Operarecensie

Bachvereniging onthult elegante De Rossi

Nieuwe kapitein Shunske Sato leidt de Nederlandse Bachvereniging direct naar exotische kusten. Fijnzinnig en betrokken wekte het ensemble in de NTR ZaterdagMatinee het oratorium Il sacrifizio di Abramo tot leven. De vergeten barokcomponiste Camilla de Rossi gaf de titelfiguur haar meest aangrijpende noten, een uitdaging die tenor Emiliano Gonzalez Toro gevoelvol oppakte.

Shunske Sato zorgde voor een fijnzinnige en betrokken begeleiding. (© Yat Ho Tsang)

Mayke Nas, nog net Componist des Vaderlands, Tansy Davies, huidig composer in residence bij het Concertgebouw, waar vorige week Calliope Tsoupaki’s nieuwste opus klonk: vrouwelijke toondichters staan momenteel stevig op de kaart in Nederland. De weg hiernaartoe was moeizaam, maar toch eerder ingeslagen dan wellicht lijkt. In de baroktijd, toen solisten vaak zelf componeerden en het vak binnen familiegeneraties doorgaven, schreven diverse vrouwelijke musici al voor prominente podia.

Zo’n brandpunt van klasse was de Weense Hofkapel, een magneet voor topmusici uit heel Europa. Zeker vier vrouwen, mogelijk uit religieuze orden, componeerden begin achttiende eeuw oratoria voor de zeer muzikale Habsburgse keizers. Van de best gedocumenteerde, Maria Anna de Raschenau, gingen helaas alle werken verloren. Een vrijwel lege biografie heeft de Romeinse Camilla de Rossi, van wie gelukkig vier oratoria resten, allen besteld tijdens de korte regeerperiode van Jozef I (1705-1711).

Il sacrifizio di Abramo (1708) volgt het model van Alessandro Scarlatti, later dit Matinee-seizoen zelf vertegenwoordigd: twee delen met een instrumentale inleiding, recitatieven en da capo-aria’s, geen koor. Waar De Rossi in andere werken ook pauken en trompetten benutte, draaide zaterdag in het Concertgebouw bijna alles om gestreken of getokkelde snaren in delicate en inventieve structuren. Het continuokarakter van menige aria stelde concertmeester Sato in staat tot discrete hints vanaf een zitkrukje. In de tuttidelen ontplooide hij met zijn strijkcollega’s een vitale glans.

De Rossi schreef soms haar eigen teksten, echter niet dit wat formele en houterige libretto over Gods opdracht aan Abraham om zijn zoon Isaak te offeren, op het laatst door een engel verhinderd. Mogelijk beïnvloedde de componiste wel hoe elk deel opent vanuit vrouwelijk perspectief, met aria’s voor de in de Bijbel afwezige Sara. De turbulente tweede daarvan bevat als ‘oog van de storm’ een roerende smeekbede voor man en zoon, die de Française Elsa Benoit indringend gestalte gaf.

Haar frisse sopraan jubelde fraai in de slotzang van de Engel, maar ze wist de dubbelrol niet overal zo evocatief in te kleuren als de alerte orkestleden hun partijen. Gezien haar invalbeurt op korte termijn alleszins vergeeflijk, evenals enkele geforceerde hoge noten. Aan draagkracht in de Grote Zaal ontbrak het niet, hoewel een intiemere ruimte haar mogelijk helderder dictie had vergund.

Evenmin optimaal verstaanbaar, met name in de laagte, was het melancholieke stemgeluid van countertenor Luigi Schifano. Geknipt voor de onheilszwangere slotaria van deel één dat de huivering van de nog onwetende Isacco beeldschoon verklankt. Vooral hier betreurde ik hoe zowel Schifano als Benoit de variaties in hun da capo’s iets te veel richting extraverte opera dreven.

Countertenor Luigi Schifano zong de rol van Isacco.

Mike Fentross verdient lof voor zijn vrijmoedige spel op de aartsluit, groter dan zijn normale broer en moeiteloos de zaal vullend. Niet alleen in het continuo, ook als symbool van onschuld wanneer Isacco zich gewillig aan de dood geeft. In het dansante slotdeel van de centrale sinfonia ging de aartsluit een welsprekende dialoog aan met de violen.

In mijn oren leek het een programmatische voorbode van het vreugdevolle slotduet tussen Isacco en Abramo, wiens zanglijnen steeds met strijkers omlijst zijn. In zijn eerste ‘sluimeraria’ klonken echter twee betoverende chalumeau’s, destijds net ontwikkelde vroege klarinetten. Emiliano Gonzalez Toro zette hier met een abrupte overgang van droomtoestand naar geschokt besef de toon voor een prachtvertolking.

De ervaren tenor fraseerde voorbeeldig met vocale vrijheden die steeds in dienst van het drama stonden. De coloraturen in zijn vlot genomen tweede aria leken overhaast, maar illustreerden treffend Abramo’s poging om zich moed in te blazen. Vol tederheid en berusting was de aria waarin hij Isacco als “dierbaarste schat” aan God opdraagt.

Expressief hoogtepunt is absoluut Abramo’s ‘Morirai’, dat zijn zoon “blijdschap, niet verdriet” belooft. De Rossi dook hier diep onder het oppervlak van de tekst met muzikale nadruk op het woord ‘dolor’, door Gonzalez Toro versterkt met een schrijnend crescendo. In het middendeel liet de componiste het woord ‘vigor’ (levenslust) veelzeggend wegebben, dit alles begeleid door een klaaglijke cello.

Bespeelster Lucia Swarts, centraal opgesteld, blonk uit in dergelijke frasen en terecht gaf Shunske Sato haar na afloop zijn boeket. Aangezien onafhankelijke cellolijnen de muziek van Camilla de Rossi kenmerken, lijkt de veronderstelling plausibel dat zij in 1708 zelf de soliste was. In mijn fantasie gaf Swarts letterlijk een gezicht aan deze pionier, eindelijk verdiend in de Nederlandse bloemetjes gezet.

Vorig artikel

Tosca, of de ondergang van Scarpia

Volgend artikel

Scappucci leidt Verdi's requiem in Luik

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

1 Reactie

  1. Rudolph Duppen
    15 oktober 2018 at 14:01

    Er bestaat formule fictie en ook formule muziek. Veel barokmuziek valt onder de laatste categorie. Waar de componist(e) afwijkt van de formule wordt het interessant.Hier en daar weet Camilla de Rossi de muzikale conventies te doorbreken en dat geldt met name voor de begeleiding van de stemmen. Hier toont ze haar originaliteit en inventiviteit.De uitgebreide recensie hierboven doet volledig recht aan de voorbeeldige uitvoering. Ik hoop dat de Zaterdag Matinee ook eens Il Giardino di Amore van Alessandro Scarlatti op het repertoire neemt. Een hoogtepunt in zijn oeuvre.

    Ik ben nog geen recensie op deze site tegengekomen van de onvergetelijke uitvoeringen van Britten’s War Requiem door het KCO. Ik woonde de uitvoeringen van donderdagavond en vrijdagavond bij in Het Concertgebouw in Amsterdam. Ook in dit Requiem speelt het verhaal van Isaac en Abraham een belangrijke rol. De tenor en bariton vertolken Britten’s prachtige zetting van Wilfred Owen’s gedicht ‘The Parable of the Old Man and the Young’waarin Abraham zijn zoon de keel doorsnijdt:’But the old man would not so, but slew his son, And half the seed of Europe, one by one’.Geen beter voorbeeld van de zinloze opoffering van een hele generatie jongemannen waaronder mijn grootvader door een oudere generatie.