FeaturedOperarecensie

Een geweldige Auber – voor blinden

Het Anhaltisches Theater Dessau nam onlangs de nobele taak op zich om Aubers La Muette de Portici op het toneel te zetten. Muzikaal een uitstekend uitgevoerd project. Helaas is de enscenering er eentje van het kaliber ‘ogen dicht’…

La Muette de Portici – zo genoemd om verwarring te voorkomen met Carafa’s opéra-comique Masaniello van het jaar ervoor – werd voor het eerst op het toneel gezet in februari 1828, bij de Parijse opera. Adolphe Nourrit zong de rol van de Napolitaanse visser Masaniello die een opstand leidt tegen de Spanjaarden.

Gabriella Gilardi als Fenella (foto: Jan-Pieter Fuhr).

Het werk werd voorzien van tekst door Germain Delavigne en Eugene Scribe (zonder twijfel de beste toneeldichter van zijn tijd) en van muziek door Daniel Auber, vooral bekend vanwege zijn wervelende opéra-comiques. Het stuk is, door hen die van labels houden, vaak omgedoopt tot de eerste ‘grand opera’ (in tegenstelling tot opera zonder ‘grand’?)

Wat het in feite was, was een vijf akten durende combinatie van ballet, mime en sentimenteel, politiek drama, geïllustreerd door romantische muziek, koren en een flinke dosis van dat roerende pattriotisme, het best getypeerd in de hit ‘Amour sacré de la patrie’, geliefd in de Franse theaters van die tijd.

Het enige dat misschien nog meer in de smaak viel toen, was groots spektakel op het toneel. Scribe voorzag daarin door een uitbarstende Versuvius in de laatste akte te stoppen.

La Muette de Portici trok na zijn Parijse triomf de wereld in. Het was gedeeltelijk succesvol in Engeland, waar het een grote hit werd in Drury Lane in Londen. Tijdens het Victoriaanse tijdperk was het stuk standaardrepertoire in het Britse theater, aan het eind in verschillende versies.

In Europa – waar revolutionaire sympathieën bij vlagen in de mode waren – was de opera eveneens vele decennia erg populair, maar in de afgelopen tijd is het stuk buiten het repertoire gevallen, net als het werk van Auber in het algemeen.

Krankzinnig

Het Anthaltisches Theater in Dessau bewijst wat sommigen van ons altijd al beweerden: dat de Victorianen gelijk hadden en dat de twintigste eeuw kwalijk fout zat door dit enorm aansprekende en belangrijke meesterwerk naar de zijlijn te verwijzen.

Diego Torre als Masaniello (foto: Claudia Heysel).

In Dessau werd het stuk gespeeld in een andere versie: geen ballet en een schokkende afzwakking van de spectaculaire Vesuvius-climax – al werd de vocale muziek daarbij niet geschonden.

Het succes van de productie was de muziek. Dirigent Anthony Hermus was de ster van de voorstelling, als leider van het krachtige en vaak imponerende orkest, dat een uitstekende uitvoering gaf van Aubers muziek.

Het koor zong prachtig. Het bereikte spannende hoogtepunten in een paar van de meest doeltreffende passages van de opera.

Echter, zo geweldig als ze vocaal waren, zo rampzalig waren ze dramatisch gezien. In één van de ergste voorbeelden van kooracteerwerk die ik ooit gezien heb, wriemelde en kronkelde de groep over het toneel. Ze ‘acteerden’ voortdurend, speelden belachelijke ‘karakters’ en ‘verhalen’ achter de hoofdpersonen, zich niet bekommerend om het feit dat die hoofdpersonen solo- of ensemblestukken van formaat aan het zingen waren.

Ik werd herinnerd aan niets minder dan amateuristisch operagedrag uit de jaren zestig. Misschien wel het meest foute moment van de avond was het moment waarop de koorleden als het opstandige vissersvolk ‘weg met de tiran’ zongen, terwijl ze vrolijk boodschappen uit hun tassen haalden. Krankzinnig.

Jammer genoeg beïnvloedde dit de hele voorstelling. Scribe’s historische verhaal werd zonder reden in een twintigste-eeuwse visuele productie gepropt. Zo’n vermoeiende, oude truc die we al honderden keren hebben gezien sinds Ken Russell. Of was het Jonathan Miller?

Hier was het in elk geval volledig ongepast en ineffectief. Het resultaat leek op een slechte, ouderwetse musical-comedy. De voorstelling was wonderbaarlijk als je je ogen sloot. Met je ogen open, was het erbarmelijk.

Pathos

De hoofdrolspelers worstelden moedig tegen de productie. De grote sterrol van Masaniello werd gezongen door de jonge Mexicaanse tenor Diego Torre: klein, een enorme borstkas en een sterke, dappere Italiaans aandoende tenorstem. Hij werkte hard en bewust in zijn grootse rol. Hij zong niet slecht, maar uiteindelijk slaagde hij er niet in iets magisch neer te zetten.

