Operarecensie

Zürcher Rigoletto met Verdi-iconen

Grote namen en nieuwkomers: in een productie van Rigoletto van het Opernhaus Zürich ontmoet het verleden het heden. De bijna tachtigjarige Nello Santi staat op de bok, terwijl Leo Nucci een stervertolking geeft van de gebochelde nar uit Mantua.

Leo Nucci als Rigoletto (foto: Susanne Schwiertz).

Mijn relatie met Verdi’s Rigoletto is bijzonder. Ik ben geboren in Mantua en hoorde voor het eerst over de opera op de basisschool. Ik groeide op met de overtuiging dat de plaatsen en karakters van de opera echt hadden bestaan in de geschiedenis van mijn geboorteplaats. In Mantua kun je nog steeds het huis van Rigoletto bezoeken of slapen in de jeugdherberg ‘Sparafucile’.

Misschien is het hierdoor dat ik niet houd van producties van Rigoletto waarin de historische oorsprong niet serieus wordt genomen. Ik geef de voorkeur aan meer traditionele voorstellingen.

Eentje zoals die momenteel bij het Opernhaus Zürich te zien is. De regie van Gilbert Deflo met decors en kostuums van William Orlandi is, vooral in de eerste akte, geheel traditioneel en dus zeker niet aanstootgevend voor een conservatief publiek.

Hier in Zürich heb je een operahuis waar zangers en musici op plaats één staan en het hardcore regietheater buiten mag wachten. In elk geval totdat Andreas Homoki in de zomer van 2012 algemeen manager wordt.

In deze Rigoletto treden maar liefst drie ‘heilige koeien’ uit de operawereld op. Allereerst de Italiaan Nello Santi, wiens carrière in 1951 in Padua begon, uitgerekend met Rigoletto. Bijna 60 jaar ervaring met Verdi’s partituur hebben geleid tot vloeiende klanken en precieze tempi waar ik versteld van stond.

Santi weet precies wanneer hij moet uitpakken en wanneer hij het orkest moet temperen tot een discrete begeleiding, waarbij hij nooit de balans tussen een scène en het geheel uit het oog verliest.

Ook Leo Nucci heeft een enorme ervaring met Rigoletto. Toen hij zijn eerste Rigoletto zong, was ik nog niet gebeuren. Dat betekent dat zijn interpretatie veel langer bestaat dan mijn beoordelingsvermogen. Dat maakt het lastig kritiek op zijn vertolking te geven.

Maar zijn vertolking was vanuit elk oogpunt bezien indrukwekkend. Nucci heeft een stijl van zingen die je zelden meer ziet op het operatoneel. Jammer genoeg. Sommigen vinden de volheid en kracht van zijn stem – die onaangetast leek door zijn leeftijd – misschien te excessief. Maar voor mij, en gezien het donderende applaus na ‘Cortigiani, vil razza dannata’ voor het gehele publiek, is dit het soort klank dat een Verdi-bariton moet kunnen produceren.

Onder de ‘historische’ elementen van deze Rigoletto reken ik ook de geweldige bas Lásló Polgár (ook al over de zestig). Hij zong een gitzwarte Sparafucile en acteerde geloofwaardig een moordenaar. Niet met overdreven spel, maar volledig met zijn mannelijke stem. Dat was genoeg.

Perfect koor

Niet dat ik reactionair ben, maar ik ben minder enthousiast over de bijdrage van de andere solisten, die je vergeleken met de genoemde namen nieuwkomers zou kunnen noemen.

(Foto: Susanne Schwiertz.)

De hertog van Mantua uit de fantasie van mijn jeugd heeft veel meer persoonlijkheid en aantrekkingskracht dan de tenor Giuseppe Gipali, wiens vertolking te anoniem en te ‘opera’ was (in de slechte zin van het woord). Alleen in het beroemde kwartet ‘Bella figlia dell’amore’ beleefde hij een noemenswaardig goed moment.

Wat problemen met de typische ‘note filate’, de aanhoudende noten, die Gilda zo mooi maken, beperkten mijn plezier bij het luisteren naar sopraan Eglise Gutiérrez, de gepassioneerde Cubaans-Amerikaanse belcanto-specialist. Haar Gilda op het toneel heeft weinig tot niets van doen met de schoonheid en sensualiteit die ze in een filmpje uit Helsinki liet zien (zie hieronder).

Mijn grootste waardering gaat naar het mannenkoor (en koordirigent Jürg Hämmerli), dat me verbaasde vanwege de eenheid in klank en de helderheid in de zang. Ik kon ieder woord verstaan, alsof het door één persoon uitgesproken werd. Zulke perfectie moet wel één van de minder bekende kanten zijn van de wereldberoemde ‘Swissness’, dat kennelijk veel meer te bieden heeft dan perfecte uurwerken.

Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

Discografie: Norma

Volgend artikel

Maastricht huist derde editie operafestival

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

3Reacties

  1. Kevin
    21 februari 2010 at 09:43

    What a shame Miss Gutiérrez doesn’t sound as ravishing live on stage as she does live on the internet. Will you give her another chance in a later performance?

  2. Alessandro
    21 februari 2010 at 10:29

    As far as I know, Eglise Gutierrez has quite a lot engagements around Europe this season, but this one was the first and only (and I fear the last) in Zürich. Unless they give her a mike so we can ear her!

    Tonight’s Rigoletto will be an overdose of vocal luxury: Leo Nucci and Pólgar, plus J. Calleja and E. Mosuc. Not bad…

  3. Kevin
    21 februari 2010 at 21:25

    Seems we all need to visit Zurich.