AchtergrondBinnenkortFeaturedHeadline

Der Kaiser von Atlantis en Die sieben Todsünden

Der Kaiser von Atlantis van Viktor Ullmann en Die sieben Todsünden van Bertolt Brecht en Kurt Weill gaan op 25 juni in première bij de DNOA in de Conservatorium zaal van Amare in Den Haag. Floris Visser regisseert en de opera’s worden uitgevoerd in samenwerking met leden van het Residentie Orkest onder leiding van Sam Weller. Peter Franken geeft voorafgaand aan de première inzicht in de historische achtergronden van beide werken.

Scènefoto’s van Die sieben Todsünden en Der Kaiser von Atlantis in de regie van Floris Visser bij DNOA. Foto’s © Reinout Bos

Entartete Kunst

Ontaarde kunst, ook wel gedegenereerde kunst, is een aanduiding die in nazi-Duitsland werd gebruikt om kunstuitingen aan te duiden die het naziregime onwelgevallig waren. Daarbij ging de meeste aandacht uit naar beeldende kunst en muziek. Ontaarde kunst moet worden gezien als tegenhanger van ‘Arische kunst’, een verzamelnaam voor kunstuitingen die in de ogen van het regime model stonden voor de waarden en normen van een nieuw, groot en machtig Duitsland. Kunst moest klassiek Duits zijn, dus niet modern en kosmopolitisch.

Het regime ving direct na de machtsovername aan alle sectoren van de samenleving onder eigen controle te brengen, ook de kunstsector. Daarbij werd het stigma van ‘Entartet’ van meet af aan gebruikt als stok om een hond mee te slaan. Zo was een expressionistisch kunstenaar van Joodse komaf met marxistische sympathieën een gemakkelijk doelwit. Maar vaak volstond het Joods-zijn om een beroepsverbod opgelegd te krijgen.

De lijst met Joodse musici, met name componisten, die door het beroepsverbod werden getroffen, is lang. Velen zijn bij het grote publiek volslagen onbekend, simpelweg doordat hun composities na 1933 niet langer werden uitgevoerd en na 1945 in de vergetelheid raakten. Behalve muziek die door Joden was geschreven – ook oudere muziek, zoals de werken van Mendelssohn – werden atonale muziek en jazz (‘negermuziek’) in de ban gedaan. Ook niet geheel tonale moderne muziek, zoals werk van Stravinsky, moest het ontgelden.

Velen ontvluchten Duitsland en vestigden zich in de Verenigde Staten, zoals Erich Wolfgang Korngold. Deze componist van Die tote Stadt maakte furore in Hollywood met schitterende symfonische filmmuziek. Hij creëerde daarmee een genre dat al spoedig de maat der dingen werd. Maar na 1945 wist hij niet te ontsnappen aan de Hollywood-anonimiteit en raakte hij als klassiek componist verder in de vergetelheid.

Zij die in Duitsland bleven, deden dat met gevaar voor eigen leven. Velen overleefden het Derde Rijk niet. Een klein deel van de Joodse componisten was daarbij een bijzonder lot beschoren. Zij kwamen terecht in het ‘model-concentratiekamp’ Theresienstadt. De belangrijksten zijn Viktor Ullmann (1898-1944), Gideon Klein (1919-1945), Pavel Haas (1889-1944) en Hans Krása (1899-1944). Ullmann en Haas zijn van dit viertal de meest bekenden.

Ullmann

Viktor Ullmann arriveerde in september 1942 in Theresienstadt en werd daar ingedeeld bij de ploeg kunstenaars die de ‘Freizeitgestaltung’ moesten vormgeven. Hij had op dat moment al een groot aantal werken op zijn naam staan waaronder de korte komische opera Der gebrochene Krug en ging in het kamp stug door met componeren. Hij klampte zich er als het ware aan vast, getuige dit opmerkelijke citaat: ‘Theresienstadt was en blijft voor mij een school die structuur onderwijst. Vroeger, toen men dankzij het comfort (dit tovermiddel van de beschaving) niet bij machte was om het gewicht van de wreedheid te voelen, kon die eenvoudig worden genegeerd en was het gemakkelijk om een mooie structuur te scheppen. Maar hier, waar artistieke materie de dagelijkse structuur moet overwinnen en verdragen, waar elke glimp van goddelijke inspiratie zich tegen de omgeving teweer moet stellen, hier vindt men (pas) de meesterklas.’

