

Vorig artikel

Lunchconcert met studenten van DNOA

Volgend artikel

Wenen bejubelt Pankratova's Elektra

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

2Reacties

  1. Rudolph Duppen
    11 december 2017 at 20:00

    Ik had de indruk dat Konstantin Wolff kampte met een flinke verkoudheid.Er zat zo veel gruis in zijn stem.Het orkest en koor waren uitstekend. De dirigent hield de vaart erin. De solisten waren enigszins wisselvallig en het werk kon me voor de pauze maar matig boeien. Na de pauze werd het aanzienlijk boeiender en afwisselender.

  2. Henk Rentenaar
    12 december 2017 at 15:22

    Ik vond het ronduit saai. Lisa Larsson vond ik tegenvallen. Haar forte ging ten koste van de zuiiverheid.