Zijn eerste solo – de hit ‘Amis, la matinée est belle’ – oogstte nog geen één handklap, in ‘Pourquoi pleurer’ schoot zijn techniek ronduit tekort en in zijn (slecht geregisseerde) waanzinscène kwam hij zelfs bijna niet getikt over.

Slechts eenmaal kreeg hij het publiek enthousiast en dat was in het gevierde duet met Pietro (Wiard Witholt), een uitstekende bariton, zo lang en slank als de tenor klein en breed was. Witholt zong doorlopend goed, maar werd gehinderd door de rare enscenering in zijn enige grote solo. Opnieuw: je kon het beter horen dan zien.

In het midden Wiard Witholt als Pietro (foto: Jan-Pieter Fuhr).

Angelina Ruzzafante had de prima donna-rol van Elvire goed in de vingers. Ze begon wat onverschillig. Haar prachtige openings-bravura werd verpest door de sullige bewegingen van een groepje domme bruidsmeisjes. Maar naarmate de voorstelling vorderde, liet ze enkele zeer zoete klanken horen en in de vierde akte bezorgde ze ons misschien wel het enige stukje echte pathos van de avond.

Natuurlijk, Elvire heeft meer nodig dan enkel fraaie zang, maar Ruzzafante deed een goede poging. Het is niet haar fout dat ze niet Cinti-Damoreau is.

Eric Laporte gaf een bekwame vertolking van de rol van Alphonse. Hij klonk aangenaam en soms zelfs bijna Frans.

En dan was daar nog Fenella, het domme meisje uit de titel van de opera. Fenella is een rol die door een paar van de grootste mime-dansers uit de negentiende eeuw is gespeeld. Gabriella Gilari mag dan een goede danseres zijn, een mime-artiest is ze niet. Arabesques en pirouettes zeggen niets in mime-taal. Gilari liet ons een serie weinig variërende dansbewegingen zien, plus een imitatie van Isadora Duncan met maagpijn. En dat was het.

In een rol die schreeuwt om diepte, fragiele emotie en subtiel acteerwerk, danste ze slechts haar kleine repertoire van stapjes en hield ze haar buik vast. Keer op keer. Ongeacht wat de rest deed. Weer moest je je ogen sluiten, luisteren naar de prachtige en prachtig gespeelde muziek en daarmee tevreden zijn.

Winkeltassen en maagkrampen

Tien bravo’s voor het Anhaltisches Theater, dat deze geweldige, grote opera heeft ‘gered’. Nog meer bravo’s voor iedereen die op muzikaal gebied bij de productie betrokken was. Ze bewezen een knappe dienst aan Auber en zijn muziek.

Maar schande voor hen die het werk ensceneerde, die de epische en heroïsche vertelling – die in zijn tijd een oorlog aanwakkerde – reduceerden tot een kwestie van winkeltassen en maagkrampen.

Ik heb begrepen dat de voorstelling opgenomen gaat worden. Misschien is zo’n opname een stimulans voor andere operahuizen om een betere versie van deze fantastische opera te produceren. En misschien dat dan later Les Diamants de la couronne, L’Ambassadrice, Le Domino noir, Fra Diavolo, Le Serment en de rest van het repertoire van deze verrassend genoeg nu genegeerde componist volgt. Ik zal er zijn.

Vorig artikel

José van Dam neemt magistraal afscheid

Volgend artikel

Dessì en Armiliato gaan in zee met SoloVoce

De auteur

Kurt Gänzl

Kurt Gänzl

7Reacties

  1. Steven SURDÈL
    11 mei 2010 at 09:09

    Voor de aardigheid: het verhaal gaat dat de aria ‘Amour sacré de la patrie’ in 1830 het sein was voor de Brusselaars om zich af te scheiden van het Huis van Oranje. Al spoedig volgden niet alleen de liberaalgezinde Franstalige Walen, maar ook de katholieken in Brabant, Vlaanderen en Limburg. Kijk: TOEN deed opera er tenminste nog toe.

  2. Kevin
    11 mei 2010 at 11:20

    I’m sure they didn’t have containers and plastic bags on stage back then…

  3. Steven SURDÈL
    11 mei 2010 at 14:35

    Finally someone who understands why I am so keen on a historical setting. For years I have been waiting to see the original cannons being fired. And the only thing you get are plastic bags. It just isn’t fair, you know.

  4. Steven SURDÈL
    11 mei 2010 at 14:52

    I mean, I don’t want the singers to be hurt. I am a peaceful guy, you know. I just want the producer to be blown off his seat.

  5. Kevin
    11 mei 2010 at 17:31

    “Unfair” is a nice word for this… it applies to many revivals, modern day operetta productions included. You wait for years, and then you get a production that turns it all on its head. Maybe concert opera is the solution for the future?

  6. 11 mei 2010 at 19:22

    Steven, Kevin, can I please join your club…
    and I think many thousands of other opera-lovers would like to too…

  7. Steven Surdèl
    11 mei 2010 at 19:29

    A concert opera? Without real blood and guns? Awfully bad show, I daresay. Now don’t you forget that you are talking to a Dutchman. In this country we want good value for our money.