Viktor Ullmann.

Het ontwerp van de satirische opera Der Kaiser von Atlantis oder der Tod dankt ab stamt naar verluidt van voor Ullmanns gevangenschap en werd geïnspireerd door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. In Theresienstadt werkte Ullmann er met de jonge schrijver Peter Kien verder aan en werd het libretto afgestemd op de actualiteit.

Der Kaiser von Atlantis gaat over een dolgedraaide keizer die oorlog voert op alle fronten. Maar daar komt de dood tegen in opstand. Hij weigert nog langer mee te werken aan de gemechaniseerde slachtpartijen. Hij is beledigd in zijn beroepseer, die van degelijk handwerksman. Dat heeft tot gevolg dat nu niemand meer kan sterven, ook zieke en gewonde mensen niet. Iedereen is veroordeeld tot eindeloos lijden. De dood wil zijn werk pas weer oppakken als de keizer erin toestemt als eerste te sterven. De ironie van het verhaal is dat de dood, normaal gesproken degene die schrik aanjaagt, zich hier indirect opstelt als beschermer van het menselijk leven. Immers, als eenmaal de keizer (absoluut heerser) uit de weg is, keert alles ten goede en neemt het normale leven zijn loop. De keizer geeft zijn droom van een rijk zonder levende mensen op en neemt afscheid van de wereld. De parallel met Hitler en zijn vernietigingsmachine is duidelijk. De hoop dat de dood het met hem op een akkoordje zal gooien voor het te laat is eveneens.

Dat het werk ondanks dat de repetities begonnen waren toch nooit is uitgevoerd in het kamp heeft, in tegenstelling tot de gangbare theorie, niets van doen met een verbod door de SS, maar is het gevolg van een algehele stop op alle culturele activiteiten in het gehele Duitse Rijk. Daarmee hoefde de schijn van normaliteit niet langer opgehouden te worden en werd de complete cultuurploeg naar Auschwitz overgebracht, het ‘Künstlertransport’. Alleen Karel Berman die de rol van de dood zou vertolken wist te overleven.

Ullmann was al eerder naar Auschwitz overgebracht en wist voor zijn vertrek naar onbekende bestemming de partituur en het libretto bij een collega in bewaring te geven: Dr. Hans Gunther Adler. Het betrof een werkversie met aanpassingen, doorhalingen en alternatieven. Adler doneerde het werk na de oorlog aan het Goetheanum en later kwam het bij de Paul Sacher Stichting in Basel terecht.

Partituur van Der Kaiser von Atlantis.

Het is aan musicus en arrangeur Kerry Woodward te danken dat Der Kaiser niet in de vergetelheid is geraakt, zoals zoveel werken van joodse componisten uit die tijd. Dankzij een connectie met de familie Adler kreeg Woodward de beschikking over het stapeltje losse bladen en wist er een samenhangend geheel uit te destilleren. In 1975 vond de première plaats door de Nederlandse Operastichting in Theater Bellevue. Rhoda Levine regisseerde.

 

Die sieben Todsünden

Dit korte stuk muziektheater was het laatste project waaraan Berthold Brecht en Kurt Weill samenwerkten. Beiden waren kort na Hitlers ‘Machtergreifing’ uit Duitsland gevlucht en Weill woonde in Parijs. Voor zijn bijdrage aan diens nieuwste project kwam Brecht korte tijd over uit Zwitserland.

Bertolt Brecht en Kurt Weill.

Lotte Lenya was voorzien voor de hoofdrol Anna I. De vrouw van de opdrachtverstrekker moest in het stuk worden opgevoerd als een balletdanseres, Anna II. De première van dit gelegenheidswerkje vond plaats op 7 juni 1933. Weill was verstoken van inkomsten uit Duitsland en zijn mecenas kon hiermee diens vrouw een leuke dienst bewijzen.

