FeaturedHeadlineRecensies

Knappe Così fan tutte zet Da Ponte in zijn hemd

Door de geraffineerde enscenering van het duo Wieler/Morabito, vol vaart en dynamiek, hoef je je geenszins te vervelen tijdens vier uur Così fan tutte in Het Muziektheater in Amsterdam. Toch is er één hiaat in deze reprise van De Nederlandse Opera: de arme librettist Lorenzo da Ponte staat de hele avond in zijn hemd.

Luca Pisaroni (midden) acteert geweldig als Guglielmo (foto: Marco Borggreve).
Luca Pisaroni (midden) acteert geweldig als Guglielmo (foto: Marco Borggreve).

Vanaf het moment dat het doek opengaat, beheerst de regie van Jossi Wieler en Sergio Morabito deze productie van Così fan tutte – die in 2006 tijdens een unieke Da Ponte-trilogie in première ging. Je vergeet haast de muziek van Mozarts ouverture als de groep mensen op het toneel, die in freeze-toestand de eerste klanken af hebben gewacht, tot leven komen.

Ze bevinden zich in een soort jeugdherberg aan het strand, enkele decennia geleden. Barbara Ehnes heeft die locatie ingenieus vormgegeven als een rond gebouwtje dat door te draaien heel makkelijk zicht biedt op drie verschillende kamers. In die kamers en op het omliggende strand speelt het verhaal zich af: de twee jongens Guglielmo en Ferrando beproeven na een weddenschap met Don Alfonso de trouw van hun verloofden Fiordiligi en Dorabella.

Ondanks dat Wieler en Morabito het verhaal enkele eeuwen later dan bedoeld laten afspelen, weten ze de verschillende karakters haarfijn neer te zetten. Wie de personages zijn en hoe ze daarom moeten handelen, is nauwkeurig uitgedacht en wordt ook zeer nauwkeurig uitgevoerd. Dat komt vooral tot uitdrukking in de details, die krachtiger dan wat dan ook bepaalde suggesties doen.

Door het draaibare decor wordt er vlot tussen scènes geschakeld, wat het verhaal van een grote vaart voorziet. De constante daarin is Martin Kaaij, die als reiziger voortdurend op het toneel rondhangt en met zijn gitaar de recitatieven begeleidt. Hem het continuo laten vervangen, is een hele sterke zet; het past precies in de hippie-sfeer van de enscenering.

De hele enscenering past op haar beurt overigens goed in ‘de sfeer van Mozart’, als je over zoiets kunt spreken. De jeugdigheid, de humoristische details: de componist had er waarschijnlijk smakelijk om gelachen.

De cast is geknipt voor dit regieconcept. Dat het hier om jongvolwassenen gaat, die voetje voor voetje de werkelijkheid achter hun idealistische voorstelling van zaken tevoorschijn zien komen, wordt heel geloofwaardig door hen neergezet. Uitblinker is zonder meer Luca Pisaroni als Guglielmo; een geweldig acteertalent.

Pisaroni weet zijn rol ook sterk vocaal vorm te geven. Net als Norman Shankle, wiens ietwat ingetogen klank prima past bij de verlegen Ferrando. Bij hen blijven de zusjes Fiordiligi (Virginia Tola) en Dorabella (Marina Comparato) soms een beetje achter. Dan zingen ze netjes, maar niet meer dan dat. Maar beide hebben mooie stemmen en enkele momenten waarop ze sprankelen.

Dat klinkt allemaal als een prachtig compleet plaatje, een jasje dat als gegoten zit. Maar deze Così fan tutte kent één hiaat, eigenlijk een best voor de hand liggende: de tekst is zo raar. Despina spreekt over haar ‘meesteressen’, de zusjes spreken over ‘adders’ en ‘draken’, er komen ‘Albanese edelen’ langs, iemand roept ‘plant je mes in mijn borst’. Tal van dat soort woorden en zinnen staan in de boventiteling. Als je daar even over nadenkt, is het eigenlijk gewoon belachelijk in verhouding tot wat er op het toneel gebeurt.

Het meest bizar is misschien nog wel de ophef die beide zusjes maken over het feit dat Guglielmo en Ferrando (in vermomming) hen om een kus vragen. Dat strookt helemaal niet met de praktijken in een jeugdherberg, waar iedereen met iedereen staat ‘te knuffelen’.

Het jammere is dat de op zichzelf fascinerende enscenering hierdoor altijd iets geforceerds blijft houden en de kracht van de regie niet ten volle benut wordt. Het klopt niet helemaal, het is niet echt realistisch. De tekst krijgt een ironisch karakter; alsof Lorenzo da Ponte heel de avond moppen staat te tappen.

Apart is het wel, dat de librettist het zo makkelijk moet ontgelden. Waar de componist in ere wordt gehouden door een uitvoering van hoge kwaliteit (bij het Nederlands Kamerorkest zeker het geval), wordt het minstens even knappe werk van de auteur achteloos in de prullenbak gegooid. Het moet wijken voor de ideetjes van de regisseurs.

Zogezegd leveren de regisseurs eigenlijk maar half werk. Alsof ze Cosi fan tutte van een gelikt Armani-pak voorzien hebben, maar vergeten zijn de geitenwollen sokken te verwisselen. Ze moeten óf op zoek gaan naar een hedendaagse Da Ponte die het libretto voor hen kan omschrijven, óf net zoveel respect opbrengen voor de tekst als dat ze respect opbrengen voor de muziek. Want wie gaat er nu een verhaal in zó’n setting zingen op achttiende-eeuwse poëzie?

Vorig artikel

Bioscoopopera trekt veel bekijks

Volgend artikel

P.C. Hooft op muziek

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.