Operarecensie

Drie Don Giovanni’s in Wenen

De Wiener Staatsoper heeft een nieuwe Don Giovanni geproduceerd. Een nogal merkwaardige: regisseur Jean-Louis Martinoty laat een wel zeer vrije interpretatie op het meesterwerk van Mozart los. En ook muzikaal is er jammer genoeg weinig waar het hart sneller van gaat kloppen.

Scène uit Don Giovanni (foto: Wiener Staatsoper / Michael Pöhn).

In de nieuwe Don Giovanni van de Staatsoper wordt het libretto van de opera uiterst vrij geïnterpreteerd. Een hal van een hotel staat in het middelpunt van de productie, als het knooppunt van het verhaal. Hier keren de personages telkens weer terug en kloppen bij wijze van dramaturgische truc meerdere malen op gesloten deuren.

Een paleiszaal met prachtige plafondschilderingen en een plein voor een kathedraal zijn de andere locaties. Daarbij is de oorspronkelijke eetzaal van Don Giovanni’s paleis uit de slotscène verplaatst naar die kerk. De Commendatore komt dus niet naar Don Giovanni toe, maar hij komt zelf naar zijn overleden tegenstander. Dat soort vrije interpretatie doortrekt de gehele avond en laat het publiek verdeeld achter.

De benadering van regisseur Jean-Louis Martinoty is eigengereid, deels te volgen, deels echter niet kloppend. Dat Don Giovanni en Leporello er vrijwel identiek uitzien en hetzelfde handelen, zit in de aard van de rollen: de knecht streeft zijn heer na en wordt een goedgelijkende ‘Don Giovanni’.

Die ‘echte’ Don Giovanni wordt met forse stem gezongen door Ildebrando d’Arcangelo, wat zijn gewetenloze drift geloofwaardig maakt, en hij wordt gesteund door Alex Esposito als Leporello. Een logische personenregie ontbreekt echter. Tussen de personages ontwikkelen zich nagenoeg geen geloofwaardige relaties; het blijft oppervlakkig.

En dan duikt er plotseling nog een derde Don Giovanni op. Masetto, een boerenjongen, blaakt van het zelfvertrouwen, ziet er goed uit en doet in niets onder voor de echte Giovanni. Vooral niet in zijn brutaliteit tegenover de vrouwen, die het gehele verhaal domineren.

De Staatsoper heeft met Adam Plachetka een knappe, zelfverzekerde Masetto gevonden, die een kop boven Giovanni uitsteekt en hem ook qua uitstraling meester is. Plachetka zingt en speelt zijn rol bovendien overtuigend. Voor het concept van Martinoty is hij de juiste man.

D'Arcangelo als Don Giovanni (foto: Wiener Staatsoper / Michael Pöhn).

In het begin irriteert het me dat Donna Anna met de zwaar dramatische Sally Matthews bezet is – een ongewone keuze voor deze rol. Langzamerhand wordt echter duidelijk dat juist Donna Anna de meest dramatische plek inneemt tussen de vrouwen: als blonde en onschuldige vrouw is zij de ware wraakengel, begeleid door Saimir Pirgu als lieflijke en vocaal uitstekende Don Ottavio.

De Donna Elvira van Roxana Constantinescu en de Zerlina van Sylvia Schwartz blijven bij degelijke middelmaat.

Het toneel bevat veel diepte, door decors die met een scheef, aflopend perspectief zijn vormgegeven. Maar je ziet daardoor maar weinig. Het lichtconcept is daarbij teleurstellend: Don Giovanni’s karakter is donker en duister, dus wordt dat drie uur lang op het toneel uitgebeeld. De zangers zijn vaak amper te zien. Alleen bij de ontmaskering van Leporello dompelt een neonlamp plotseling de hotelhal onder in hard, troosteloos licht.

Er ontstaat geen enkele sfeer. En ook dirigent Franz Welser-Möst lukt het niet om het verhaal op het toneel leven in te blazen. Alles blijft opvallend bloedeloos en brengt het publiek zelden in vervoering – mooie geluiden alleen zijn te weinig.

Al met al een uitvoering waarin muzikaal de middelmaat regeert en er scenisch vele vragen open blijven.

Marie-Theres Arnbom is correspondent van Place de l’Opera in Wenen. Ze is historicus, auteur, curator en cultuurmanager en heeft diverse boeken op cultuur- en muziekgebied geschreven. Zie www.arnbom.com.

Vorig artikel

Goddelijke zang in Antwerpse Semiramide

Volgend artikel

Filmpje: Componisten in Parijs

De auteur

Marie-Theres Arnbom

Marie-Theres Arnbom