Anna II (Tilly Losch) en Anna I (Lotte Lenya) in de premiere van het ‘ballet chanté’ Die sieben Todsünden; Parijs, Les Ballets, 1933.

De twee Anna’s vormen feitelijk twee kanten van hetzelfde personage. De ene rationeel, berekenend, de andere emotioneel en impulsief. Anna II danst wat om Anna I heen en heeft weinig tekst. Samen gaan ze op pad voor een tournee van zeven jaar langs evenzovele steden in Amerika.

Het doel is geld te verdienen voor de familie thuis zodat er in Louisiana een klein huisje kan worden gebouwd aan de Mississippi. Anna II is degene die het geld binnen moet halen, Anna I is haar impresario. In werkelijkheid is het de ene kant van Anna die rationeel tot het besluit komt dat iets de moeite waard is om te doen, terwijl de emotionele kant van haar persoon lijdt onder de uitvoering ervan.

Wie het thema ‘Todsünden’ heeft bedacht is een grote vraag. In het wereldbeeld van de joodse Weill speelt dit concept geen rol, in dat van de communist Brecht natuurlijk al helemaal niet. We kunnen het maar beter opvatten als milde maatschappijkritiek waarin het gedrag van heel gewone mensen in bepaalde situaties op de korrel wordt genomen.

We maken kennis met de luie Anna, dat was ze thuis ook al zingt het koortje van de vier familieleden thuis. Niet uit bed te branden die meid. De familie ziet Anna zoals ze is, één persoon, niks I en II. In de volgende stad treedt Anna op als nachtclubdanseres maar is te ‘hoogmoedig’ om uit de kleren te gaan. In Los Angeles maakt ze zich druk over al het onrecht dat ze ziet, natuurlijk niet goed voor business zo’n houding. Anna I moet dan ook steeds weer corrigerend optreden, ofwel zichzelf tot de orde roepen, om de inkomsten op peil te houden. In Philadelphia mag ze niet te veel eten omdat ze contractueel onder een bepaald gewicht moet blijven, thema vraatzucht. En in Boston neemt ze een vriendje terwijl ze zich door een rijke man laat onderhouden. Brecht spreekt van Unzucht. Hebzucht is het thema in Tennessee en afgunst in de zevende stad, San Francisco. In de epiloog wordt duidelijk dat tussentijds zoveel geld naar de familie is gegaan dat het huisje daar inmiddels klaar is.

Scènefoto van de premiere van  Die sieben Todsünden; Parijs, Les Ballets, 1933.

Meer dan onhebbelijkheden zijn het niet die de revue passeren maar voor de brave burgerij zijn het in de beleving van Brecht natuurlijk problemen van het grootste belang. De communist Brecht zal ongetwijfeld wel een alternatief lijstje in gedachten hebben gehad van echte doodzondes zoals onderdrukking en uitbuiting.

Dat het stuk betrekkelijk veel succes heeft geoogst zit hem vooral in die combinatie van namen, Brecht en Weill, de Gilbert and Sullivan van het interbellum. En op de langere termijn vanwege de muziek, vintage Kurt Weil. In mijn beleving hoort het stuk ook in de sfeer van die tijd te worden uitgevoerd, dus niet met een operazangeres als Anna. Ook is een mogelijkheid iemand met een geschoolde stem die kan zingen als een Berlijnse cabaretière.

Der Kaiser von Atlantis  en Die sieben Todsünden gaan op 25 juni in première bij de DNOA in de Conservatorium zaal van Amare in Den Haag. er volgen verdere voorstellingen op 26, 28 en 29 juni.

Verder kijken, luisteren en lezen

Hier de video trailer van de DNOA producties.

Nazi propagandafilm over Theresienstadt.

Lees hier het interview met regisseur Floris Visser.

Lotte Lenya over Kurt Weill in een fascinerende film.

 

Vorig artikel

Floris Visser:' Studenten geven me hoop.'

Volgend artikel

Dit is het meest recente artikel.

De auteur

Peter Franken

Peter Franken